Spelling Surinaamse moedertalen: eenheidsworst of bromkidyari
Het jaar 2023 was uitgeroepen tot het Jaar van de Spelling in Suriname. Er werden spellingcommissies ingesteld voor het Sranantongo, Sárnami, Arowaks, Okanisi, Saamaka en Trio. Ismene Krishnadath deed in de Ware Tijd kritisch verslag van oude en nieuwe ontwikkelingen op dit vlak en gidst ons in vogelvlucht door het Surinaamse spellingslandschap: is het eenheidsworst of bromkidyari [bloementuin].

door Ismene Krishnadath
Concordantie in spelling
In februari 2023 stelde de minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (OWC) twee spellingscommissies in: voor het Sranantongo en voor het Sarnámi. In oktober volgden commissies voor het Arowaks, Okanisi, Saamaka en Trio. Intussen waren de eerste commissies voortvarend aan het werk gegaan. In juni verzorgde dr. Renata de Bies, voorzitter van de commissie Sranantongo, drie webinars om bekendheid te geven aan nieuwe spellingsvoorstellen. Dr. de Bies hield de deelnemers aan de webinars voor dat ‘concordantie’ voortaan een leidend beginsel zou zijn voor de spelling van de verschillende moedertalen. (Hoewel het Surinaams-Nederlands ook een moedertaal is, wordt hier gedoeld op het Sranantongo en de verschillende cultuur-etnische moedertalen.)
Het begrip concordantie was in 1986 geïntroduceerd in het Surinaamse taallandschap door wijlen dr. Jnan Adhin, die voorzitter was van de toenmalige spellingscommissie voor het Sarnámi. Concordantie houdt in dat zo mogelijk dezelfde letters (grafemen) worden gebruikt voor de weergave van min of meer overeenkomstige klanken. De toepassing van het concordantiebeginsel zal voor het Sranantongo significante wijzigingen in de huidige spelling met zich meebrengen.

Geschiedenis van de Sranantongospelling
Het Sranan is in Suriname ontstaan. Belangrijke bijdragen aan het op schrift stellen van deze taal kwamen al vroeg vanuit de religieuze hoek. De EBG-gemeente hanteerde een spelling die gebaseerd was op de Duitse taal, gezien de Herrnhutterse afkomst van hun zendelingen. De spelling van de rooms-katholieke gemeente was gebaseerd op het toenmalige Nederlands.
In 1943 kwam Julius Koenders met een nieuwe spelling gebaseerd op de gesproken taal. Hij gebruikte deze spelling in zijn maandblad Foetoe-boi dat verscheen van 1946 tot en met 1956. De eerste overheidsbemoeienis met de spelling dateert van 1960. Toen werd een resolutie aangenomen op voorstel van een door de overheid ingestelde spellingscommissie, waarin onder meer Hein Eersel en Jan Voorhoeve zitting hadden. Deze commissie maakte een fonematische analyse van het Sranan. Zij stelde onder meer dat het Sranan een taal is met een eigen systeem. Dit betekent dat ook de klanken van het Sranan in een eigen systeem geordend zijn.
In 1979 deed de Cartografische Commissie die belast was met de geografische naamgeving het verzoek aan de minister van Onderwijs en Volksontwikkeling de spelling van 1960 van het Sranan te herzien. De minister willigde het verzoek in en in 1986 werd een nieuwe resolutie geslagen. In de commissie die hieraan had gewerkt zaten Eva Essed-Fruin, Hein Eersel, Eddy van der Hilst, Michel Berchem, Sita Kishna, Terry Agerkop en John Wilner (van het Summer Institute of Linguistics). André Kramp was voorzitter.
Toch waren gebruikers niet helemaal tevreden met het resultaat. Met name de organisatie Sranan Akademiya protesteerde tegen de schrijfwijze van de diftongen. Dit zijn klinkers gevolgd door een halfvocaal. De schrijfwijze volgens de resolutie van bijvoorbeeld ‘boi’ of ‘strei’, zou moeten zijn ‘boy’ en ‘strey’. Sranan Akademiya propageerde met succes deze spelling onder Sranantongo schrijvers.
In 1997 kwam er een werkgroep die aanvullingen/herzieningen moest plegen op de officiële spelling van 1986. De leden van deze werkgroep waren Robby Morroy, Renate Sluisdom, Renata de Bies, Eddy van der Hilst en Hein Eersel. De werkgroep deed de aanbeveling om de schrijfwijze van de diftongen volgens Sranan Akademiya over te nemen.
Helaas werd geen gevolg gegeven aan dit advies en in 2018 nam de culturele vereniging NAKS het initiatief de stand van zaken rond de spelling van het Sranantongo in kaart te brengen. De commissie die zij hiertoe instelde bestond uit: Eline Graanoogst, Marjorie Rotsburg, Lothar Boksteen, Journy Trottman, Henry Bel en Hans Breeveld. De commissie kwam in 2021 uit met een rapport, waarin drie spellingen met elkaar werden vergeleken: 1) De spelling van 1986, 2) De spelling van Sranan Akademiya en 3) de spelling van de werkgroep van 1997. Zij deed de aanbeveling een seminar te houden om de laatste knelpunten op te lossen en de nieuwe spelling te formaliseren. Het rapport van de commissie werd aangeboden aan
Marie Levens, de toenmalige minister van OWC.

Huidige voorstellen tot spellingswijziging van het Sranantongo
De huidige spellingscommissie Sranantongo, tot aan haar overlijden onder leiding van dr. de Bies, gaat mee met de door Sranan Akademiya gehanteerde schrijfwijze van de diftongen. Tot verbazing van een groot aantal deelnemers van de webinars, die overigens door NAKS werd gehost, stelt de commissie ook wijzigingen voor die nooit eerder ter sprake zijn gekomen. Deze nieuwe voorstellen vloeien voort uit het concordantiebeginsel. De tegenstanders hiervan hebben zich verenigd in het collectief Syoro en een brief aan de commissie gericht om hun bezwaren te verduidelijken. De brieven zijn ook verstuurd naar NAKS, de Taalraad en de minister van OWC. Het gaat om het volgende:
1) Woorden als dyari, waarvan de letters dy samen een klank vormen, worden vervangen door de engelse j (zoals in john). Dyari wordt dus jari.
2) Woorden als syatu, waarvan de letters sy samen een klank vormen, worden vervangen door sh. Syatu wordt dus shatu.
3) Woorden als tyari, waarvan de letters ty samen een klank vormen, worden vervangen door ch zoals in het Engelse child. Tyari wordt dus chari.
4) Herintroductie van de c en de j in het alfabet.
5) Nasale klanken, die gevolgd worden door een p of een b, worden niet langer geschreven met een n, maar met een m. Granpa wordt dus grampa.
6) Het gebruik van de apostrof om klinkers bij samenstellingen en reduplicaties te vervangen. Heriheri wordt dus her’heri.
Ten aanzien van de wijzigingen 1 tot en met 3 geeft het collectief Syoro aan dat de palatale consonanten (tongosten) dy, sy, ty en ny tot een klankfamilie horen. Voor deze klanken geldt de regel dat de medeklinker consequent gevolgd wordt door een y.
De voorgestelde wijzigingen maken inbreuk op de systematiek die er nu is in de spelling. Met de vervanging door een j, respectievelijk ch, respectievelijk sh wordt de familieband van deze klanken losgelaten.
Ten aanzien van punt 4 stelt het collectief dat de herintroductie van de letters c en j geen toegevoegde waarde hebben. Waarom meer letters als het met minder kan.
Ten aanzien van punt 5 wordt verwezen naar de resolutie van 1986 waarin is afgesproken om alle nasale klanken te coderen met een klinker+n, ook al klinkt de nasale klank als gevolg van de p of de b die erop volgt als een m. Dit is vooral belangrijk in samenstellingen, omdat de herkomst van de woorden verloren kan gaan. Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn als tanpe en granppa worden geschreven als tampe en gramppa. Bovendien zou granmma wel haar schrijfwijze behouden,
wat verwarrend kan zijn.
Punt 6 strookt niet met een belangrijke regel van de spelling van het Sranantongo dat woorden geschreven moeten worden zoals ze in een geïsoleerde positie worden geschreven. Ook samenstellingen dienen voluit te worden geschreven. Waar er sprake is van klinkerbotsing kan men een koppelteken plaatsen.
De nieuwe voorstellen zouden een belangrijke verandering van het woordbeeld in het Sranantongo met zich meebrengen. De zin ‘Ini a nyun yari a syatu man disi o tyari yu ala dey go na a dyari na a tra syoro.’ zou worden ‘Ini a nyun yari a shatu man disi o chari yu ala dey go na a jari na a tra shoro.’
Een afvaardiging van Syoro heeft deze bezwaren ook kenbaar gemaakt aan minister Henry Ori van OWC. De minister nodigde Syoro uit voor een lezing van dr. de Bies over concordantie op 12 januari 2024 in het gebouw van het Nationaal Archief. Hij sprak de hoop uit dat daar de dialoog kon worden opgestart tussen voor en tegenstanders van concordantie.

Lezing dr. De Bies over het concordantiebeginsel
De lezing van dr. de Bies was goed bezocht door taalprofessionals en vertegenwoordigers uit verschillende taalgroepen, met name het Sranantongo, het Sarnámi en het Surinaams-Javaans. De Marron- en Inheemse talen waren minder goed zichtbaar. De opening werd verricht door minister Ori, gevolgd door een presentatie van dr. de Bies van ongeveer 30 minuten. Hierna had het publiek
in drie vragenrondes de gelegenheid vragen te stellen aan een panel. Naast dr. de Bies hadden de taalkundigen drs Kries Bajnath (voorzitter van de spellingscommissie Sarnámi) en dr. Robby Morroy zitting in dit panel. De discussie werd geleid door prof. Franklin Jabini. De belangrijkste redenen die dr. de Bies aangaf voor het hanteren van het concordantiebeginsel waren:
- Natievorming. Ze sprak over ‘diversiteit in eenheid’, een omkering van het
vaak door wijlen Jnan Adhin gepropageerde ‘Eenheid in diversiteit’. De Bies
wilde de nadruk leggen op ‘eenheid’. Als alle moedertalen dezelfde
spellingsregels volgen zou dit bijdragen aan eenheid. - Leergemak. Door concordantie zou het leren van de verschillende
moedertalen gemakkelijker verlopen. Met het oog op de invoering van de
verschillende moedertalen in het onderwijs was concordantie volgens dr.
de Bies een noodzaak. Zij wees erop dat in het basisonderwijs intussen het
domein Meertaligheid bij het vak Taal is ingevoerd.
De eerste vraag uit het publiek kwam van Ruth San A Jong en werd gericht aan
minister Ori. Wanneer zou hij de nieuwe spelling invoeren? Op deze heel directe
vraag kon de minister geen direct antwoord geven. Hij wilde zich niet vastpinnen
op een datum omdat het voor hem duidelijk was dat er nog enkele hobbels
genomen moesten worden.

