blog | werkgroep caraïbische letteren

Skrati in de Keizerstraat

door Carry-Ann Tjong-Ayong

Zij is er altijd als ik in Suriname ben.
Niet in levende lijve, want zij overleed in 1958.
Maar ik voel haar aanwezigheid, hoor haar stem, ben met haar in het kleine houten huisje in de Keizerstraat 113.
Ik praat met haar.

 

Zij geeft mij een kroesje zelfgemaakte skrati met een schuin sneetje broodbeschuit met Wijsmanboter en pindakaas.
Ik loop de botrali met de bordenrekken en koperen puddingvormen aan de muur uit en ga zitten aan de mooie mahoniehouten tafel in de kleine voorzaal.
Zij heeft haar angisa afgezet en vlecht haar korte grijze patfutu.
Haar bruine gezicht lacht mij vriendelijk toe. Ik hou van ouma Carootje.

Soms komt mijn pappie langs. Hij is haar jongste kind en was ooit een teer en ziekelijk baby’tje. Zij liet hem snel dopen zodat hij als christen zou sterven.
Hij haalde het en werd groot en sterk. Ging studeren en werd een beroemd chirurg die vele mensenlevens redde. Hij bleef dol op zijn moedertje en zat vaak met haar op zijn schoot aan dezelfde tafel als ik.

We gaan het erf op. Er zijn twee rijen huisjes langs een regengoot.bHier woonden vroeger slaven in. Nu worden ze gehuurd door kleine gezinnen. Ze groeten Pa:b“Dag dokter!” Pa antwoord met een grapje. Hij plukt een guave voor me uit de boom achter op het erf. Hij tapt een emmer water uit de put voor ouma. Zij omhelst hem. “Wanneer kom je weer?” “Gauw”, zegt hij.
“Dag ouma!” zeg ik en stap op mijn fiets. Ik trap snel naar huis. Pa volgt met de auto.

Zo was het tot wij kinderen in 1955 naar Holland gingen om te studeren. Drie jaar later overleed zij en wist ik dat dit deel van mijn jeugd voorgoed voorbij was. En iedere vakantie riep ik het weer op.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter