blog | werkgroep caraïbische letteren

Schat aan informatie in drie nieuwe boeken over slavernij en contractarbeid

door Hilde Neus

De eerste drie boeken in de serie The Legacy of Slavery and Indentured Labour zijn als substantiële aanvulling op de studie van Slavernij en Contractarbeid voor de Surinaamse wetenschapsbeoefening van onmiskenbaar belang. Ze bevatten een schat aan bronnen, die weer geraadpleegd kunnen worden om verdere ideeën over deze onderwerpen uit te werken. Ze sluiten goed aan bij nieuwe ontwikkelingen en de toenemende mate van interdisciplinair onderzoek op universiteiten wereldwijd.  

Brits-Indische vrouwen en kinderen in het immigrantendepôt © Rijksmuseum

De tiendelige serie The Legacy of Slavery and Indentured Labour, oftewel ‘De erfenis van slavernij en contractarbeid’, is het resultaat van een gelijknamige conferentie die de Anton de Kom Universiteit van Suriname van 18 t/m 22 juni 2018 organiseerde bij het Instituut for Graduate Studies and Research te Paramaribo. De eerste drie boeken van de reeks zijn inmiddels verschenen bij publishing house Manohar, een uitgeverij in India.

Migratie heeft altijd deel uitgemaakt van de menselijke geschiedenis, maar het tijdperk van het imperialisme luidde een nieuw fenomeen in van grootschalig georganiseerde migratie van arbeiders via de systemen van slavernij en contractarbeid, die werden bedacht om de koloniale politieke economie te voeden. Een ander kenmerk van dergelijke migraties was dat het leidde tot de permanente vestiging van de ontwortelde Afrikaanse en Aziatische arbeiders in de nieuwe landen. Deze ontwikkelingen verstrengelden op de lange termijn de geschiedenis van de ‘heerser’ en de ‘geregeerden’, de zogenaamde ‘beschaafden’ en de ‘onbeschaafden’. Samen met de mensen van verschillende continenten ontstonden er pluralistische samenlevingen. De verhalen bleven echter gedomineerd door de koloniale erfenissen en referentiekaders. Tegenwoordig worden deze historische koloniale verhalen uitgedaagd en verduidelijkt door middel van multidisciplinaire academische inzichten, waarin bijvoorbeeld gender naar voren is gekomen als een prominente analytische categorie. 

Social aspects of Health, Medicine and Disease in the Colonial and Post-colonial Era, de eerste publicatie, legt in het eerste deel de focus op gezondheid met aandacht voor ‘Cultural Encounters, Pluralism and Health Care’. Kumar schrijft over health en healing van contractarbeiders tijdens de overtocht naar de suikerkoloniën, tussen 1830 en 1920. Het was op een gegeven moment zo slecht gesteld met de gezondheid dat de aanvoer van mensen uit India naar Suriname werd opgeschort, er waren te veel sterfgevallen. Edward van Eer kijkt naar de kerstening van Marrons en de invloed die deze heeft gehad op de gezondheidszorg aan de Boven-Suriname (1760-1960). Marthelise Eersel beschrijft de visie van dr. F.A. Kuhn op de gezondheid van de plantageslaven in een economisch-medische bijdrage die hij in 1828 publiceerde. 

Deel 2 gaat over Pluralism and Ethno Health Practices en bevat een bijdrage van Sahiensha Ramdas over zelfmedicatie bij Saramacca- en Auca-Marrons, die op diverse wijzen genezing zochten. Dennis Mans levert kennis aan over het gebruik van medicinale planten en de ethno-farmaceutische erfenis vanuit de slavernij en contractarbeid. Marlyn Aaron-Denz geeft een kijkje in de kennis over gezondheid in vroeger dagen. Ze bespreekt genezing en kennis van de osodresi onder de slaven en hun nazaten. Zowel voorzorgsmaatregelen als curatieve middelen zorgden voor fysieke, maar ook psychische gezondheid.     

In het derde deel is de focus vooral op lepra, een ziekte waarvan de oorsprong en verspreiding al meer aandacht heeft gehad in de publicatie van Menke [en anderen] De tenen van de Leguaan. Lepra in diverse plurale contexten is beschreven door Stephen Snelders, die kijkt naar de reacties van de koloniale overheid op de problemen met lepra tijdens de periode van de contractarbeid. Jane Buckinham schenkt aandacht aan lichamelijke problemen en beperkingen die ontstonden bij het oplopen van lepra op de plantages, tijdens de contractarbeid op Fiji, 1879-1911. Henk Menke keert terug naar Suriname om de multidisciplinaire insteken op lepra te belichten. Kolonialisme is bepalend geweest in het denken over lepra en begrippen als treef, tyina en totemdieren komen aan bod. Uit verzameld bewijsmateriaal van Batavia en Groot-Châtillon kon DNA-materiaal van de leprabacterie worden gedetecteerd. De kapasi speelde een rol!    

Women, Gender and the Legacy of Slavery and Indenture, het tweede boek, biedt een goed voorbeeld van veranderende inzichten binnen het koloniale discours door een nieuwe blik op de contractarbeiders (of Girmitya’s) als individuen uit de marge van de Indiase samenleving. Vooral op de vrouwen, die verondersteld werden ‘sociaal gedegradeerd en moreel gecompromitteerd’ te zijn. Met name de behoeftigen onder hen: weduwen, prostituees en degenen uit de laagste regionen van de samenleving. Contractarbeid werd gezien als een middel om te ontsnappen aan het saaie en armoedige leven van de arbeiders in India. 

Deel één van dit boek bevat artikelen die gaan over ‘Perspectieven van de diaspora op contractarbeid’. De hoofdstukken leveren ten eerste nadere discussie over de overheersende focus van het koloniale verhaal, zowel over het systeem van contractarbeid als over de positionering van de arbeiders binnen dit systeem. Ten tweede analyseren de hoofdstukken contractarbeid vanuit het perspectief van de arbeiders. Ten derde gaan de drie hoofdstukken in op recente theoretische benaderingen van contractarbeid en bieden ze elk een andere kijk hierop.

De studie van Brie Lal, over de betrokkenheid bij de ervaringen van arbeiders met contractarbeid, maakt gebruik van een nieuw genre dat de auteur ‘facties’ noemt, en dat gecreëerd wordt door de versmelting van academisch en populair discours. Met facties bedoelt de auteur: ‘Het materiaal wordt aan de schrijver gegeven en het behoud van de essentiële waarheid ervan (in tegenstelling tot de feitelijke nauwkeurigheid) is zijn eerste zorg. Zijn ‘personages’ zijn niet de uitvindingen van de verbeelding van de schrijver; ze vertegenwoordigen echte mensen die hij heeft gezien en geobserveerd of wiens verhalen hem zijn verteld.’ Het genre van facties maakt een hervertelling van geschiedschrijving mogelijk door middel van populaire verhalen. In dit opzicht heeft de contract-ervaring door zijn toegankelijke stem een nieuw en breder publiek, buiten de academische cirkels. 

De studie van Farzana Gounder houdt zich bezig met de mondelinge verhalen van de Girmitya’s en is dus in overeenstemming met de recente ommekeer in contractstudies over het opnieuw bekijken van contractanten door ervaringen uit de eerste hand, de orale verhalen van de arbeiders zelf. Dit is uniek vanwege de uitgangspunten van de mondelinge verhalen, in tegenstelling tot het voornamelijk gebruiken van archiefmateriaal. De verhalen werden opgenomen voor uitzendingen via het Hindi-radiostation in Fiji, als onderdeel van de honderdjarige herdenking van Girmit. De analyse van Gounder onthult de duidelijk gegenderde strategieën die mannelijke en vrouwelijke vertellers gebruiken om zichzelf te positioneren met betrekking tot contractgebeurtenissen binnen hun persoonlijke verhalen. Zij zagen zichzelf niet als simpelweg ongelukkige slachtoffers van een onrechtvaardig systeem; in plaats daarvan reageerden ze op hun omstandigheden met behulp van strategieën die volgens hen opportuun waren en in hun voordeel werkten. 

Chan Choenni’s studie ten slotte, bevordert het feministische discours, dat zich bezighoudt met de veranderingen in de positionering van vrouwen in relatie tot hun contractervaring met sociale en ecologische structuren. Binnen het koloniale verhaal, zoals blijkt uit de archieven, kregen vooral de arbeiders, en niet de plantagestructuren, de schuld van eventuele tekortkomingen in de werking van het contractsysteem. Met name vrouwen werden verder gemarginaliseerd en werden afgeschilderd als sluwe en apathische echtgenotes en moeders, die verantwoordelijk waren voor het geweld en de zelfmoordcijfers onder de mannelijke arbeiders. Met een verhouding van 10 vrouwen op 40 mannen vormden vrouwen een minderheid op de plantages en kregen ze de schuld van het interpersoonlijke geweld op de plantages.

In het tweede deel van het boek staan ‘Perspectives from the Home Country’ centraal. Charu Gupta’s studie problematiseert gendergerelateerde migratie in de context van nationalisme, keuzevrijheid en identiteit door de rol van de in Hindi gedrukte media in India te onderzoeken. Gupta ondermijnt het beeld van de hulpeloze vrouw als slachtoffer door gebruik te maken van niet-traditionele bronnen als gedichten, liedjes en literaire verhalen. Ze stelt dat emigratie veel ‘ingewikkelder, tegenstrijdiger en dubbelzinniger was dan vaak wordt gezien’. 

Kalpana Hiralal biedt in haar studie over ‘Women Across the Seas’ nieuwe perspectieven op gender gerelateerde migratie in de late negentiende en vroege twintigste eeuw en concentreert zich op de verwaarloosde ervaringen van Indiase ‘passagiers’-vrouwen door de verhalen over de plaats van vertrek mee te nemen; zij die achterblijven en wachten. De auteur roept op tot meer aandacht voor de transnationale levens van vrouwelijke migranten in de context van gezinsstructuur, huishoudeconomieën, verzet en keuzevrijheid. 

In een tweede artikel van dezelfde auteur, ‘Gender, Labour and Resistance: Mapping the Lives of Indentured Women in Natal, South Africa, 1860-1914’, beschrijft ze volgens dezelfde inzichten de situatie van Indiase vrouwen in Zuid-Afrika.

Het laatste deel van dit boek belicht ‘Gender, Sexuality and Agency’. Hier zijn drie rode draden te bespeuren. Ten eerste belichten ze de post-migratiefase en de samenlevingen die daaruit zijn ontstaan. Ten tweede de ontwrichting als gevolg van migratie en de opkomst van nieuwe identiteiten en samenlevingen. En ten derde bespreken de papers het maatschappelijk slachtofferschap en de geseksualiseerde positionering van vrouwen, terwijl tegelijkertijd wordt ingegaan op de keuzevrijheid en besluitvorming van vrouwen om hun leven te transformeren. 

Wickramsinghe en Carter vergelijken de posities en rollen van vrouwen in Mauritius, Sri Lanka en op de Kaap, terwijl Siqueira, De Oliveira Assis en Falco Genovez focussen op transnationale huwelijkscondities.

Het boek sluit af met een artikel van onze eigen Julia Terborg over ‘Marriage, Concubinage and Extramarital Relations in Suriname and the Caribbean: Continuity and Change’. Een van de erfenissen van het kolonialisme is de vorming van complexe sociaal-culturele structuren en de vermenging van bevolkingsgroepen in de slavernij/ contractarbeiderssamenlevingen. Het Caribisch gebied is daar een goed voorbeeld van. Door zich te concentreren op de Hiv-gerelateerde zorg binnen de Afro-Surinaamse bevolking, brengt de auteur de discussie naar de grotere kwesties van seksualiteit, geslacht, seksueel gedrag en buitenechtelijke relaties in het Caribisch gebied, die hun wortels hebben in het kolonialisme en worden gekenmerkt door een hiërarchische etnische, gender- en klassenstructuur. Volgens de auteur zou het ‘een meer realistische benadering zijn om de diversiteit van gezinsvormen en seksuele relaties gelijkelijk te erkennen en ieders recht op een veilig leven te waarborgen’ en ook ‘beleid te ontwikkelen dat rekening houdt met meerdere dimensies van seksualiteit in de lokale realiteit en inspeelt op de behoeften en eisen van het groeiende aantal huishoudens met een vrouw aan het hoofd’.

Collective Memory, Identity and the Legacies of Slavery and Indenture, het derde boek in deze serie, bevat diverse artikelen die bijdragen aan de studie van de Surinaamse samenleving. Ook hier wordt wat meer aandacht besteed aan die stukken. In deel een geeft Gooptar een algemeen beeld van de Caribische contractarbeid tussen 1838 en 1920. Het beginjaar is vroeger dan in Suriname, omdat in de Engelse en Franse kolonie de slavernij eerder werd afgeschaft. Sandra Clemen praat in ‘Creative industries: our Legacies, Our Future’ over het belang van de kleine craftindustrie voor het toerisme in Suriname.       

Kathleen Gijssels bespreekt in ‘Shadowy figures: Literary Representations of the Chinese in French Caribbean Fiction’ de rol van de Chinezen en de beeldvorming rondom hen in Franstalige literatuur. Maar natuurlijk is die vergelijkbaar met de mythologisering van de Chinezen in het Surinaamse.

Ballengee en Mustapha spreken over muziekontwikkelingen op Trinidad, terwijl Narinder Mohkamsing de ‘Baithangana Semantics’ voor Suriname in zijn artikel belicht. Hij vertelt wat de verschillende termen inhouden en hoe de uitvoering ervan door de tijd heen is veranderd. Zodoende is een vergelijking van de diverse manieren van deze muziekstijl en de beleving ervan mogelijk. 

Een groep Marrons tijdens een feestelijke gelegenheid te Paramaribo, ca 1930

In het deel ‘Collective memories of Slavery and Indenture’ schrijft Jerry Egger over het leven van de tolk Sitalpersad, die rond 1900 een belangrijke schakel was tussen zowel verschillende etnische groepen als tussen de contractanten en de overheid (in de persoon van Barnet Lyon). De bij ons bekende Stanley Raghoebarsing heeft van het levensverhaal van zijn familieleden een artikel gemaakt op basis van zijn boek Uit de klei van Saramacca (2019). Hierin zijn vijf generaties van een Surinaamse familie (tussen 1873 en 2010) vastgelegd.

Bridget Brereton van de University of de West Indies sluit het boek af met een artikel over hoe festiviteiten rondom emancipatie en de aanvangsdag van de contractarbeid op Trinidad de etnische identiteit van de mensen in de eenentwintigste eeuw hebben gevormd.     

Contractarbeidsters op Trinidad

Deze drie boeken zijn een substantiële aanvulling op de studie van Slavernij en Contractarbeid en voor de Surinaamse wetenschapsbeoefening onmiskenbaar belangrijk. Ze bevatten een schat aan bronnen, die weer geraadpleegd kunnen worden om verdere ideeën over deze onderwerpen uit te werken. Ze sluiten goed aan bij nieuwe ontwikkelingen en de toenemende mate van interdisciplinair onderzoek op universiteiten wereldwijd.  

Hopelijk zijn deze artikelen een belangrijke stimulans voor de huidige generatie studenten aan onze eigen universiteit om onderzoek naar de Surinaamse situatie op te pakken, er zijn voldoende aanknopingspunten. Belangrijk is ook om te vermelden dat de prestigieuze uitgever Routledge de serie van Manohar overneemt en ook in Engeland zal uitgeven. Het is te verwachten dat de prijs van de boeken dan wel veel hoger zal liggen.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter