Slavernij in het frame van eigendomsstrijd
door Ditter Blom
In vervolg op mijn eerdere post over witte beeldvorming in slavernijkritiek en een commentaar daarop, wil ik even terugkomen op de kwestie. Het gaat om de titel van het boek: Eigendomsstrijd. De schrijver Fatah-Black heeft de titel ongetwijfeld gekozen in het kader van het kritiseren van de slavernij. Dat is zijn werk waar hij veel over heeft gepubliceerd. De titel impliceert kritiek op het systeem want het gaat over de strijd tegen de kolonialen die de eigendom over slaven claimen. Toch is het de vraag of we door de focus op eigendom als kern van kritiek niet vast blijven in een frame dat ons beperkt.
De slavernij is een complex systeem van niet alleen onderdrukking en onvrijheid, maar ook van beeldvorming en stereotypering op grond van ras en uiterlijk om de onvrijheid te kunnen rechtvaardigen. De effecten van deze beeldvorming spelen tot op heden door. Niet alleen in het botte racisme maar in vele subtiele vormen van opvattingen over eigenschappen die aan groepen worden toegekend. Om af te rekenen met de slavernij en de effecten ervan is begrip nodig van wat de slavernij was en hoe de effecten ervan nog steeds doorspelen.
Een mens kan geen eigendom zijn
De vraag is kan eigendomsstrijd bestaan? Kan men in strijd zijn om de eigendom van een mens, want daar gaat het over. Eigendom is precies het punt bij slavernij. En ook juist waar de schoen wringt. Eigendom van mensen is niet alleen verwerpelijk, waarover geen discussie bestaat, maar sociaal gezien niet mogelijk; een mens kan niet eigenaar zijn van een ander mens. Dat staat haaks op ieder beeld, ieder gevoel en iedere regel over menselijke betrekkingen. Dat die regels er in het verleden wel waren zegt iets over toen. Het idee van eigendom van mensen heeft door de eeuwen heen altijd ter discussie gestaan. Het heeft altijd gebotst met de erkenning van menselijke waarden en waardigheid van het individu. Vanaf het begin van de slavernij is er kritiek op het idee van eigendom van mensen geweest en waren er mensen die op humanitaire en religieuze gronden slavernij veroordeelden. Juist omdat die afwijzing er was, omdat de botsing met de menselijkheid zo overduidelijk was, bestond de noodzaak om de slaafgemaakten te typeren als minder dan de gewone mens. De minderwaardigheid werd toegeschreven aan huidskleur, het hebben van een andere religie en andere kenmerken die aan de slaafgemaakten en zijn ‘ras’ werden toegeschreven. Eigendom is nooit vanzelfsprekend geweest.
Eigendom van mensen en strijd daarover is een frame binnen de slavernij. Het is het frame van de witte man, want die waant zich eigenaar. Het is niet het frame van de slaafgemaakte die tot juridisch eigendom is gemaakt. Zijn vraag is niet wie is mijn eigenaar, maar hoe kan het dat een ander zich eigenaar van mij noemt. De slaafgemaakte voert geen strijd om de eigendom maar een strijd om vrijheid. Eigendom heeft en had daar niets mee te maken.
Eigendom van mensen is een sociale constructie gebaseerd op geweld en racisme. Eigendom is niet de issue maar het onderdrukken en misbruiken van individuen met geweld, gelegitimeerd door racistische beeldvorming. Eigendom is een juridische term die niet slaat op mensen. Het begrip eigendomsstrijd houdt ons gevangen binnen het perspectief van de eigendom. Het lijkt historisch correct om de eigendomsstrijd te benoemen, maar dat is het bij nadere beschouwing niet. Het is niet mogelijk om binnen het frame van de slavernij het systeem te kritiseren. Kritiek op de slavernij vereist dat we buiten dat frame treden.
Eigendom ontmenselijkt
Het perspectief van de eigendom ontmenselijkt. Het benadrukt dat de slaafgemaakte eigendom is en geen mens. Wanneer een mens geen eigendom kan zijn, is dat wat wel eigendom is dus geen mens. Dat is precies wat in de slavernij gebeurde. De slaafgemaakten waren geen mensen maar goederen. Er werd een boekhouding bijgehouden over de goederen, er werd een prijs gezet op de waarde van de goederen en de goederen werden verhandeld. Zelfs wanneer de goederen niet meer in bezit waren, wanneer slaven vrijgekocht werden, moest er eerst betaald worden aan de ‘eigenaar’ en aan de staat die leefde van de handel in goederen als productiemiddelen.
Vanuit het perspectief van de eigendom wordt met de verkoop, ook de vrijkoop, de ontmenselijking bevestigd. Het bezit wordt verhandeld maar is daarmee het bezit ook vermenselijkt? Kan je door een juridische of economische transactie een mens creëren? Of blijft het systeem juist door die handeling in stand zelfs nadat de ‘eigenaar’ geen eigenaar meer is. Door het verhandelen van ‘eigendom’ worden de beelden over raciale kenmerken bevestigd en vormen ze onderdeel van de postslavernij samenleving.
Echter dezelfde actie, het vrijkopen, is vanuit het perspectief van de tot slaafgemaakte een heel andere kwestie. Voor die persoon en voor de zijnen, is niet het kopen aan de orde, maar het bereiken van de vrijheid. De transactie is voor de slaafgemaakte geen economische handeling maar een humanitaire, het bevestigen van de vrijheid en de eigen menselijkheid. Het verschil in perspectief tussen de ‘eigenaar’ en de tot slaafgemaakte over wat een eenduidige transactie lijkt te zijn, maakt duidelijk wat de impact van het begrip eigendom is: het verschuift de focus van strijd voor vrijheid en menselijkheid naar onderdrukking en miskenning van de menselijke waardigheid. Daar waar eigendom is, is er geen menselijkheid en domineert de afhankelijkheid. Dan wint het beklag en de verontwaardiging over het onrecht. Dan zijn de slaafgemaakten en hun nazaten passief, degenen die zoveel te lijden hebben gehad.
Wanneer we het perspectief van de vrijmaking kiezen, wordt de slaafgemaakte een handelend individu, hij hervindt zijn menselijkheid. Vanuit het perspectief van de vrijheid staat gelijkwaardigheid centraal. De andere werkelijkheid van de slavernij is die van verzet en strijd van de slaafgemaakten voor bevrijding. De opstanden op de plantages, de strijd van de marrons die de kolonie op de knieën bracht, het verzet in de stad. Er is het voorbeeld van één man die de vrijheid van 192 slaafgemaakten kocht. Dat deed hij niet alleen. Hij was deel van een netwerk van vrije zwarten en slaafgemaakten die in onderlinge solidariteit geld verzamelden om hun naasten vrij te krijgen. Vanuit het perspectief van de strijd voor vrijheid komt de zwarte bevolking naar voren als een handelende eenheid. Die het eigen lot in handen neemt en niet alleen vraagt om vrijheid maar die vrijheid zelf bevecht en neemt.
Eigendom bevestigt afhankelijkheid
In het boek Eigendomsstrijd staat de afhankelijkheid centraal. De witte ‘eigenaren’ worden verondersteld te kunnen bepalen wat en hoe de slaafgemaakten denken, zover dat zij tot in het zoveelste geslacht (zie de familie van Anton De Kom) overtuigd zijn van hun minderwaardigheid en onderschikking en hun zelfbeschikking vrijwillig opgeven. Zelfs de vrijheid die ze bereiken is geen echte vrijheid want die hebben ze slechts verkregen als gunst van de witte slavenmeesters onder de voorwaarde van erkenning van de eigen ondergeschiktheid. Van binnen zijn ze nog steeds eigendom.
Het frame van de eigendom maakt mensen tot slachtoffers. Het is vooral “heel erg wat hen wordt aangedaan”. Door de eenzijdige nadruk op het slachtofferschap wordt echte solidariteit onmogelijk. Solidariteit is het verbond tussen twee, of meer, gelijkwaardige partijen die uit welbegrepen eigenbelang vechten voor een gedeeld belang. Dat staat tegenover de meewarigheid van de bovengeschikte die zich het lot van de zwakke aantrekt en juist daardoor de onderschikking reproduceert.
In de speech van Halsema, burgemeester van Amsterdam, bij de herdenking van de slavernij dit jaar 2019, stond het slachtofferschap centraal. Onder verwijzing naar het werk van Fatah-Black, stelde zij dat er “valse hoop” werd geboden. Zo noemde zij, de vrijheid die de slaafgemaakten bereikten voor 1863. Het bereiken van het doel van vrijheid: loskomen van de slavernij, de bevestiging van de eigen menselijkheid, dat wordt in haar speech gemaakt tot valse hoop. De vrijheid wordt ontkend en de afhankelijkheid domineert in haar verhaal en dus ook in het beeld dat wij overhouden van de nazaten van de slavernij.
Hoop echte hoop was voor haar de kwestie. Hoop is wat de onmachtige resteert wanneer hij zelf niet meer kan handelen. De slaafgemaakten hadden geen hoop nodig en hoopten ook niet op hoop. Zij namen hun vrijheid zelf in handen. De hoop is wat de eigenaren hoopten te vinden want die brengt hun in de positie dat zij aan het roer staan en kunnen besluiten wel of niet in te gaan op de hoop van de ander. Wat dat betreft is er weinig veranderd sinds de slavernij. Het beeld van de afhankelijke zwarte, die geholpen moet worden door de machtige witte is hardnekkiger dan we vaak vermoeden.
De geschiedschrijving heeft een taak om recht te doen aan de velen die door verzet en strijd keer op keer hun menselijkheid toonden en bevochten door uit de slavernij te stappen. De afschaffing van de slavernij in 1863 was niet een gunst, vals of niet, die de slaafgemaakten werd gegeven, maar een historische noodzaak omdat het systeem van slavernij in de loop der jaren door het verzet en de vrijmakingen reeds failliet was. Afschaffing was een gunst van de Nederlandse koloniale elite aan zichzelf. Een poging om de eigendom van de kolonie voort te zetten in de, ondertussen gewijzigde, machtsverhoudingen. Dat is een werkelijkheid die te lang en te vaak niet wordt verteld. Historici hebben hier een taak om recht te zetten wat te lang is verdraaid, zo lang dat de leugen normaal en geloofwaardig lijkt te zijn geworden.
Ik denk dat er een typefoutje in het verhaal zit. Er is inderdaad een man geweest, Jan Houthakker, die bij 129 (en niet 192) manumissies betrokken was. Dit gegeven is al bekend sinds 1997 toen het boek ‘Manumissies in Suriname, 1832-1863’ uitkwam. Daarnaast wil ik blijven benadrukken dat er zwarte (waaronder geboren Afrikanen), gekleurde en blanke slaveneigenaren waren. Zie het hiervoor genoemde boek, maar ook de boeken over de Emancipatie waarbij wijlen Heinrich Helstone, wijlen Wim Hoogbergen en ondergetekende samenwerkten.
Fatah-Black bevestigt in zijn boek ‘Eigendomsstrijd’ de theorie uit het in 1997 verschenen boek dat Houthakker een representant was van Nederlandse abolitionisten die in Nederland geld inzamelden om in Suriname slaven te kunnen vrijkopen Uiteraard waren er ook tal van vrije zwarte, gekleurde en blanke eigenaren die verwanten vrijkochten. Ook blanken, ja. Die bij slavinnen kinderen verwekten en deze manumitteerden. Waarbij het ook nogal eens tot een huwelijk kwam van de blanke eigenaar met de vrijgekochte slavin en de al geboren kinderen werden erkend.
Dank voor je reactie en correctie van het aantal vrijgekochte slaafgemaakten door Jan Houthakkers van 192 naar 129 dat was inderdaad een typefout.
Het benoemen van dit gegeven in jullie boek ‘Manumissies in Suriname, 1832-1863’, is van belang om het beeld over de slavernij correct te krijgen. Zeker tegen het einde van de slavernij werd de vrijheid niet ‘gegeven’ door de witte koloniale overheid maar verworven door de vrijgemaakte slaafgemaakten. Het geeft aan hoezeer de balans was omgeslagen en dat er niet alleen wegens externe druk reden was de slavernij af te schaffen, maar dat de voormalige slaafgemaakten hun eigen emancipatie reeds succesvol zelf ter hand hadden genomen.
Dat er ook zwarte slaveneigenaren waren is een feit.
Dat er ook zwarte slaveneigenaren waren is een feit. Regelmatig wordt opgemerkt dat er ook zwarte slaveneigenaren waren om zo te suggereren dat slavernij destijds veel normaler was dan wij nu zouden denken.” Zelfs de vrije zwarten hadden immers slaven”. Dat idee wilde ik graag nuanceren.