Shrinivási overleden
Vanochtend, in de nacht van 25 op 26 januari 2019, is Shrinivási – voor de burgerlijke stand: Martinus Haridat Lutchman – overleden in zijn laatste woonplaats, Willemstad, Curaçao. Een van de allergrootste dichters die Suriname ooit gekend heeft, overleed in zijn slaap op 92-jarige leeftijd. Het pseudoniem Shrinivási creëerde hij als samentrekking van de Hindi-elementen Shrí (goede, edele), Sarnám (Suriname) en nivásí (bewoner). Shrinivási schreef een consistent oeuvre van hoge literaire kwaliteit. Hij is een van de weinige Surinaamse dichters die voor praktisch alle moderne bloemlezingen van Nederlandstalige poëzie werd geselecteerd.
Shrinivási werd op 12 december 1926 geboren op de grond Vaderszorg, Kwatta, in het district Beneden-Suriname. Zijn overgrootouders waren Telegu-sprekende Brits-Indiërs, die als contractarbeiders vanuit Hyderabad, de hoofdstad van het huidige Andhra Pradesh, naar Suriname kwamen. Zijn vader was katechist van beroep en voedde zijn acht kinderen (met Martinus als oudste) op in het rooms-katholieke geloof. Shrinivási werkte als onderwijzer in Paramaribo en het district Nickerie. In 1951 verhuisde hij naar Curaçao. Hij begon te schrijven en legde zijn eerste gedichten voor aan Jan Voorhoeve en Albert Helman.
Van 1963 tot 1966 woonde hij in Nederland. Na een jaar opnieuw op Curaçao werkzaam te zijn geweest, werd hij op medische gronden afgekeurd voor het onderwijs en repatrieerde. Hij had in de jaren buiten Suriname reizen gemaakt door het Caraïbisch gebied, Zuid-Amerika en Europa. Van 1977 tot 1980 woonde Shrinivási opnieuw in Nederland en hij zou er geregeld terugkeren. Hij bleef veel reizen, onder meer naar India en Indonesië.
Shrinivási’s vroegste publicaties waren een verhaal in het weekblad De Katholiek en journalistieke stukken voor het dagblad De Surinamer in de jaren 1944-1950. In 1952 maakte hij onder het pseudoniem Fernando zijn poëziedebuut in Caraïbisch Venster, een tijdschriftje uitgegeven door de Hollandse Boekhandel te Willemstad. In 1963 verscheen zijn eerste bundel: Anjali.De bundel gaf hij een onvervalst nationalistische ondertitel mee: Sarnami kavitaen (Surinaamse gedichten). De poëzie werd geschreven op Curaçao en vervolgens naar Suriname gezonden. Shrinivási tekent in Anjali de mens die in het heterogene het verbindende zoekt. Dat zou een kernwaarde van heel zijn oeuvre blijven.
In de jaren 1962-1964 maakte hij deel uit van de redactie van het tijdschrift Soela, in 1968 van Moetete. Vanaf 1967 wijdde hij zich geheel aan de letteren, onder meer met lessen op scholen en talloze optredens. Met zijn herhaaldelijk herdrukte bloemlezing uit de Surinaamse poëzie Wortoe d’e tan abra [Woorden die blijven] heeft hij veel Surinaamse dichters bij het publiek geïntroduceerd. Samen met Thea Doelwijt stelde hij de Engelstalige bloemlezing Rebirth in words (1981) samen. Hij droeg ook bij aan de Engelstalige bloemlezing uit de Surinaamse literatuur Diversity is power (2007).
Shrinivási heeft praktisch al zijn werk in Suriname in eigen beheer uitgegeven. een reeks bundels met veel poëzie van uitzonderlijke kwaliteit waarvan de voornaamste zijn: Pratikshā (1968), Dilākār (teken van het hart) (1970), Om de zon (1972) en Oog in oog (frente a frente) (1974), Sangam (Ontmoeting) (1991) en Hecht en Sterk (2013). Shrinivási heeft een beperkt aantal gedichten geschreven in het Hindi en Sarnami (in Pratikshā staat het eerste gedicht dat ooit in deze taal werd geschreven, ‘Buláhat/De roep in de nacht’:
Buláhat
Kaun rátri men hamke boláis hai?
Aváj báhar se dhire se áil hai
Málum ná hai kaun pukáris
Káheke hamár dvár par áil hai.
Nautá lekar… sáit náu hai
Gussáike ke jáne phir laut gail
Saramse ‑ álas ham ‑ rah gaili.
Kaun rátri men hamke boláis hai?
Andhyár men cirág lekar
Merhi par se á pukáris
Jabáb deli gadgad dil se
Usko jo hamár Bhagván hai.
De roep in de nacht
Wie heeft mij geroepen in de nacht
Het geluid kwam nauw hoorbaar van buiten
Het ontgaat mij wiens stem het is
Waarom kwam hij toch op mijn erf?
Was het de náu soms met de bekende boodschap *
Wie weet ging hij onthutst terug
Vol schaamte bleef ik, de trage, achter.
Maar wie heeft mij toch in de nacht geroepen?
In het donker, de lamp in de hand
Riep hij op de dam tussen de dhán *
Ik antwoordde met een vreugdevol hart
Hem, die mijn Bhagván is.
[* náu: barbier, traditioneel degene die het nieuws in een dorp of buurtgemeenschap rondbrengt; dhán: padi (rijst op het veld of in de aar)]
Het merendeel van zijn werk schreef Shrinivási in het Nederlands. Zowat alle emoties die met het wel en wee van Suriname samenhangen zijn in zijn poëzie terug te vinden. Hij werd door Hugo Pos gekarakteriseerd als de ‘dichter van de ontmoeting’, maar schreef ook uitermate cynisch over zijn land. Hij woonde over verschillende periodes buiten Suriname (in Nederland, maar ook op Curaçao waar hij zich weer in 2007 vestigde en de laatste jaren van zijn leven doorbracht) en maakte grote reizen, ervaringen die de niet eng-nationalistische wijze van waarnemen hebben bepaald. Naast Suriname zijn vast terugkerende elementen: liefde, kinderen, grenzen, dood en het universele van culturen.
Zijn werk verscheen in alle bloemlezingen en tijdschriftspecials gewijd aan Suriname. Geert Koefoed stelde de bloemlezing Een weinig van het Andere (1984) samen, die uitkwam bij uitgeverij In de Knipscheer. Ook zijn laatste bundel, Hecht en Sterk, kwam bij dezelfde uitgeverij uit.
In 1974 ontving Shrinivási voor zijn gehele oeuvre de Gouverneur Currie-prijs, samen met Michaël Slory. In 1989 werd hij benoemd tot Officier in de Ereorde van de Palm. Hij ontving de Literatuurprijs van Suriname over de jaren 1989-1991 voor zijn bundel Sangam, een hoogtepunt in zijn werk. In 1992 ontving hij de Vedanta-prijs van de Stichting Jnan Adhin Fonds. Sinds 1994 was hij lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden.
Met Shrinivási zijn binnen één jaar tijd de vier winnaars van de Surinaamse Staatsprijs voor Literatuur overleden: Orlando Emanuels, Bhai, Michael Slory en nu dan Shrinivási. Ook de door hem zeer geliefde Bea Vianen overleed slechts enkele weken geleden, alsook de voorvrouw van de creoolse orale letteren Elly Purperhart. Van al deze auteurs was de in 1926 geboren Shrinivási de oudste. Met zijn verscheiden is aan een generatie van uitzonderlijke literaire klasse een einde gekomen.
MvK