blog | werkgroep caraïbische letteren

Schaduwspel

door Kevin Headley

Als ze doen wat ik zeg kunnen mooie dingen gebeuren. Ze moeten zich helemaal aan mij overlaten. Dan krijg je een fantastisch spektakel.

Illustratie door Desmond Kerk

Ik leerde het spel van mijn vader in Suriname. Hij had het geleerd van zijn vader. Hij weer van zijn vader in Indonesië. Het was dus mijn lot om ook dalang te worden. Toen ik jonger was speelde ik moeiteloos avonden achter elkaar met de poppen voor een scherm. Razendsnel stuurde ik met de dunne bamboe de handen van de poppen. Ik bracht hun schaduwen met de vlam van de wajanglamp tot leven. Verschillende verhalen schotelde ik het publiek voor. De heldenverhalen van onze cultuur. Het spel is een intensieve onderneming. Je bent uren bezig zonder pauze. Maar wanneer het publiek aan het eind voor je applaudisseert is het de moeite meer dan waard. We traden op bij huwelijken, kinderfeesten en speciale gelegenheden.

We waren populair en veelgevraagd. Wij dalang-spelers waren met z’n velen vroeger. Het waren mooie tijden. En de vrouwen waren om ons heen als bijen om de nectar. En als ze het aanbieden hoe kan je weigeren? Ik ben een man van vlees en bloed. Maar ik ging wel altijd thuis naar mijn vrouw Karin. Maar de latere jaren moesten we strijden met andere activiteiten zoals de bioscopen en televisie. Er was haast geen plek meer voor ons. We werden steeds minder gevraagd en men begon ons te vergeten. Mijn vrienden kwamen te overlijden en hun kinderen wilden andere beroepen uitoefenen. De jongeren waren niet geïnteresseerd om het vak te leren. We raakten steeds schaarser tot uiteindelijk ik alleen over was. Ik hoopte dat Karin en ik een kind zouden krijgen zodat die onze traditie kon meegeven. Helaas werden we niet gezegend met een nakomeling. Een aantal jaren geleden overleed Karin en was ik alleen. Ik en mijn poppen. Zij houden mij gezelschap.

Op een dag besluit ik een speciale wajangpop te maken. Een die naar mij luistert. Die mij begrijpt. In het bos zoek een stevige walaba-boom waarvan ik het hout haal voor de pop. Stevige bamboe snijd ik in stukken. Dit is om haar te bedienen. Drie maanden ben ik bezig met hakken, zagen en schuren van het hout. Ik heb er alle tijd voor over om haar perfect te maken. Ik zoek het beste leer en de beste stof om haar tot een prachtwezen te maken. En een donderdagavond gebeurt het. Ik ben bezig  haar klaar te maken en te leren bewegen. In mijn handen komt ze tot leven en komt ze uit de schaduwen tevoorschijn. Onschuldig en teder. Alles voor haar is nieuw.

Ik noem haar ‘Djennes’.

Elke avond danst zij voor mij op de klanken van de gamelan. Ik denk dat ze helemaal in trance raakt. Ze danst met haar hele lichaam. In de lichtflikkering van de kokolanpu is haar schaduw als een sieraad tegen de wand.  Elke beweging wordt versterkt en vergroot door de flikkering. Ik geniet met volle teugen. Door haar leef ik weer. Is alles weer nieuw. Heeft alles weer zin.

Volgens mij wil ze elke dag steeds meer. Ze wil de wereld verkennen. Waarom wil ze niet bij me blijven? Waarom is ze zo egoïstisch. Iedereen verlaat mij. Mijn vrouw. Mijn familie. Mijn vrienden. Nu zij. Nee, ze moet bij me blijven. Ze mag niet weg. Ze is van mij.

Een avond gaat het mis. Ze wil weg. Ze luistert niet. Ik wil haar vragen om te blijven. Ik smeek. Ik pak haar vast en trek haar naar me toe. Ze stoot me weg. Wat voor waanzin is dit? Ik grijp haar. Wie denkt ze dat ze is? Ik heb haar gemaakt en ze moet verdomme naar mij luisteren. Karin luisterde ook niet. Ze wilde altijd met vriendinnen afspreken. Of kwam laat thuis. Dus moest ik haar een paar tikken geven. Ze moest wel snappen wie de baas in huis was. Ik verdiende het geld. Dus ik had het voor het zeggen. Maar niemand mocht weten dat ik Karin soms moest corrigeren. Wat zouden mensen denken? Dat ik mijn vrouw niet aankon? Nee, het bleef tussen ons. Niemand hoefde te weten wat er in mijn huis gebeurt. Niemand zou het toch begrijpen. Ik hield van Karin, maar soms kon ze me echt boos maken.

Ik gooi Djennes tegen de muur. Ze valt in stukken op de grond. Wat heb ik gedaan? Waarom heeft ze me dit laten doen? Ik raap haar bij elkaar. Ze beweegt niet. Mijn handen trillen. Waarom luisterde ze niet naar me. Ik bedoelde het niet zo. Waarom was ze niet als Karin? Kon ze niet gewoon doen wat ik zeg?

In mijn houten schommelstoel zit ik na te denken. Ik kijk voor mij uit. Wat heb ik gedaan?

Ik heb nog een aantal keren geprobeerd haar in elkaar te zetten. Sorry gezegd. Haar beloofd dat ik anders zal zijn. Maar er gebeurt niets.

Een avond besluit ik nog een laatste keer de gamelan te bespelen. Elke klank klinkt dof. Ik kijk naar het licht van de gloeilamp en zucht. Niets. De enige schaduw die beweegt op de muur is van mij. Ik ben bijna klaar met het lied. Ik treuzel met het einde, maar uiteindelijk komt het er. Bij de laatste slag zie ik plotseling een snelle beweging op de muur. Ik kijk goed, maar zie niets. Ik doe nog een slag. Is dat een schaduw?

Is Djennes teruggekomen? Volgens mij is ze teruggekomen. Heeft ze me vergeven? Net als Karin. Ik wilde haar geen pijn doen. Ze moest alleen niet weg van me. Karin snapte wel dat ik van haar hield. Ik wilde haar geen pijn doen. Niet laten huilen. Maar ze kon soms zo koppig zijn. Doen alsof ze het beter wist.

Is het Djennes? Ik hoop het. Dan kan ze weer voor me dansen.  En me blij maken. Ik ben geen moeilijke persoon. Ik wil gewoon niet alleen zijn. En ik wil dat je luistert. Is dat zo moeilijk. Dans voor me, noh!

[Ook verschenen in de Ware Tijd op 28 november 2020, in het kader van 16 dagen activisme tegen gender-gerelateerd geweld.]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter