blog | werkgroep caraïbische letteren

Slavernij in Portugal en Spanje (5 en slot)

door Fred de Haas

‘Fala de Guiné’, de creoolse taal van de Afrikaanse slaven

Een andere manier om Afrikanen belachelijk te maken was om de spot te drijven met hun manier van Portugees spreken. Zij spraken in de omgang met de Portugezen natuurlijk niet het officiële Portugees van de 16e en 17e eeuw, maar een taal die was afgeleid van het Portugees en aan de oorsprong stond van het Kaapverdiaans en het Papiaments. Deze taal noemde men ‘lingua de preto’ (zwartentaal) of ‘fala de Guiné’ (taal die men in Guinee , de algemene benaming voor West-Afrika sprak). Die was voor de doorsnee Portugees niet altijd makkelijk te verstaan. De woorden en de zinsbouw verschilden natuurlijk van het gewone Portugees. Dat bleek een gerede aanleiding om degenen die zo’n ‘taaltje’ spraken belachelijk te maken. Bijvoorbeeld in toneelstukken.

 


In de Spaanse en Portugese literatuur zijn hier tal van voorbeelden van. Lope de Vega liet de mulatinnen gewoon Spaans spreken maar de echte Afrikaan liet hij de R met de L en de D met de R verwisselen. In plaats van het Spaanse ‘todos somos pecadores’ (= wij zijn allen zondaars) zei de Afrikaan in zijn ‘habla de negros’ : ‘toro somos pecandole’.
In de Portugese literatuur vinden we voorbeelden hiervan bij de toneelschrijver Gil Vicente en bij Antonio Ribeiro Chiado (1520-1591). Chiado schreef ± 1568 de Auto das Regateiras (= het toneelstuk van de handelaarsters). Dat was het eerste Europese toneelstuk waarin een zwarte vrouw, een slavin, een hoofdrol speelde.

 

Voorblad van de ‘Auto das Regateyras’ van Antonio Ribeyro, uitgegeven door Germão Galharde, Lissabon (na 1568). De figuur rechts is de Afrikaanse Luzia.

De eerste dialoog, in courant Portugees, gaat tussen de oude, leugenachtige eigenares-handelaarster (‘a velha’ = de oude vrouw) en Pero, een aanstaande schoonvader/koper. De oude vrouw noemt de zwarte Luzia een ‘perra’ (teef). De taal van de oude verraadt dat ze een handelaarster is uit een volkswijk. Ze liegt duidelijk over de leeftijd van Luzia, de ‘negra’.

Pero : E esta de qu’anos será?

Velha : Ela veio a meu poder
moça de trinta e um ano
não tendes comigo engano.

Pero : E agora que pode haver?

Velha : Não queira Deos que vos menta
houve-a no tremor da terra
pode agora ser essa perra
moça dalguns cinquenta
salvante s’a conta erra.

Pero: En hoe oud zou die vrouw zijn ?

Velha: Ze kwam onder mijn gezag
als vrouw van 31 jaar
en ik maak je niks wijs.

Pero: En hoe oud zou ze nu zijn?

Velha: God verhoede dat ik tegen je lieg
ik kreeg haar ten tijde van de aardbeving
die teef kan nu een vrouw
van ongeveer vijftig zijn
als ik niet verkeerd heb geteld

In de tweede dialoog wordt er van taalregister veranderd. Luzia spreekt haar eigen gebroken Portugees en Pero doet haar van de weeromstuit na. Dat wekt natuurlijk de lachlust van de toeschouwers op:

Pero: Como chamar terra vosso?

Negra: Terra meu nunca saber
pera que bosso perguntá
esse cousa nunca ouvir.

Pero: Quantos filho vós parir?

Negra: Dosso, três, quatro juntá.

Pero: A bosso tem inda dente?

Velha: Ainda tem os queixais
eh moça vós que lh’olhais?

Pero: Comer bem santar valente?

Velha: Quant’a disso não na há i mais.

Pero: Não curemos de mais festa
não há i mais que falar.

Velha: Vai acabar d’amassar
deixa-m’essa massa testa.

Pero: Hoe heten uw land ?

Negra: Mijn land nooit weten
waarom u vragen?
dat ding nooit horen.

Pero: Hoeveel kinderen u baren?

Negra: Twee, drie, vier, samen.

Pero: U heeft nog tand?

Velha: Ze heeft haar kiezen nog;
een jonge vrouw; kan je dat niet zien?

Pero: Eten goed? Gezond zijn?

Velha: Kan niet beter wat dat betreft.

Pero: Het heeft lang genoeg geduurd
er valt niets meer te bespreken.

Velha: Stop maar met het deeg te kneden,
het is nu wel voldoende getest.

Die zogenaamd grappige manier van spreken was trouwens niet nieuw voor het publiek van die tijd. Priesters en (hoog)leraren spraken vaak potjeslatijn en die gewoonte werd nog eens dubbel benadrukt door de manier waarop het ‘gewone’ volk het Latijn van de kerk uitsprak. Een voorbeeld uit de Auto das Regateiras moge dit verduidelijken. De slavin Luzia was allang bekeerd tot het katholicisme en ging trouw naar de kerk. Toen haar bazin haar riep liep ze geschrokken naar haar toe onder het uitspreken van ‘Crialeisam, Cristeleisam sato biceto nomen tuu’, een verbastering van ‘Kyrie eleison, Christe eleison, sanctificetur nomen tuum.’

We zien ook dat de bijna ‘eeuwigdurende’ slavernij ingeburgerd was op het Iberisch Schiereiland, hoewel dat inging tegen de officiële wetten. Ook mochten familieleden niet uit elkaar worden gehaald door de ‘corretores’ (slavenhandelaars), maar dat gebeurde toch. Tomás de Mercado , dominicaan, had wel geschreven dat het gevangen nemen of verkopen van negers in een ‘rechtvaardige oorlog’ was toegestaan, maar ‘omdat Portugezen en Spanjaarden zoveel geld geven voor een neger zonder dat er sprake is van oorlog […] komen er op die manier eindeloos veel gevangenen, hetgeen ingaat tegen elke vorm van rechtvaardigheid’.
Helaas praatten in die tijd veel theologen de kwalijke praktijken van de slavenhandelaren lafhartig goed.

Tenslotte
Het is nog niet zo heel lang geleden dat men het nodig vond mensen uit hun land te halen, van huis en haard te beroven, als dwangarbeiders te gebruiken en ook nog te vernederen.
Vele vormen van slavernij bestaan nu nog steeds. Openlijk of verborgen.

 

NOTEN

  1. F. Dahn, Westgothische Studien, bij Ch. Verlinden, l’Esclavage dans le monde ibérique médiéval, I, 1955, De Tempel, Brugge, p. 94.

2. Gibraltar ontleent zijn naam aan Tariq: ‘Djebel al-Tariq’ = de berg van Tariq. Een moderne analogie: de naam van de Spaanse plaats Algeciras komt van het Arabische ‘Al-jazyrah’ (= schiereiland). Die naam is overgenomen door de moderne Arabische TV zender uit Qatar: Al Jazeera.

3. Ch. Verlinden, op. Cit. p.106.

4. Lorenzo y Jaime Villanueva, Viage literario a las iglesias de España. Tomo IX. Cervera, Solsona, Ager y la Seu d’Urgell, Madrid, Imprenta Real, 1803-1852, p.260 : ‘Sciatur a cunctis quia pro defensione ecclesiae Agerensis feci ego offerenda […] similiter a domino apostolico Alexandro quinque milia solidos aureos Valentiae et decem captives nigros …’ (vert. Laat iedereen weten dat ik voor de verdediging van de kerk te Ager ook een gift hebt gedaan aan paus Alexander van vijfduizend gouden Valenciaanse solidi en tien zwarte slaven). Citaat op bladzij 133, Verlinden, op. cit.

5. Manuela Marín, Mujeres en al-Andalus, Madrid, CSIC, 2000, p.132.

6. Het woord ‘harem’ heeft betrekking op het Arabische woord ‘haram’ dat ‘verboden’ betekent. Een harem was verboden gebied voor mannen, behalve voor een gecastreerde man, een zogenaamde eunuch. Het Arabische woord voor ‘eunuch’ was ‘saklabi’ (al in de 9e eeuw waren er veel Slavische eunuchs in het Kalifaat van Bagdad). Hoewel er geen bewijs voor is zou het aannemelijk zijn dat het woord ‘esclavus’ vanwege de klank ‘skl’ verwant is aan het Arabische ‘saklabi’ (meervoud: ‘sakāliba’). De ‘skl’ klank komt terug in het Duitse ‘Sklave’, het Franse ‘esclave’, het Spaanse ‘esclavo’, het Griekse ‘sklavos’, het Catalaanse ‘sclau’.

7. Arabisch ‘amir’ betekent ‘commandant’ of ‘vorst’. Het woord ‘admiraal’ komt van het Arabische ‘amir al-bahr’ (= zeebevelhebber).

8. Afgeleid van het Latijns/Griekse maurus/mavros = zwart = Moor.

9. De beroemde fado-zangeres Amalia Rodrigues heeft het lied ‘Mouraria’ altijd op haar repertoire gehad.

10. Moriscos was de naam voor ‘bekeerde’ Moren.

11. Een Pragmática is een wet die een onwelgevallige situatie voor de Staat moet tegengaan. Het woord komt van het Griekse ‘pragma’, dat ‘zaak’ of ‘stand van zaken’ betekent.

12. In Spanje bekend onder de naam Don Juan de Austria.

13. Antonio Moliner Prada, profesor de Historia de la Universidat Autònoma de Barcelona, La Expulsión de los Moriscos, Nabla Ediciones, Alella (Barcelona), p.101.

14. ‘Barbarije’ (Spaans ‘Berbería’) was de algemene naam voor landen in Noord-Afrika, van Tunesië tot en met Marokko. De naam impliceert dat de Moren werden beschouwd als barbaren.

15. The Life of Lord Exmouth, 1837.

16. Na de inname van Tunis in 1535 werden er, tijdens de regering van Karel V, 18.000 gevangenen gemaakt, na de slag bij Lepanto 3600, na de verovering van Tripoli 10.000 en na de verovering van Oran 8000 gevangenen.

17. Alessandro Stella, Histoire d’esclaves dans la péninsule ibérique, Edition de l’Ecole des Hautes Etudes en Sciences Sociales, Paris, 2000, p.68.

18. Arabisch ‘saray’ = paleis.

19. Ik quam dan voor de koning in sijn kamer daar hy lag, alwaar wel 50 vrouwspersonen waren, den eenen schoonder dan den ander, geschildert in het aangesigt, en gekleed als godinne uytmuntende schoon, en een yder met haar instrumenten, daar sij op speelden en songen, soodat daar soo een kostelijk melody was, dat ik sodanig nooyt gehoort hebbe. […] De koning lag dan in de schoot met sijn hooft van een vrouw, en sijn voeten in de schoot van een ander, en een van agter hem, en een ander van voren, die hem streelden. […] De koning deede terstond het speele ophouden en deed mijn naderen en nedersitten, en deed mijn op de sieter spelen. Ik kon geen woord van de koning verstaan, als allenig door het wysen dat hy deed. Ik speelde dan wel een uur voor den koning, hetgeen hem behaagde, en sprak tot mijn maar konde hem niet verstaan. Maar ik ben tog derna agter de saak gekomen, wat hy sijde, te weten van wat natie ik was, Frans of Spaans of Hollands of Engels, en dat ik moest Turks worden, dat ik dan sijn vrouw soude wesen. Nadat ik een groot uur bij hem geseten had, so quam daar een vrouw en nam mijn voor de koning vandaan, nadat sy een poos voor de koning had staan praten, die haar verordineerde mijn te doen Turks worden, en als ik dan Turks was, om mijn dan op sijn schoonst op te schikken, en soo tot de koning in te brengen. Deze vrouw diende dan anders nergens toe, als de jonge maagden op te pronken voor de koning, want hy alle vrydagen moet een jongen maagt hebben. Verders ontbied hy dan de rest van de vrouwe die hy dan weleer gebruykt heeft, en die swaar waren quam hy niet weer by, doordien het sonden is by bevrugte vrouwen te komen’. (Uit: Wonderbaarlyke en merkwaardige gevallen van een twaalfjarige slaverny van een vrouspersoon genaemt Maria Ter Meetelen, woonachtig tot Medenblik. Tot Hoorn gedrukt by de weduwe Jacob Duyn, boekdrukster en verkoopster op het Oude Noort, by de Nieuwesteeg, 1748’. Heruitgave, bezorgd door Laura van den Broek en Maaike Jacobs, in 18e eeuws Nederlands, de Walburg Pers, 2006, bldz.264, 265.

20. De Sharia (Arabische wetgeving) zegt daar echter niets over.

21. Verdun stond bekend als een plaats waar castratie van mannen plaatsvond om eunuchen te produceren. De bisschop van Cremona vertelt in zijn Antapodosis (958-962) dat Verdun een ware eunuchenfabriek was.

22. Ch. Verlinden, op. cit. p. 283 en 447.

23. […] wij verklaren middels deze brief dat genoemde Indianen en alle volken die de christenen nog zouden ontdekken, ofschoon ze buiten het christelijk geloof leven, vrijelijk en legaal hun eigendommen kunnen bezitten, gebruiken en hiervan genieten; dat ze niet tot slavernij mogen worden gebracht en dat alles wat hiertegen in gaat van nul en gener waarde is; dat genoemde Indianen en andere volken moeten worden uitgenodigd om het geloof van Christus te omarmen door de prediking van het Woord van God en het voorbeeld van een deugdzaam leven […].
Gedaan te Rome in het jaar 1537 op de vierde dag van de none van juni (2 juni) in het derde jaar van ons pontificaat.

24. Ch. Verlinden, op. cit. p. 615.

25. In de Bul Dum Diversas (1452).

26. In de Bul Romanus Pontifex (1454).

27. Met ‘Guinee’ werden ongeveer de volgende gebieden aangeduid: Senegal, Gambia, Guinee-Bissau, Mali, Burkina Fasso.

28. J.P. Aillaud, Paris, 1841, hoofdstuk 25, pagina 132-135.

29. In 1550 waren er 10.000 slaven in Lissabon, in 1700 ongeveer 30.000.

30. Het brandmerk van Guinee. Zie ook A.Saunders, A social history of black slaves and freedmen in Portugal, 1441-1555, Cambridge University Press, 1982. Het Spaanse brandmerk was een S (Es) + de afbeelding van een spijker (clavo). Volgens een volksetymologie betekende dit ‘esclavo’ (slaaf). De werkelijke betekenis was ‘Sine Iure’ (= rechteloos). Gevluchte slaven werden gebrandmerkt. Ook de slaven die werkten in de zilvermijnen van Almadén.

31. Vert. Het Slavenhuis.

32. Zie p. 17 en 59, Saunders, op.cit.

33. Ordenações Manuelinas, 1514.

34. Cádiz was met Sevilla de belangrijkste slavenmarkt van Spanje. In 1565 telde Sevilla ruim 6000 slaven. Toen het Poolse leger in 1683 onder Jean Sobieski een overwinning had behaald op de troepen van de Ottomaanse Sultan, brachten Venetiaanse schepen ± 2000 Turkse gevangenen naar Cádiz.

35. Alessando Stella, Histoire d’esclaves dans la Péninsule Ibérique, Editions de l’Ecole des Hautes Etudes en Sciences Sociales, Paris, 2000, p.184.

36. Cristóbal Suárez de Figueroa, Plaza Universal de todas ciencias y artes, Perpignan, 1629, p. 321.

37. Alonso de Sandoval, Un tratado sobre esclavitud, Alianza Editorial, Madrid, 1987, p. 142. Originele tekst is van 1623.

38. Onder de Almoraviden drong de Islam in de 11e eeuw verder West- Afrika binnen. Het Christendom kwam pas in de 16e eeuw.

39. A. Brasio, Os pretos em Portugal, 1944, p. 114.

40. Voor de corresponderende Spaanse tekst zie bladzij 547, hoofdstuk 29 in de uitgave van Aguilar S.A. de Ediciones, Madrid,1968.

41. Wie op de West-Indische ABC eilanden is geweest herinnert zich de ‘pan dushi’ en de ‘pan bolo’ die daar nog steeds worden gebakken en verkocht.

42. Juan de Mariana, Obras de Juan de Mariana, Biblioteca de Autores Españoles, no 30, 1950. In: La Esclavitud en la Granada del siglo XVI, Aurelia Martín Casares, Editorial Universidad de Granada, 2000, p.424.

43. Op Curaçao werd de Afrikaanse taal die vroeger nog door slaven werd gesproken ‘guene’ genoemd.

44. De Portugese tekst van dit toneelstuk is te lezen op de site Teatro de Autores Portugueses do Séc. XVI, http://www.cet-e-quinhentos.com/

45. Vert. Heer, ontferm u over ons, Christus ontferm u over ons, uw naam worde geheiligd.

46. Tomás de Mercado, Suma de Tratos y Contratos (1571) ; Nicolás Sánchez Albornoz, Biblioteca de Autores Españoles. Obras escogidas de filósofos, Atlas, Madrid, 1953, p.275-277.

 

Wassenaar, juni 2018

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter