blog | werkgroep caraïbische letteren

Slavernij herbezien: Nederlands-Indië

door Jerry Dewnarain

Het prachtige boek Slavernij herbezien onder redactie van Nancy Jouwe, Wim Manuhutu, Matthias van Rossum en Merve Tosun vertelt misschien wel voor het eerst de Nederlandse geschiedenis van de slavernij in de Indonesische Archipel en de Indische Oceaan met visuele bronnen als uitgangspunt.

Over slavernij in Azië is bij ons weinig bekend, terwijl aan de Atlantische slavenhandel reeds op de basisschool aandacht wordt besteed. De laatste jaren zijn veel boeken geschreven over de Trans-Atlantische slavenhandel. Echter is weinig bekend over het beeld van de slavernij in de Indonesische Archipel en rondom de Indische Oceaan: vaak is dit beeld exotisch weergegeven wat misschien ook wel een van de oorzaken is van het ‘Tempo Doeloe-gevoel’. Om dit beeld weg te werken, hebben de schrijvers van Slavernij herbezien zich geconcentreerd op visuele bronnen zoals schilderijen, tekeningen en landkaarten.

‘Het is van belang om kritisch te kijken naar de verbeelding van dit verleden en in het bijzonder naar visuele representaties en hun betekenissen. In toenemende mate zien we onderzoek naar geschreven bronnen dat verwijst naar de complexe diversiteit van vormen van slavernij en andere vormen van onvrije arbeid in de Indonesische Archipel en de Indische Oceaan-wereld, en vaak verwijst het ook naar de hardere kanten en overeenkomsten met het Atlantische slavernijverleden. Het doel was om zo de veelzijdigheid, de zeggingskracht van én de stilte rondom visuele bronnen te benutten om het slavernijverleden in nieuw licht te zien.’

De onderzoekers wilden ook weten hoe deze visuele representaties en beeldvorming zich tot de alledaagse, culturele en politieke werkelijkheden verhouden waaruit deze beelden afkomstig zijn. Volgens hen is dat een complex vraagstuk. Door in visuele verkenning te duiken, is een belangrijke stap gemaakt in het begrijpelijk en inzichtelijk maken van slavernijgeschiedenissen die niet zo diep in het publieke geheugen gegrift staan. Ondanks het feit dat het bestaan en verleden van slavernij in het gebied rondom de Indische Oceaan in wetenschappelijk onderzoek door wetenschappers nooit is verzwegen, is toch de aandacht voor slavenhandel, slavernij en gedwongen arbeid in de Indonesische Archipel en rondom de Indische Oceaan in wetenschappelijk onderzoek verwaarloosbaar in vergelijking met de aandacht die er is voor de slavernij in de Atlantische wereld, stellen de samenstellers van het boek. Zij vinden dat de ‘stilte’ rond deze slavernijgeschiedenis veel groter is dan de met strijd doorbroken stiltes rond het Atlantische slavernijverleden.

Eén verklaring voor deze schijnbare tegenstelling ligt volgens de onderzoekers in het inzicht dat stiltes over zulke zichtbare geschiedenissen zowel ontstaan door een actief (ver)zwijgen, als door het slechts terloops bespreken van dit verleden. ‘En doordat pijnlijke geschiedenissen in dit terloopse spreken een zachter voorkomen wordt gegeven en zo een marginale plaats krijgen, lijkt het uitdiepen of verwerken van dit verleden niet nodig. Stiltes ontstaan dus doordat beelden worden gecreëerd die de pijnlijk zichtbare geschiedenissen langzaam in de marges duwen van dominante nationale of verzachtende narratieven.’

Het traditionele beeld van slavernij in de Indonesische Archipel en rondom de Indische Oceaan is gevormd en gedomineerd door woorden als ‘mild’ en ‘huishoudelijk’. Om die beeldvorming waarheidsgetrouw te maken, was dus gedegen nieuw onderzoek van historisch materiaal nodig. Beeldmateriaal uit die periode over de slavernijgeschiedenis is schaars. Bovendien werden afbeeldingen gemaakt in opdracht van de onderdrukkers. De slaven konden de keiharde realiteit van hun leven niet uitbeelden. Dus het bestaande beeldmateriaal is dan ook eenzijdig en stereotype.  Hierdoor is er een  irreëel beeld ontstaan van een soort gemoedelijkheid, huiselijkheid en van personeel dat deel van de familie leek, terwijl er vaak sprake was van arbeid onder dwang en slavernij.

In familieportretten staan de slaven letterlijk op de achtergrond in een dienende rol, bedoeld als statusverhogend element voor de opdrachtgever. Op schilderijen en andere afbeeldingen worden slavinnen vaak geërotiseerd door ze badend of schaars gekleed af te beelden. De afgebeelde mensen zijn naamloze ‘typen’. Voor onderzoekers is het moeilijk om de levensloop van de slaven te reconstrueren. Over individuele personen is er nauwelijks informatie te vinden. Vooral gegevens over de ‘koopwaar’ zijn terug te vinden.

Zo zie je slaven wel in het straatbeeld of in familietaferelen binnenshuis, maar ze zijn niet te zien aan het werk op de plantages. Plantages zien er exotisch uit met hun bloeiende tuinen en perken. Het gebrek aan adequate afbeeldingen van het slavernijverleden in Azië wordt dus daarom in Slavernij herbezien door de auteurs ‘visuele stilte’ genoemd.

De schrijvers hebben veel gebruikgemaakt van verwijzingen en noten, waardoor geïnteresseerden verder kunnen lezen. Ook geeft de inleiding een goede uitleg over het onderwerp. Die referenties aan auteurs en bronnen maken dat het boek vlot leest.

Slavernij herbezien. Visuele bronnen over slavernij in de Indonesische archipel en de Indische Oceaan. Redactie: Nancy Jouwe, Wim Manuhutu, Matthias van Rossum en Merve Tosun. Uitgeverij: LM Publishers, ISBN: 9789460224539.


Het type ‘de slavin’

Een van de eerste koloniale typencollecties (een term van Neerlandicus René Wezel) verscheen in 1853 en diende ertoe het Nederlandse publiek bekend te maken met de samenleving van de nationale kolonie. Nederlandsch OostIndische Typen is een zeer luxueus uitgevoerd werk, in folioformaat, waarbij elk afgebeeld type voorzien is van een stukje tekst. Naast de Chinees in een draagstoel, de hadji en de kettinggangers, vinden we afbeeldingen van ‘eene pseudo slavin en een pseudo sinjo’ en ‘de slavin’. Alle vrouwen zijn afgebeeld in witte kabaja’s, donkerbruine sarongs en met blote voeten.

De ‘pseudo slavin’ draagt echter een wijde blouse die niet, zoals gewoonlijk bij tot slaaf gemaakten, schuin uitgesneden is. In haar haar steken zes pennen. De ‘sinjo’, een wit jongetje, dat voor haar uit loopt met een hoepel, is gekleed als een Europese, volwassen man. In de begeleidende tekst staat dat de ouders van het jongetje net in Indië zijn aangekomen en nog niet helemaal begrijpen hoe het hoort: het kind draagt de verkeerde, niet voor de tropen geschikte, kleren en wordt geacht niet te hoepelen, maar te knikkeren of te tollen. Zijn begeleider zou geen tot slaaf gemaakte zijn, maar was door haar werkgever wel als zodanig uitgedost. Ook hier werd weer, aldus de begeleidende tekst, de plank misgeslagen: haar blouse en sarong correspondeerden niet met die van de tot slaaf gemaakten en ook de pennen in haar haren waren veel te uitbundig. Hieruit blijkt dat rond 1850 een Europese familie die dweepte met slavenbezit als statussymbool een aansprekend en herkenbaar beeld uit de koloniale samenleving was.

[de Ware Tijd Literair, 17 februari 2023]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter