blog | werkgroep caraïbische letteren

Slavernij in Portugal en Spanje (4)

door Fred Haas

Portugal

Naarmate de Portugezen verder voeren langs de Afrikaanse Westkust vermeerderde het aantal zwarte slaven. Oost-Spanje, Zuid-Frankrijk en Italië importeerden allang zwarte Afrikanen die uit de Sudan met karavanen door Arabieren werden aangevoerd. Christelijke handelaren kochten ze en verdeelden ze in het Middellands Zeegebied.
In 1425 namen de Portugezen een Noord-Afrikaans schip in beslag bij de Atlantische plaats Larache (Marokko). Dat schip vervoerde 53 ‘negers’ en 3 ‘negerinnen’ (xxiv).

 

Langzaam zouden de Portugese handelaren de Arabische slavenkooplui gaan verdringen net als Vasco da Gama en Pedro Alvares Cabral de Arabische handelaren uit de Golf van Perzië en de Rode Zee hadden verdreven. Dat bracht tal van slaven uit India naar Portugal. In het begin van de 17e eeuw vertrokken nog Portugese schepen uit Goa met een lading van 100-300 Indiase slaven per vloot.
In 1452 had Hendrik de Zeevaarder (Enrique o Navegador) officieel toestemming (xxv) van paus Nicolaas V gekregen om ‘Saracenen, heidenen en andere ongelovigen’ tot slaaf te maken. Daarmee gaf de paus in feite zijn fiat aan de slavenhandel. In 1455 bevestigde de paus zijn toestemming (xxvi) aan de Portugese koning Alfons V om ‘Moren, heidenen en andere vijanden van Christus’ van hun vrijheid te beroven.

Het begin van de handel

Op 8 augustus 1444 vond, vroeg in de ochtend, de eerste distributie van Afrikaanse slaven plaats in Lagos (Portugal). Het betrof 235 ‘stuks’ (peças).

De kroniekschrijver Gomes Eanes de Zurara vertelt in zijn Crónica da descuberta e conquista da Guiné (xxvii) het volgende (xxviii) over de verdeling van de slaven: ‘Zonen moesten uit de armen van hun vaders worden gerukt, vrouwen gescheiden van hun mannen, broers van hun broers, […] moeders sloten hun kinderen in hun armen en namen de vlucht […], inwoners keken ernaar, sommigen huilden, anderen slaakten kreten en brachten degenen die de slaven verdeelden in de war’.

Kroonprins Enrique (Hendrik de Zeevaarder) zat op zijn paard en keek toe. Hij had recht op 96 slaven, die hij verdeelde aan leden van zijn gevolg. Kroniekschrijver Zurara was tevreden bij de gedachte dat al die slaven Christenen zouden worden en Portugees zouden leren.
Omdat het vanaf 1474 verboden was om zonder toestemming van de koning Moren gevangen te nemen, kwamen er vanaf die tijd praktisch alleen maar grote aantallen zwarte slaven op de markt (xxix).

In 1481/82 werd in Afrika de versterkte handelspost São Jorge da Mina gesticht. Hiervoor werd een expeditie uitgezonden van 11 schepen met een militair contingent van 600 man onder commando van Diogo da Ajuda. Aan boord van de schepen was al van tevoren gemerkt en geprefabriceerd bouwmateriaal voor de bouw van het fort aanwezig en een honderdtal steenhouwers en timmerlui. Vanuit dit fort zouden de slaven uit Benin (Dahomey), Rios de Guiné en Kongo verder worden gedistribueerd. Ze kregen op hun rechterarm een kruis en later een G (xxx) gebrand.

Bij terugkeer in Portugal gingen de schepen voor anker in de Taag waar ambtenaren van de Casa dos Escravos (xxxi) de lading slaven en de administratie controleerden. Elke slaaf werd op zijn waarde geschat en de vastgestelde prijs werd met een stuk perkament aan een touw om zijn hals gehangen. De almoxarife (belastingambtenaar) schreef een ontvangstbewijs uit waarop het totaal aantal slaven, hun prijs en de naam van het schip werden genoteerd. Er werd 20% belasting geheven op elke verkochte slaaf.

De meeste slaven kwamen terecht in Lissabon, Evora en de Algarve en slechts een klein percentage in de Alentejo, Estremadura of Oporto. Er is weinig bekend over de aantallen slaven omdat veel fiscale en handelsboeken werden vernietigd bij de aardbeving van 1755 (xxxii).

In 1518 kwam er toestemming om slaven direct vanuit Afrika naar Spaans-Amerika en de Caraïben te vervoeren. De voornaamste distributiecentra waren Kaapverdië, São Tomé en Príncipe.
Gedragsregels
In de loop der tijden werden er allerlei officiële wetten en regels (Alavá’s) uitgevaardigd die de gedragsregels voor slaven vaststelden. Zo mocht er niets worden gekocht van slaven, omdat hun koopwaar allemaal gestolen was, en er mocht geen wijn aan hen worden verkocht. Ook mochten ze niet eten of drinken in etablissementen. Wie het waagde om zijn baas te doden werd de handen afgehakt en opgehangen.

Ook kwamen er regels voor het water halen aan de stadspomp. Omdat mensen die water kwamen halen elkaar in de weg liepen en er ruzies uitbraken bij de Chafariz d’El Rei (Koninklijke Fontein, Lissabon) en andere fonteinen kwam er in 1551 strenge regelgeving.

De eerste kraan was voor vrijgelatenen en slaven. De volgende was voor de Moren die de galeien van water moesten voorzien. De derde en vierde waren voor zwarte vrouwen en mulatten. De achterste kraan, aan de kant van de Alfama, was voor blanke vrouwen.

Zwarte vrouwen en mannen die, lopend in de stad, spullen (bijvoorbeeld vruchten), verkochten uit manden mochten onderweg niet stoppen om uit te rusten. Daar zouden maar moeilijkheden van komen.

Ook eigenaars van slaven moesten zich aan de regels houden. Zo hadden ze de plicht om binnen zes maanden na aankoop hun slaven te laten dopen. Deden ze dat niet dan raakten ze hun slaven kwijt (xxxiii).

Tweederangsburgers in Spanje en Portugal

Zwarte slaven in Spanje en Portugal werden gereduceerd tot de kleur van hun huid. ‘Negro’ en ‘negra’ waren synoniemen voor slaaf en slavin. Ze werden beschouwd als cultuurloze, onbeschaafde wezens. De kleur ‘zwart’ werd geassocieerd met de dood. Het was de kleur van verdriet en lijden, maar ook de kleur van de duivel. Slaven die duidelijk met een godsdienst of land waren verbonden werden aangeduid als ‘Moro’ (islamiet), ‘Berberisco’ (uit Noord-Afrika = Barbarije), ‘Morisco’ ( = bekeerde islamiet in Spanje). De slaven uit Guinee werden beschouwd als gewillig, dom en inferieur.

Hoewel we het in dit artikel steeds over ‘zwarten’ hebben is het nodig bij deze kleur enige nuance aan te brengen. Voorbeelden van donkere kleurschakeringen staan te lezen in de inventaris van weeskinderen die stonden ingeschreven in het weeshuis van Cádiz (xxxiv). Men wist kennelijk niet goed weg met al die kleuren. Alessandro Stella (xxxv) heeft hiervan een merkwaardige tabel gepubliceerd voor de jaren 1710-1727. Een selectie uit de diverse kleurschakeringen:

negro (zwart), moreno (donker), moreno pelo prieto (donker met heel zwart haar), moreno pelo negro (donker met zwart haar), moreno legañoso (zandkleurig donker), muy moreneado y pelo castaño (behoorlijk donker met kastanjebruin haar), moreno pelo castaño (donker met kastanjebruin haar), moreno que parece mulato (donker tot lichtbruin), moreno y trigueño (lichtbruin en graankleurig), mulato (lichtbruin), mulato pelo negro (lichtbruin met zwart haar), pardo pelo castaño (gemengd donker met kastanjebruin haar), trigueño (graankleurig), trigueño pelo rubio (graankleurig met blond haar), trigueño claro pelo castaño (licht graankleurig met kastanjebruin haar).

De algemene, negatieve mening over slaven werd vertolkt door een schrijver uit het begin van de 17e eeuw (xxxvi): ‘De slaven van tegenwoordig zijn Turken, Berbers of negers; de twee eerste soorten blijken gewoonlijk trouweloos, kwaadaardig, diefachtig, drankzuchtig, geil en geneigd tot misdaad. Voortdurend zweren ze samen tegen hun meesters; hun dienstbaarheid is verdacht, gevaarlijk en kan je beter vermijden’.
De Islamieten hadden vanwege hun godsdienst de naam rationeel en gevaarlijk te zijn. De echte vijand van het katholicisme was de Islam. De Jezuïet Alonso de Sandoval (1576-1652) heeft het in zijn verhandeling over de slavernij (xxxvii) over de ‘vervloekte secte van Mahoma’ (xxxviii).

Het animisme waar ‘de zwarten’ aanhangers van waren werd door de katholieken niet als gevaarlijk beschouwd. De zwarte Afrikanen hadden vaak een hekel aan de Islam omdat ze in hun jeugd waren geroofd door Arabieren, opgevoed in de Islam en verkocht aan de Christenen. In de Spaans-Portugese 16e eeuw was de slaaf een tweederangs wezen. Ze worden meer als dieren beschouwd dan als mensen en waar het kon belachelijk gemaakt.

In berichten van reizigers wordt die indruk bevestigd. De Duitse ambassadeur van Frederik III, Nikolaus Lanckmann von Valckenstein, merkt in 1452, als hij door Barcelona komt, het volgende op: ‘hier koopt en verkoopt men mensen als dieren’. Nog in 1842 zegt een reiziger uit Noord-Europa die zich in Lissabon bevindt dat de duizenden slaven die hij had gezien ‘niet door de Portugezen als mensen werden behandeld, maar als een gemeen ras van huisdieren’ (xxxix).

Afrikanen in de literatuur

In het beroemde werk van Cervantes El ingenioso hidalgo Don Quijote de la Mancha uit 1605 kunnen we lezen hoe de ‘schildknaap’ van don Quichot, Sancho Panza, over negers denkt. Er wordt hem als beloning van zijn diensten een Rijk beloofd waarover hij als een vorst zal heersen. Er kleeft slechts één bezwaar aan dat Rijk: er wonen allemaal zwarten. Cervantes heeft de naam van het land niet zomaar verzonnen: ‘Micomicón’ (= Apenland). Sancho is hier niet blij mee en vraagt zich af wat hij ermee aan moet (xl): ‘Hij was alleen verdrietig bij de gedachte dat zijn Rijk in een land van zwarten lag en dat de mensen die hij als onderdanen kreeg allemaal negers moesten zijn; maar in gedachten vond hij daar al gauw een goede oplossing voor en hij zei bij zichzelf: ‘wat kan mij het schelen dat mijn onderdanen negers zijn? Ik hoef ze alleen maar naar Spanje te slepen waar ik ze zal kunnen verkopen en waar ze me contant zullen betalen. En met dat geld kan ik een of andere titel kopen of een goede functie waardoor ik alle dagen van mijn leven in rust kan doorbrengen’.
Ook de beroemde Portugese toneelschrijver Gil Vicente maakt de zwarten belachelijk. In Fragoa de Amor (1524) vraag de godin aan de zwarte Furunando (= Fernando) of deze een christen is. Furunando begint dan het ‘Pater Noster’ (= Onze Vader) op te zeggen, maar in plaats van Pater Noster zegt hij ‘Pato Nosso’ (= Onze Eend).
Furunando vindt zichzelf lelijk en hij vraagt aan Cupido of deze hem wit kan maken. Als Cupido dit doet, veroorzaakt hij een ander probleem. Omdat Furunando nog steeds zijn ‘fala de Guiné’ (= Creools Portugees uit West-Afrika) spreekt, lachen de blanke vrouwen hem uit en denken de zwarte vrouwen dat hij hen voor de gek houdt.
In andere toneelstukken worden slaven slecht behandeld door hun eigenaren en worden vaak ‘perros’ (= honden) genoemd of perras moras (Moorse teven).

‘Slavenbaantjes’

Slaven deden vaak dienst als huisslaven, maar hadden allerlei andere baantjes. In Lissabon roosterden ze sardines aan de Taag, ze handelden in lompen en verkochten etenswaar in de stad. Vrouwen verkochten water uit de stadspomp en deden dienst als wasvrouw. Ze verkochten ook zoete broodjes (doces, bolos) (xli). Mannen hielden zich bezig met pottenbakken, timmeren, stukadoren, ijzer- en leerbewerking en vervoer. Ze waren kappers, hielpen in de haven en de visserij.
Men maakte ook graag gebruik van zwarte muzikanten. Muziek en dans werden druk beoefend op feesten in het paleis of op avonden van de adel. Het exotische uiterlijk van de muzikanten verhoogde de status van adel en geestelijkheid. De hertog van Bragança had 11 ‘charamelas’ ( = schalmei slaven) in dienst in 1565. In 1571 werd de pauselijke gezant Kardinaal Alexandrino in Vila Viçosa ontvangen met trommelmuziek ‘gespeeld door zwarten’
Overigens keurde de geestelijkheid van het Iberisch Schiereiland de wellustige dansen van de zwarten op hun feesten af.

Juan de Mariana (1536 – 1624) (xlii) schreef naar aanleiding hiervan het volgende:

‘Samen met andere nieuwigheden zijn er in deze tijd een dans en een gezang opgekomen met zo’n wellustige tekst en zulke lelijke bewegingen dat de fatsoenlijkste mensen er hitsig van zouden worden. […] wat zouden de mensen ervan zeggen dat men in het wereldrijk Spanje, waar religie en rechtvaardigheid hun thuis vinden, niet alleen in het geheim maar in het openbaar met beweging en zang op de smerigste manier de onzedelijkste en goorste handelingen nadoet die ze in de bordelen verrichten met omhelzingen en kussen en vul maar aan, met de mond, de armen, de lendenen en het hele lijf zodanig dat alleen het vermelden hiervan schaamte opwekt’.

 

[wordt vervolgd, klik hier]

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter