Sranantongo is de trots van de Surinaamse natie
Eenduidige begrippen en ontmaskering valse aantallen Het grondgebied Suriname behoort tot de taalregio van de Inheemse (Indiaanse) bevolking. De indiaanse (Tupi) talen zijn door toedoen van de Staat in een vergeethoek geraakt, o.a. ook door afname van de sprekersaantallen. Eens werden er op ons grondgebied voor 100% indiaanse talen gesproken. Vanaf halverwege de 16e eeuw hebben verschillende internationale talen in Suriname een thuis gevonden ten koste van de Indiaanse taal die nu slechts door 1,5% van de bevolking gesproken wordt. Hoe we ook over meertaligheid denken, over een ding kunnen we het snel eens zijn; de volledige beheersing van ten minste een taal is het gezondste uitgangspunt. De actuele situatie in Suriname is dat ironisch genoeg noch het Nederlands noch het Sranantongo 100% beheerst worden. Zelfs over de kwantitatieve omvang van de cultuurgroepen is er geen eenduidigheid. Het Algemeen Bureau voor Statistiek (ABS) worstelt openlijk met verouderde denkkaders hetgeen het definiëren van de etnische status van ingezetenen bemoeilijkt. De Chinese cultuurgroep (Hakka, Mandarijn , e.a. talen sprekend) bestaat uit oude, nieuwe, illegale, geïmmigreerde en transito Chinezen, en groeit het snelst. De Braziliaanse cultuurgroep, nu al 10 % van de Surinaamse bevolking, heeft een immigrantenstatus, maar is als taalgroep niet te verwaarlozen. Analyse van de cijfermatige gegevens van de zevende volkstelling (2005) brengt aan het licht, dat Surinamers met Afrikaanse referenties (ruim 32 %) de grootste cultuurgroep in Suriname vormen. De onjuiste etnische aanduiding en splitsing van creolen en Marrons moet worden herzien. Het Sranantongo is gegroeid vanuit het taalgebruik binnen de Afrikaans gerelateerde groep, in communicatie met de overige cultuurgroepen in Suriname. Als omgangstaal is zij allang buiten de groepsgrens van een cultuurgroep gestapt en geaccepteerd als collectief authentiek Surinaams product; een creatie van ons allemaal. Het geëmancipeerde Sranantongo kent meer sprekersaantallen buiten de Afrikaans gerelateerde cultuurgroepen, dat legitimeert zijn nationale status. Volgens de gehanteerde criteria van het ABS behoort ruim een kwart van de Surinaamse bevolking niet tot een specifieke cultuurgroep. Voor deze vitale groep – sommigen zeggen dat dit de echte Surinamers zijn van gemengd bloed- heeft het Sranantongo een nationale en cultureel intermediaire en bindende functie. De immigranten – nazaten van contractarbeiders – hebben zich van onderen op spontaan ingeburgerd in Suriname door zich o.a. primair het Sranantongo eigen te maken.
Geen volk zonder taal en letterkunde Het Nederlands (ABN) zal nimmer 100% door de Surinaamse bevolking worden beheerst omdat zijn bronnen zich elders aan de Noordzee (Nederland/België) bevinden. Het Nederlands loopt in Suriname altijd achter, behalve als wij de banden met de externe beïnvloeding doorknippen. Nationalisatie van het Nederlands is een optie, die door meerdere landen succesvol uitgevoerd is. In eerdere artikelen suggereerde ik hypothetisch dat deze genationaliseerde Nederlandse taal in Suriname, “Surinamees” zou kunnen worden genoemd. Onder de schutse van het genationaliseerde Nederlands zou het Sranantongo versneld kunnen worden geëmancipeerd.
James Baldwin, de Amerikaanse erudiete schrijver, zei mij in de jaren zeventig, toen ik hem in Amsterdam ontmoette over het Sranantongo, “Jullie zijn al 400 jaar bezig die taal te ontwikkelen? Jullie moeten opschieten.” Een gerespecteerde staat (territoir) heeft een volk (mensen met eigendomsrecht op dat territoir), en een eigen centrale taal (cultuur/communicatiemiddel). Die taal ontwikkelt en bestendigt zich alleen als er een letterkunde (schrijftraditie ) in bestaat, die overdraagbaar en conserveerbaar is. De bronnen voor die nationale letterkunde worden bepaald door de economie, de politiek, de maatschappij. Over de status van alle cultuurtalen die recht hebben op onderdak in het nationale Surinaamse huis, valt met rede te twisten.
Meertaligheid en culturele pluriformiteit Een actueel thema in de Europese landen is, het verplichten van immigranten (buitenlandse ingezetenen) om in te burgeren als voorwaarde voor participatie aan de maatschappij. Een taal- of culturele enclave (geregisseerd vanuit het land van herkomst c.q. een staat binnen een staat) wordt niet op prijs gesteld. Dit uitgangspunt – eerst aanpassen aan de taal van het ontvangende land – voorkomt dat groepen zich parasitair opportunistisch opstellen, binnen de rechtsstaat en enkel eigen groepsbelang, machtsusurpatie op etnische grondslag bepleiten. Het moderne marktdenken toetst de geïmmigreerde cultuurgroep bovendien permanent op haar culturele kostenfactor. Investeren in de overleving van de groep moet een collectief belang dienen. Talen vallen onder deze regels en uitgangspunten, die ook navenant van toepassing zijn op hun sprekers.