De eerste vraag uit het publiek kwam van Ruth San A Jong en werd gericht aan minister Ori. Wanneer zou hij de nieuwe spelling invoeren? Op deze heel directe vraag kon de minister geen direct antwoord geven. Hij wilde zich niet vastpinnen op een datum omdat het voor hem duidelijk was dat er nog enkele hobbels genomen moesten worden.
Een heet hangijzer in de discussie was de vraag welke taal als uitgangspunt genomen moest worden bij concordantie. Journy Trottman betoogde dat de spelling van het Engels zeer inconsequent is (bijvoorbeeld: de klank sh komt inderdaad voor in short, maar ook in sure). Ze achtte het niet wenselijk het Engels als uitgangspunt te nemen. Hierop reageerde dr. Bajnath door te stellen dat het helemaal niet zeker was dat Engels het uitgangspunt zou zijn. De dichteres Margo Morrison maakte zich zorgen over wat er met het Sranantongo zou gebeuren. Ze zei dat de taal nauw verweven was met haar identiteit, het was de taal waarin ze droomde en waarin ze mediteerde. Het panel probeerde haar gerust te stellen zodat ze kon blijven dromen. Ingrid Ameerali-Gever wees erop dat het Sranan als lingua franca de taal van alle Surinamers is en daarmee een bijzondere positie inneemt. Bovendien is er al heel wat werk verricht op het gebied van beregeling van deze taal. Ze vroeg de commissie een open oor te hebben voor degenen die gewerkt hebben en nog werken aan deze taal. Kwame van der Hilst vroeg ruimte om uitleg te geven over de palatale klankfamilie in het Sranantongo. Dit werd in eerste instantie geweigerd door de discussieleider, maar na protesten uit het publiek mocht hij zijn betoog voortzetten. De panelleden waren het niet met hem eens en bombardeerden de zaal met vakterminologie, die voor de meeste aanwezigen waarschijnlijk niet te volgen was. Mevrouw Gangaram Panday stelde simpelweg dat elke taal maar wat moest inleveren. Door de panelleden werd gesteld dat niemand verplicht zou zijn zich aan de voorgestelde spelling te houden, omdat Suriname geen taalpolitie heeft. Overigens een zwak argument dat niet bevorderlijk is voor een inhoudelijke dialoog.
Ook onderwijskundige zaken kwamen aan de orde. Ismene Krishnadath vroeg of er werkelijk onderzoek gedaan was naar het leergemak dat zou volgen uit de toepassing van concordantie. Bovendien leren Surinaamse kinderen spellen volgens Nederlandse spellingsregels en deze taal wordt buiten beschouwing gelaten bij de toepassing van concordantie. Dr. de Bies verwees naar literatuur van Smalley uit 1964 over het principe van optimale overdracht. Mercelino Nerkust wees erop dat momenteel in Suriname ook groepen zijn die thuis Portugees of Spaans praten. De spelling van die talen kunnen we niet veranderen. Wat doen we met de leerlingen die uit deze taalmilieus komen? Het panel kon hier niet op ingaan omdat de opdracht van de commissies zich beperkt tot de Surinaamse moedertalen. Prof. Jabini waagde zich niet aan een samenvatting van de avond. In plaats daarvan nodigde hij de aanwezigen uit nog wat na te praten onder het genot van een drankje en een snack.

Conclusie
Het mag duidelijk zijn dat het laatste woord nog niet is gesproken over de spelling van de verschillende Surinaamse moedertalen. Het collectief Syoro is niet blij met de voorstellen en dringt aan op een seminar om dieper in te gaan op de taalkundige kwesties. De spellingscommissies van Sranantongo en Sarnámi dringen aan op een snelle formalisering van de voorstellen. De overige ingestelde spellingscommissies hebben zich nog niet duidelijk geuit over het concordantiebeginsel. Mochten de voorstellen geaccordeerd worden door de minister van OWC, dan nog zal de realisering ervan een hele opgave zal zijn. Er zal studie verricht moeten worden om na te gaan welke klanken in welke talen overeenkomen en volgens welke taal zij geconcordeerd worden. Dan moet er alsnog voor elke taal een eigen spelling worden opgesteld, omdat elke taal typisch eigen klanken heeft. De nieuwe spellingen zouden gepubliceerd moeten worden en geïntroduceerd bij de gebruikers. Dit kost enorm veel geld en zal jaren duren.

In onderwijskundig opzicht is de vraag over het leergemak blijven hangen. Momenteel leren kinderen Engels en Spaans op school. Deze talen hebben elk hun eigen spellingsregels. Zal concordantie werkelijk bijdragen tot meer leergemak om de Surinaamse moedertalen te leren schrijven. Wanneer zal dat überhaupt gebeuren en in welke vorm? De literatuur waarnaar dr. de Bies heeft verwezen lijkt enigszins gedateerd. Recenter onderzoek, onder andere beschreven in het boek Meertaligheid en onderwijs (2017) toont aan dat meertalige kinderen makkelijk over kunnen schakelen van de ene taal naar de andere. Het domein Meertaligheid, zoals dat nu is ingevuld bij het vak Taal in leerjaar 7 en 8, heeft vooral affectieve doelen. Kinderen maken kennis met elkaars talen door middel van liedjes, woordjes en verhaaltjes. De instructietaal blijft Nederlands. De teksten in de gebruikte moedertalen zijn gespeld volgens de richtlijnen van moedertaaldeskundigen. Aan de hand van audiofiles kunnen de leerkrachten de uitspraak van de woorden beluisteren. Momenteel lijkt deze werkwijze de meest haalbare als het gaat om meertaligheidsonderwijs.
[De Ware Tijd Literair, 19 januari 2024]
Ismene Krishnadath is schrijfster, uitgeefster en meertaligheidsconsultant van het MINOWC.