blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

Sarnāmi, óók een Surinaamse taal

door Bish Ganga

Met enige regelmaat kun je in Suriname en Nederland mensen horen zeggen dat ‘Suriname de ándere Verenigde Naties van de wereld is’. Ook de vreedzame Surinaamse samenleving wordt vaak geroemd. Dan wordt verwezen naar de synagoge die naast een moskee staat. Met deze kenmerken van Suriname is onlosmakelijk de cultuur- en taalsituatie van het land verbonden. Het land is immers rijk aan culturen en talen. Het Surinaams-Nederlands is weliswaar de voertaal, maar daarnaast worden er andere talen gesproken. Zo kun je op de Centrale Markt van Paramaribo het Sranan Tongo, het Sarnāmi, het Surinaams-Javaans en het Braziliaans (Portugees) horen, naast uiteraard de Indianen- en Marrontalen uit het binnenland.

Autochtone en allochtone talen

De oudste sporen van menselijke aanwezigheid in Suriname dateren van 9000 v.Chr. Zo is de gedachte, want systematisch archeologisch onderzoek heeft in Suriname nauwelijks plaatsgevonden. Wel zijn er bij expedities en opgravingen voor bodemonderzoek, bosbouw of andere doeleinden toevallige ontdekkingen en vondsten gedaan die duiden op vroege bewoning. In De Grote Surinametentoonstelling in Amsterdam valt bijvoorbeeld een puntgaaf Precolumbiaans stenen masker van het Surinaams Museum te bewonderen uit de prehistorie van Suriname. Het masker (zie afbeelding) is zeer fraai van ontwerp en afwerking.

Precolumbiaans stenen masker. © Foto De Nieuwe Kerk

Met de komst van Europeanen rond 1500 houdt de Surinaamse prehistorie op. Christophorus Columbus ontdekte in 1492 per ongeluk America toen hij op zoek was naar een alternatieve route naar India, Indonesië en China. Hij voer naar het westen en niet zoals gebruikelijk naar het oosten. De westelijke route was ingegeven door de kennis dat de wereld rond was. Bovendien had Columbus zich verdiept in de wereldkaart van Paolo dal Pozzo Toscanelli, een Italiaanse medicus en cartograaf, die conservator was van de bibliotheek van Florence. Toscanelli deed daarnaast astronomische waarnemingen, onder meer van de zon en kometen. Hij was dus een veelzijdig man.

Ten tijde van de prehistorie werd Suriname bewoond door Indianen of Inheemsen, die in stamverband een nomadenbestaan leidden. Zij zijn dus de oorspronkelijke of autochtone bevolking van Suriname. Een goed beeld van het aantal stammen en hun leefgebied is er niet. Een van de (vele) stammen, de Surinen – waaraan Suriname waarschijnlijk haar naam dankt – is op een gegeven moment verdreven door andere stammen. Nog weer andere Indianenstammen waren de Arowakken en de Warraus die volgens de fragmentarische informatie vreedzaam naast elkaar leefden. Landsgrenzen bestonden niet en men zal dus over grote gebieden van het continent hebben gezworven. Op een gegeven moment zijn uit het zuiden de Caraïben naar de kustvlakte van Suriname getrokken. Van hen is bekend dat zij niet erg vredelievend waren. Hun expansiedrang moet hevige strijd veroorzaakt hebben met andere stammen.

Elke stam zal zijn eigen taal of taalvariant hebben gesproken. Bij onderlinge ontmoetingen moet er sprake zijn geweest van een contact- of pidgintaal naast de eigen stamtaal. Doordat de inheemsen niet konden lezen en schrijven, is er helaas geen documentatie nagelaten, zodat over de Indianentalen dus niets met zekerheid kan worden gezegd. Het is aan te bevelen de talen te inventariseren, te ordenen en de context te beschrijven als Surinaams erfgoed. Op grond van de Indianentalen die nu in Suriname gesproken worden, kan tot op zekere hoogte het een en ander gereconstrueerd worden. Daar pleit ik dan ook voor, omdat deze talen autochtoon zijn. Bovendien is het perspectief van deze Indiaanse talen somber. Tegenover de fysiek grotere importtalen zoals het Surinaams Nederlands, het Sranan Tongo, het Sarnāmi, het Surinaams Javaans, het Surinaams-Chinees en het opkomende Braziliaans (Portugees) blijft voor de Indiaanse talen weinig ontwikkelingsruimte over.

Het Sranan Tongo en het Sarnāmi zijn inmiddels behoorlijk gedocumenteerd. Er zijn woordenboeken, boeken over grammatica en literatuur beschikbaar. Het Surinaams-Javaans en het Surinaams-Chinees verdienen natuurlijk eveneens nadere studie en documentatie. Er vallen activiteiten te bespeuren in die richting en er ligt een aantal producten. Daarbij dient niet vergeten te worden dat deze activiteiten veel tijd en inspanning vergen.

Voor het allereerste begin van het Sarnāmi moeten we in India zijn.  De kandidaat-immigranten voor de eerste transport met de Lalla Rookh werden in verschillende streken van India geworven en vervolgens samengebracht in het depôt van Calcutta voor vertrek naar Suriname. Per definitie spraken de mensen verschillende talen, maar door de ontstane situatie zagen ze zich gedwongen om op de een of andere manier met elkaar te communiceren. Bij gebrek aan een lingua franca was dit het begin van een nieuw ‘contacttaaltje’, dat in Suriname als Sarnāmi tot wasdom is gekomen.

Jong en toch volwassen

Omslag van Dharma Yaga 30 november 1975

Het Sarnāmi is een jonge taal, jonger dan 150 jaar. Toch heeft de taal op verschillende aspecten potenties die gelijkwaardig zijn aan oudere talen. Er verschijnt – op beperkte schaal – literatuur in het Sarnāmi, zowel proza als poëzie

In een speciaal nummer van het Indiase blad Dharma Yuga van 30 november 1975 schrijft dr. G.H. Schokker, destijds hoofddocent Hindi en Avadhi aan de Rijksuniversiteit Leiden, een artikel. Het nummer werd uitgegeven ter gelegenheid van de kort daarvoor verkregen onafhankelijkheid van Suriname op 25 november van dat jaar. De titel van zijn artikel luidt:

(De taal van de Surinaamse Hindostanen is ‘Sarnāmi’).

‘Men is het erover eens’, – betoogt hij – ‘dat de Hindostanen die eind 19e en begin 20e eeuw naar Suriname zijn gegaan om daar te werken, afkomstig waren uit Uttar Pradesh en de noordwestelijke districten van de provincie Bihar in India. De omgangstalen van die Indiërs waren Avadhi, Bhojpuri en Khari Boli’.

Dr. G.H. Schokker. Foto: Dharma Yuga

Een mixtuur van deze drie talen is als contacttaal de basis geworden voor wat zou uitgroeien tot het Sarnāmi. Er zijn verschillende namen aan gegeven, waarvan ‘Sarnāmi Hindustani’ er één was. In 1964 publiceert Jnan Adhin De Geromaniseerde spelling van het Sarnami Hindustani. Tussen haakjes voegt hij als Nederlandse vertaling Surinaams Hindostaans aan de titel toe. In de periode tussen 1964 en 1975 is op een gegeven moment de naam Sarnāmi in zwang geraakt. Schokker spreekt in 1975 immers van ‘Sarnāmi’, zonder meer.

De kiem voor de mixtuur moet in de depots van Calcutta zijn gelegd in 1873 toen daar een groep migranten bij elkaar gebracht werd voor de eerste zending contractarbeiders naar Suriname met het zeilschip de Lalla Rookh. De mensen met bovengenoemde taalachtergronden moesten noodgedwongen met elkaar communiceren, want ze waren op elkaar aangewezen voor een langere tijd. Ze gingen als één groep aan boord van het zeilschip en verbleven ruim drie maanden op zee, zonder ook maar één keer vaste grond onder de voeten te voelen tot ze de eindbestemming Suriname bereikten.

De communicatie tussen de schepelingen zal in eerste instantie wel verlopen zijn via gebaren en een beperkt aantal kernwoorden uit de brontalen. Die kleine verzameling kernwoorden zal gedurende de lange reis op het schip zijn gegroeid door de onderlinge communicatie.

In Suriname heeft die contacttaal, die met de eerste zending immigranten uit India meekwam, wortel geschoten en zich ontwikkeld tot het Sarnāmi door onder meer veel leenwoorden uit andere in Suriname gesproken talen te incorporeren zoals het Nederlands en het Sranan Tongo.

Door de massale emigratie van Hindostaanse Surinamers naar Nederland rond de onafhankelijkheid in 1975 heeft het Sarnāmi ook daar zijn intrede gedaan. Maar dat terzijde.

De arbeidscontractanten werden op plantages door het hele land tewerkgesteld. Na de contractperiode vestigden ze zich ook op diverse plaatsen, waardoor een soort clusters van Sarnāmisprekers ontstonden. Het gevolg van de clustervorming is dat het Sarnāmi vandaag de dag vele varianten kent, vergelijkbaar met dialecten.

Zo is het Sarnāmi van Nickerie sterk beïnvloed door talen van Guyana, waaronder het Engels. Het Sarnāmi van Saramacca heeft een eigen ontwikkeling doorgemaakt door de geïsoleerde ligging. De regio van Paramaribo kent naast de stadsvariant de varianten van Leiding, Kwatta en Pad van Wanica. Ook in het district Commewijne heeft zich een variant ontwikkeld, de Hansu-variant. Het Sarnāmi kent dus meerdere varianten, het bestaat misschien wel uitsluitend uit varianten, zonder dat één ervan leidend is (geworden) in welk opzicht dan ook.

Hindostaanse vrouw bezig met de rijstoogst. Foto: R.V.D.S., Paramaribo

Aan taalkundige aandacht voor het Sarnāmi heeft het niet ontbroken. Schokker meldt in 1975 dat zijn studente Sheela Sahtoe uit Paramaribo belangrijk werk heeft verricht om tot een aanzet te komen van een grammatica. In het bijzonder heeft zij onderzoek gedaan naar leenwoorden en woordafleidingen. Het woord ‘boek’ uit het Nederlands wordt bijvoorbeeld in het Sarnāmi ‘boekwa’.

In 1985 verschijnt het grammaticaboek Sarnāmi Byākaran van R.M. Marhé. Ook hij is afkomstig uit de regio Paramaribo, te weten Leiding. De vraag rijst dan ook in hoeverre de grammatica valide is voor bijvoorbeeld de Nickeriaanse variant van het Sarnāmi.

Dat het Sarnāmi potentie heeft, staat buiten kijf. Het Nieuwe Testament, bestaande uit ruim 500 pagina’s, heeft men kunnen vertalen in het Sarnāmi. Ter illustratie volgen hierna twee verzen met bijbehorende vertalingen.


Sarnāmi vertaling: Mateas 3:11 Ham toelogke paanie se dopoe kariela dekhaawe khaatien kie toelog aapan paap pastaaike ek naawa djiewan soeroe karle hai. Bakie hamare baad ek Aadmie aaiga djaun ke hamse djaada saktie hai. Ham okar djoeta oethaawe laaik na baatie. Oe toelogkePPawietr Aatma aur aagie se dopoe kariega;
Mateas 3:12 oe iensaan logan ke faisala kariega djaise ek khetiar dhaan osaaike bakhaar me rakhie aur paija ke aagie me djaraai dei. Aur oe aagie kabhie na boetiega”.  

Oorspronkelijke tekst: Matheus 3:11 Ik doop jullie met water ten teken van jullie nieuwe leven, maar na mij komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om zijn sandalen voor hem te dragen. Hij zal jullie dopen met de Heilige Geest en met vuur;
Matheus 3:12 hij houdt de wan in zijn hand, hij zal zijn dorsvloer reinigen en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal hij verbranden in onblusbaar vuur”.
Bron: International Bible Society, Parmeswar ke naawa poestak, Het Nieuwe Testament in Sarnami Hindoestani, © International Bible Society 1997, 2009 [niet-officiële spelling – red. CU]

4 november 2019

on 11.12.2019 at 11:37
Tags: /

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter