blog | werkgroep caraïbische letteren

Slavernij-expositie Rijksmuseum schippert tussen feit en fictie

Het opnemen van historische mythen die de groepsidentiteit van Surinamers en Antillianen bestendigen, is prima. Bezoekers van de expositie Slavernij met nepnieuws opzadelen, niet.

door Henk den Heijer

Plantage Moy Coronie

In 2015 kochten de Nederlandse en de Franse staat voor 160 miljoen euro de levensgrote portretten van Marten Soolmans en Oopjen Coppit, die Rembrandt bijna vier eeuwen eerder had geschilderd. Volgens afspraak worden zij als paar beurtelings in Nederland en Frankrijk tentoongesteld.
Het Rijksmuseum presenteerde ze in 2018 trots aan het publiek op de tentoonstelling High Society. Nu, drie jaar later, zijn ze opnieuw te zien, maar ditmaal als profiteurs van slavenarbeid: Marten als zoon van een Amsterdamse suikerraffinadeur en Oopjen via haar tweede huwelijk met een militair die in Nederlands-Brazilië had gediend waar slaven suiker produceerden.
Een betere entree voor de tentoonstelling Slavernij had het Rijksmuseum niet kunnen bedenken. Marten en Oopjen vertegenwoordigen zowel de mooie als de lelijke kant van de Gouden Eeuw; een schoolvoorbeeld van hoe gelaagd geschiedenis kan zijn.

Fontein plantage Suriname

Mythen en legenden
Helaas is niet alles in de tentoonstelling wat het lijkt. Zo leest de argeloze bezoeker bij enkele tentoongestelde muziekinstrumenten dat slaven van hun meesters niet mochten dansen en musiceren. Dat konden zij alleen stiekem doen.
Anthonie Blom, die een groot deel van zijn leven in Suriname had doorgebracht en aan het eind van de 18de eeuw een beroemde verhandeling over de koloniale landbouw publiceerde, beschrijft in zijn boek dat slaven een bijna onverzadigbare lust tot ‘baljaren’ (dansen, zingen en trommelen) hadden en dat uren konden volhouden. Planters beschouwden het als onbeschaafd, maar wilden het niet verbieden.
Blom is niet de enige ervaringsdeskundige die het ‘baljaren’ als een veelvoorkomend tijdverdrijf van slaven beschrijft. Je vraagt je af waarom de tentoonstellingsmakers de bezoekers hier op het verkeerde been zetten. De tentoonstelling is opgehangen aan tien levensverhalen van slachtoffers en profiteurs van slavernij. Verschillende van die verhalen schipperen tussen feit en fictie.

Sint-Eustatius

Blauwe kralen
Bijvoorbeeld het laatste verhaal over de slavin Lohkay, het sluitstuk van de tentoonstelling waarin vrijheid centraal staat. Volgens de overlevering op het eiland Sint Maarten koos Lohkay onvoorwaardelijk voor haar vrijheid, ook nadat bij haar als straf voor het weglopen een borst was afgesneden.
Als apotheose van die vrijheidsdrang toont het Rijksmuseum de blue beads van Sint Eustatius. Ze hangen aan dunne doorzichtige draden in het centrum van de laatste zaal en vormen, zo lijkt het, een fraai kunstwerk. Maar de begeleidende teksten schetsen een minder fraai beeld. Slaven mochten geen geld bezitten en gebruikten daarom onderling zulke blauwe kralen als betaalmiddel. Ze zouden in Amsterdam gemaakt zijn. Toen de slavernij op 1 juli 1863 werd afgeschaft, gooiden zij de kralen vanaf de klippen massaal in zee; eindelijk konden zij over echt geld beschikken.
Wetenschappelijk onderzoek vertelt een ander verhaal. De blauwe glaskralen zijn niet in Amsterdam gemaakt, maar komen uit Bohemen en zijn waarschijnlijk afkomstig uit een scheepswrak, dat op 16 meter diepte voor de kust van Sint Eustatius ligt. Duikers vinden daar ballastmateriaal en duizenden kralen die door de stroming en stormen op de stranden aanspoelen. Ook is bekend dat slaven wel degelijk over geld beschikten waarmee sommigen zich konden vrijkopen.

Keuze voor activisme
De conservatoren die voor de inhoud van de tentoonstelling tekenden, zijn gepokt en gemazeld in de Nederlandse slavernijgeschiedenis, net als de experts die de tentoonstellingsmakers van advies dienden. Er was geen gebrek aan kennis over de ware verhalen achter de muziekinstrumenten, de blue beads en andere niet vermelde zaken. Maar door die weg te laten, kiest het Rijksmuseum de kant van activisten die het Nederlandse slavernijverleden nog zwarter willen maken dan het is.
Er is niets op tegen om historische mythen en legenden die de groepsidentiteit van Surinamers en Antillianen bestendigen of versterken in de tentoonstelling op te nemen, maar dat mag geen reden zijn om de bezoekers het werkelijke verhaal te onthouden. Nu lopen zij de deur uit met nepnieuws.
Het Rijksmuseum is hét nationale museum van kunst en geschiedenis. Naast het verzamelen en tentoonstellen van Nederlands erfgoed doen medewerkers ook uitgebreid onderzoek naar de collectie en genereren daarover kennis. Het laatste activiteitenplan van het Rijksmuseum is glashelder over die doelstelling: ‘wetenschappelijk onderzoek ligt ten grondslag aan alle publieksinformatie: de bezoeker heeft recht op de beste informatie over de getoonde objecten’.

Helaas hebben de samenstellers van de slavernijtentoonstelling zich daar niet aan gehouden. Door eenzijdige verhalen te vertellen, nemen zij stelling in een maatschappelijk debat dat de samenleving al enkele jaren verdeelt. Daarmee bewijzen zij noch het debat, noch het verspreiden van kennis over het Nederlandse slavernijverleden een dienst.

Henk den Heijer is emeritus hoogleraar zeegeschiedenis aan de Universiteit Leiden, gespecialiseerd in de Atlantische slavenhandel en schreef Nederlands slavernijverleden. Historische inzichten en het debat nu.

Ontleend aan de website van de Volkskrant, 22 juni 2021 [met toestemming van de auteur]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter