blog | werkgroep caraïbische letteren

Slavenkinderen en kindslaven

door Gerard Boon

Kind aan de ketting, opgroeien in slavernij toen en nu is van groot formaat, kleurig, prachtig geïllustreerd, met uitvoerige verwijzingen in voetnoten en naar bronnen, luxe uitgegeven en naar verhouding goedkoop. Na de verantwoording en de inleiding van de redactrice bevat het negen artikelen over kinderen van de trans-Atlantische slavenhandel en drie over kinderen in op slavernij lijkende omstandigheden tegenwoordig.

Het gedwongen transport van arbeidskrachten van Afrika naar de Amerika’s speelde van de zeventiende tot het begin van de negentiende eeuw. Tijdens het vervoer naar Suriname stierf een op de zeven van het kwart miljoen aangevoerde slaven. Bij deze vroege barbaarse vorm van mondialisering waren meer kinderen betrokken dan tot dusver werd aangenomen. Het waren niet alleen veel kinderen maar hun aandeel nam in de loop der tijden ook nog toe, tot ongeveer een derde. De prijs van jongeren was lager, ze namen minder ruimte in tijdens het transport, hadden ook minder voeding nodig en waren minder opstandig, gemakkelijker te beheersen. Na aankomst, verzwakt, moesten de slaven zware arbeid verrichten, ze kregen slechte voeding en weinig nachtrust. Tegen veel tropische ziekten bestonden geen effectieve geneesmiddelen. Bovendien kregen slavinnen op de Surinaamse plantages weinig kinderen en was er – zoals destijds trouwens bijna overal – een hoge kindersterfte. Dus was er in Suriname een voortdurend sterfte-overschot, vooral op de suikerrietplantages, waardoor er steeds nieuwe slaven moesten worden aangevoerd.

Tussen Suriname en de Nederlandse Antillen waren wel verschillen. Op de Antillen bestond geen plantage-economie en daarmee was het zwarte deel van de bevolking veel kleiner dan in Suriname. Er is op de eilanden een veel droger klimaat en er was daar in de tijd van de slavernij wél een natuurlijke bevolkingsaanwas. Bovendien valt dit pijnlijk verleden op de Antillen, en zeker op Aruba, nog steeds moeilijk te bespreken.

Bronnen
Over de situatie en omstandigheden van de kindslaven en slavenkinderen bestaan weinig bronnen. En de wel bestaande bronnen zijn zeer onevenwichtig; ze stammen eenzijdig van Europese mannen. Verslagen van slavenhalers, van plantagebazen, van rechtbanken, van reizigers, en schilderijen. In historische romans, zowel als in hedendaagse Antilliaanse romans, komen trouwens ook zeer zelden slavenkinderen voor. Een uitzondering vormt het bekende kinderboek Marijn bij de Lorredraaiers uit 1965, van Miep Diekmann die haar jeugd op Curacao doorbracht. In het verhaal verliest Marijn in 1861 in Willemstad zijn ouders tijdens een orkaan. Om zijn onmogelijke liefde voor het zwarte meisje Knikkertje -zo genoemd vanwege haar grote ronde ogen- te verbergen, gaat hij als chirurgijn (dokter) varen. Op weg naar Afrika wordt hij gevangen genomen en komt als blanke slaaf op een eenzaam eiland terecht. Hij weet te ontsnappen met de lorrendraaier (smokkelaar). Knikkertje is inmiddels gekidnapt en verkocht naar Berbice, een streek in het tegenwoordige Guyana, buurland van Suriname. Daar was het lot van slaven spreekwoordelijk slecht, getuige de nog bestaande uitdrukking ‘naar de barrebiesjes gaan’. Marijn gaat Knikkertje redden. Ze is verkracht en heeft een kind gekregen. Ze keren samen naar Curaçao terug maar onderweg breekt op het schip muiterij uit. Geboeid springt Knikkertje met haar kind in zee; ze verkiest de dood boven de (seksuele) slavernij.

Twee werelden
De slavenkinderen leefden in twee werelden, die van hun bazen en die van hun moeders. De bazen waren de planters, de eigenaars, de bestuurlijke autoriteiten en later wat zendelingen. Voordat kinderen tien werden moesten ze niet echt werken, maar vernederingen en lijfstraffen waren aan de orde van de dag. Kinderen kregen – afhankelijk van hun leeftijd – wel minder slaag met de zweep, de kat, de bullepees, de garde of de roede, dan volwassenen. Tot het midden van de negentiende eeuw, dus tot vlak voor de afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën in 1863, werd er bijna geen aandacht besteed aan missie of onderwijs; er was zelfs een verbod om te leren lezen of schrijven. Gezaghebbers zagen dat als een gevaar voor de rust en orde, want door “de beschaving van het verstand zou de slaaf een eigenwaarde krijgen en moeilijker zijn juk willen dragen.” Voorzover de Christelijke kerken zich er tenslotte mee gingen bemoeien leek het hun bedoeling om de slaven van hun oorspronkelijke identiteit te ontdoen.

De autoriteiten erkenden alleen de verwantschap tussen het kind en de moeder, wat niet wegneemt dat moeder en kinderen bij de verkoop van slaven bij aankomst of vererving soms wel van elkaar gescheiden werden. Op Aruba moest nog in 1839 een moeder van haar vier kinderen afscheid nemen. Emotionele banden werden daardoor ernstig verstoord. Afrikaanse moeders gaven hun kinderen twee jaar of langer borstvoeding maar werden kort na de bevalling weer aan het werk gezet. De wereld van de moeders was dan ook de wereld van grootmoeders die op de kinderen pasten als de moeders moesten werken. Het was de wereld van de verhalen na het avondeten, de liederen, de spreekwoorden, de spelletjes, de dansen en van de – gedeeltelijk door de bazen verboden – rituelen. De culturen van de vele volkeren uit de Afrikaanse landen van herkomst mengden zich in de koloniale samenlevingen, ze creoliseerden.

Vaders
Vaders die zelf slaaf waren werkten in Suriname vaak op een andere plantage. De helft van de relaties hield niet langer dan vijf jaar stand, een op de tien mannen hield er trouwens twee of meer vrouwen op na. Er waren in Suriname dus veel eenoudergezinnen. Maar soms bestond er ook een hechte band tussen kinderen en hun vader. Op de Antillen was de vader vaak afwezig, “de rol en positie van de vaders, vrij dan wel slaaf, bij de opvoeding van slavenkinderen (is) vooralsnog onduidelijk”, wordt opgemerkt in het slot van het stuk over slavenkinderen op Aruba.

Door een relatie met hun eigenaar hadden slavinnen kansen om hun lot te verbeteren en aan het slavenbestaan te ontsnappen. Op schilderijen uit die tijd staan ook veel lichter gekleurde kinderen wat erop wijst dat ze door witte mannen bij donkerder vrouwen zijn verwekt. Een licht kind kreeg lichter werk en meer kansen. De graad van pigmentatie was deel van de extreme ongelijkheden in deze samenlevingen en laat tot de dag van vandaag nog diepe sporen na. Zwarte vaders wilden wel de eer van hun dochters beschermen maar kwamen in conflict als de slavenhouder andere plannen had. Hun machteloze woede richtte zich soms op hun vrouwen. Dit soort dingen lijken mij tot de grootste triestheden van de tropen te behoren.

Beeldvorming
In de zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderkunst komen veel jonge zwarte bedienden voor. Ze serveren meestal iets te eten of te drinken. Bediendes benadrukken op die schilderijen de rijkdom en rang van hun werkgevers. Zowel witte als zwarte jonge bedienden waren een decoratie, een ornament, en verschillen daarin niet veel van elkaar. Zwarte bediendes waren wel een exotisch element dat verwees naar successen op het gebied van de handel. Over deze zwarte jongens in de rol van bedienden bestaan nog veel raadselen.

Tekeningen en schilderijen uit Suriname tussen 1707 en 1871 zijn eerder schilderachtig dan feitelijk. Ze leggen de nadruk op de economische activiteiten. Kinderen spelen op deze afbeeldingen een marginale rol. Terwijl de slaven op één schilderij net van de boot kwamen en er als skeletten moeten hebben uitgezien, worden ze niet somber afgebeeld. Ze zijn naakt maar bevallig, dartel zelfs, de mannen atletisch, de vrouwen met strakke borsten en volle heupen.

Hoewel het grote aandeel van kinderen in de trans-Atlantische slavernij lang onbekend bleef, speelde de zogenaamde kinderlijkheid van negers in de Europese beeldvorming een hardnekkige rol. Ik ga de vooroordelen niet herhalen maar kinderlijkheid was er eeuwenlang een vast onderdeel van. De invloedrijke negentiende-eeuwse Duitse filosoof Hegel vond heel Afrika een kinderland en dat viel toen niemand op. Het toen toch ook al weinig reactionnaire weekblad ‘de Groene Amsterdammer’ raadde in april 1930 zijn lezers nog aan om met zwarte mensen “als met kinderen” om te gaan. “Hitler gave racism a bad name”, zo wordt een cynicus aangehaald. De postkoloniale migratie uit ‘de West’ betekende een ‘doorbraak in de ontmoetingskansen, een impuls voor de beeldvorming en een kans tot correctie van oude stereotiepen’, zo wordt aan het eind van het hoofdstuk over beperkte contacten en hardnekkige beelden opgemerkt. Maar ja, u weet het vast wel, tegenwoordig moet een andere groep het weer ontgelden als zogenaamd minderwaardig, als groot gevaar en algemene zondebok. Het schijnt nu niet meer aan fysieke raskenmerken te liggen, maar aan cultuur en geloof, een enorme vooruitgang natuurlijk

Kinderen nu
Het deel van het boek dat over tegenwoordige kindslaven gaat, neemt het ongeveer een kwart van het geheel in beslag; drie artikelen. Naar aanleiding van een televisiedocumentaire wordt op grond van allerlei rapporten betoogd dat het gebruik van slavenkinderen bij de verbouw van cacao, grondstof voor onze chocola uit Ghana en Ivoorkust, erg meevalt. Er is een stuk over gebonden arbeid in Nepal waarbij kinderen in feite lijfeigenen zijn omdat ze schulden van hun ouders moeten afbetalen.

Het derde artikel bevat een algemeen overzicht van hedendaagse kindslavernij. Afhankelijk van de definitie lopen schattingen over het huidige aantal kindslaven uiteen van 10 tot 100 miljoen. Eén omschrijving is: “slavernij betekent tegenwoordig dat iemand door economische noodzaak werk aanneemt dat zijn of haar vrijheid van keuze of beweging beperkt.” Bij “onaanvaardbaar gevaarlijk werk” wordt een aantal van 74 miljoen kinderen tussen de 5 en 14 jaar genoemd. Bij “ergste vormen van kinderarbeid, gelijk aan slavernij”, wordt gesproken over kinderhandel, gedrogeerde kindsoldaten, gebonden arbeid, gedwongen arbeid, lijfeigenschap en het gebruik van kinderen voor prostitutie, pornografie, of bij de productie van en handel in illegale drugs. Dit soort misstanden komen vooral in Azië, Afrika en Zuid- en Midden-Amerika voor. Of ze ook in Nederland optreden -waar ik toch wel eens wat over hoor- komt niet ter sprake.

Tussen de trans-Atlantische en de hedendaagse slavenkinderen of kindslaven vallen twee verschillen op. Hedendaagse slavernij wordt veel minder gerechtvaardigd met een beroep op raciale stereotiepen. Het andere verschil is pijnlijk en doet me denken aan de politieke econoom Adam Smith. Die merkte in 1776 op dat loonarbeid voor ondernemers goedkoper was dan slavernij omdat je arbeiders kan ontslaan, en slaven niet. In de vroegere slavernij had de slavenhouder er belang bij dat een kind bleef leven, zodat de eigenaar later gebruik kon maken van de arbeidskracht als het kind was opgegroeid. Tegenwoordig worden de kindslaven afgeschaft, gedumpt, weggestuurd, als ze groter worden. Ze komen dan meestal op straat terecht.

Het boek valt me tegen, ook al is het nog zo mooi, zo relevant en zo chicque uitgevoerd. Veel artikelen zijn erg beschrijvend, soms ontbreekt ook een conclusie. Bij de gebruikte literatuur mis ik – zoals wel vaker – Albert Helman en Eric Williams.

 

Gezien de omvang van de hedendaagse (kind)slavernij steekt de aandacht daarvoor mager af bij die voor het kind van onze koloniale rekening. Maar ook de historische verhalen hebben beperkingen. Ze gaan eigenlijk allemaal over Suriname en de Nederlandse Antillen. Dit boek kon volgens mij alleen in deze tijd bij het (Nederlandse) Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) verschijnen. Over slavenkinderen in het zuiden van de Verenigde Staten of op andere Caraïbische eilanden of kusten lezen we niet veel. Afgezien van één foto, uit 1868 (!), wordt er niets gezegd over de tien eeuwen durende en veel later (officieel) afgeschafte slavenhandel van de Oost-Afrikaanse kust naar Arabische gebieden ten noorden daarvan. Ook wordt er zeer weinig gemeld over de pogingen om slaven te maken van de -vrijwel uitgestorven- inheemse bewoners van de Antillen, ook wel Indianen genoemd.

Kind aan de ketting, opgroeien in slavernij toen en nu

Redactie Aspha Bijnaar
KIT publishers, Amsterdam 2010
29,50 Euro

[geschreven voor Oerdigitaal Vrouwenblad]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter