blog | werkgroep caraïbische letteren

Sarah Adams promoveerde op slavernijkritisch theater

Op donderdag 10 december 2020 verdedigde Sarah Adams haar proefschrift Repertoires of Slavery aan de Universiteit Gent. Vanwege de coronamaatregelen gebeurde dat online. De dissertatie brengt het netelige ideologische terrein van het abolitionisme in kaart door in te zoomen op wit Nederlandstalig theater tijdens een periode waarin hevig werd gedebatteerd over nationale identiteit, winstgevendheid, ras en mensenrechten. Promotor was prof. Kornee van der Haven.

Het proefschrift neemt negen slavernijkritische toneelstukken onder de loep die werden gemaakt en opgevoerd tussen 1770 en 1810. Uit de analyses blijkt dat Nederlands slavernijkritisch theater de Europese imperiale hegemonie zowel bekritiseerde als versterkte. Enerzijds betwistte het de status quo en propageerde het hervormingen; anderzijds bestendigde en verspreidde het symbolische vormen van geweld en zette het een koloniale politiek en esthetiek mee op touw.

De promovenda, inmiddels doctor Sarah Adams

Onderdeel van die esthetiek blijkt ook het principe van ‚blackface‘ te zijn, een praktijk die actueel is en jaarlijks nog ter discussie staat rond het Sinterklaasfeest. Slaafgemaakte blackface-personages komen in de achttiende-eeuwse stukken regelmatig in verzet tegen het koloniale systeem, maar tegelijkertijd zijn zij onderdeel van een witte vermaakscultuur rond het theater. Dat juist slavernijkritische stukken op die manier raciale stereotypen bevestigden is opmerkelijk te noemen. Het proefschrift laat zien hoe deze stukken een ‘reservoir’ aanlegden van herinneringen, kennis, figuren, affecten en overtuigingen dat tot op de dag van vandaag cruciaal is voor de productie en het behoud van witte dominantie in de Lage Landen.

De promotiecommissie, rechts onder Sarah Adams, naast haar prof. Van der Haven

Samenvatting

Repertoires van slavernij: Nederlands theater tussen abolitionisme en koloniale onderwerping, 1770-1810

Repertoires van slavernij brengt het netelige ideologische terrein van het abolitionisme in kaart door in te zoomen op wit Nederlandstalig theater tijdens een periode waarin hevig werd gedebatteerd over nationale identiteit, winstgevendheid, ras en mensenrechten. Deze studie neemt negen slavernijkritische toneelstukken onder de loep die werden gemaakt en opgevoerd tussen 1770 en 1810, gaande van Nicolaas S. van Winters Monzongo, van de koningkylyke slaaf (1774) over Adriaan van der Willigens Selico (1794) tot Jean Rocheforts Pantalon, Oost-Indische planter (1802). Van daaruit traceer ik de tegenstrijdige functies van het abolitionisme en denk ik na over de manier waarop het slavernijdebat door toneelauteurs en vertalers werd gebruikt om de contouren van een witte en soms specifiek Nederlandse subjectiviteit te (her)definiëren. De leesmethode die ik hanteer is geïnspireerd door concepten en opvattingen van postkoloniale critici die dominante culturele producties “tegendraads” hebben proberen te analyseren, met name Saidiya V. Hartman, Edward W. Said en Michel-Rolph Trouillot. Mijn hoofdthese is dat Nederlands abolitionistisch theater de Europese imperiale hegemonie zowel bekritiseerde als versterkte. Enerzijds betwistte het de status quo en propageerde het hervormingen; anderzijds bestendigde en verspreidde het symbolische vormen van geweld en zette het een koloniale politiek en esthetiek mee op touw.

Een van de geanalyseerde theaterstukken

Dit proefschrift bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk schetst de specifieke socio-economische, politieke en culturele context waarin bovengenoemd repertoire geproduceerd en ontvangen werd. De drie daaropvolgende hoofdstukken zijn gestructureerd rond drie herkenbare blackfacepersonages: het slachtoffer dat wacht op zijn/haar redding, de tevreden knecht die vrede neemt met zijn/haar dienstbaarheid en de wraakzuchtige opstandeling. Ik bestudeer hoe deze figuren gestalte kregen op het podium en hoe hun karakterconstellaties verbonden waren met machtsrepresentatie. Door te getuigen van de mensonterende omstandigheden waarin zij tot slaaf werden gemaakt, van het herhaaldelijke misbruik en van de uitzichtloze situatie waarin ze zich bevonden, toonden deze blackfacepersonages aan de toeschouwers hoe dringend humanitaire hervormingen nodig waren. Tegelijkertijd waren het oningevulde figuren waarop toneelschrijvers gemakkelijk ideologieën konden projecteren die in de eerste plaats kapitalistische belangen en schadelijke raciale theorieën dienden. Tegenover deze drie blackfacepersonages stond de genre-typische burgerlijke held. Zijn aanwezigheid was net zo belangrijk voor het abolitionistische betoog als voor de bevestiging van witte, mannelijke dominantie.

De titel van dit proefschrift verwijst niet alleen naar de toneelstukken als dusdanig, maar ook naar een verzameling terugkerende sjablonen, theaterconventies, personages, stijlfiguren en scenario’s die ze (her)produceerden en versterkten. Bovendien verwijst Repertoires van slavernij naar wat Gloria Wekker het “culturele archief van Nederland” noemt, of het “reservoir” van herinneringen, kennis, figuren, affecten en overtuigingen over ras die zich tijdens vier eeuwen koloniale heerschappij hebben opgestapeld en die cruciaal zijn geweest voor de productie en het behoud van witte dominantie in de Nederlandse samenleving van vandaag. Mijn proefschrift hoopt inzicht te krijgen in theatrale vertogen van raciale onderwerping rond 1800 en ze te beschouwen als bouwstenen van het Nederlandse culturele archief.

Detail van het omslag van de muziekuitgave Whitlock’s Collection of Ethiopian Melodies, 1846. Whitlock speelt de banjo en zijn partner is zijn partner Frank of John Diamond, beiden als blackface. (Deze voorstelling valt buiten het bestek van het proefschrift van Adams.)

Laudatio door prof. dr Kornee van der Haven

Weledelzeergeleerde Doctor Adams,

beste Sarah, laat ik maar meteen met de deur in huis vallen. Ik ben jaloers op jouw naam. Ja, echt. Waar ík het buiten de landsgrenzen meestal moet doen met het vreselijke Corny, daar draag jij een naam die ook in het Engels even welluidend is als in onze moedertaal. Zelfs op de Nederlandse radio raken ze van jouw naam in de war en willen ze die als vanzelfsprekend verengelsen: “Sarah Adams is het toch, of is het…. Adams?”– tot twee keer toe hoorden we afgelopen zondag deze falende zelfcorrectie van de journalist op de Nederlandse radio.  Dat zo’n mooie naam nu toch gewoon Vlaams kan zijn, ze konden het daar duidelijk niet geloven. Jouw nuchtere reactie die erop volgde tekent je trouwens ten voeten uit, ik citeer: “Nee hoor, zegt u maar gewoon Adams”.

Weet je, zo’n naam zal het internationaal goed doen. En dat is mooi, want ik ben er sterk van overtuigd dat jouw proefschrift, Sarah, ook buiten de Lage Landen opgemerkt zal worden en zelfs hoge ogen zal gooien. Ik denk dat we daarvan vandaag al een voorproefje hebben mogen meemaken, getuige de aanwezigheid van twee internationaal belangrijke en voor jou zeer inspirerende stemmen op het terrein van jouw specialisatie van abolitionistisch toneel, Jenna Gibbs, en de postkoloniale theorie, Gloria Wekker. We vonden het natuurlijk een hele eer dat zij, evenals drie zeer gewaardeerde vakspecialisten, hier vandaag bij jouw verdediging aanwezig wilden zijn en met zoveel aandacht je proefschrift wilden lezen.  

Internationaal aandacht vragen voor de Nederlandse literatuur van de 18de eeuw is natuurlijk niet evident, Sarah – dat weet jij, dat weet ik, en ook collega Leemans hier aanwezig, prominent kenner van die eeuw, zal dat beamen. Zelfs in het eigen vakgebied van de neerlandistiek is de 18de eeuw altijd een beetje een ondergeschoven kindje geweest, een eeuw waar een beetje schamper over gedaan wordt, wat zeker hier in Vlaanderen nog zo is. Maar daar trok jij je niets van aan, zo’n 7 jaar geleden, toen je ter gelegenheid van je bachelorproef in het Nederlandse 18de-eeuwse toneelrepertoire dook, meteen al heel beslist op zoek naar slavernijkritisch repertoire. Die beslistheid is kenmerkend voor jou, Sarah, ook al gaat die schuil achter de nodige bescheidenheid: je weet wat je wil, je bent volhardend en kiest je eigen weg. Het is dan ook veelzeggend dat je het onderwerp waar je je in 2013 in vastbeet, anno 2020 nog steeds stevig in je kaken hebt, met dank aan een onderzoeksproject dat je zelf bij FWO aanvroeg en met steun van dat fonds sinds 2016 hebt mogen uitvoeren.

Die volharding van jou was ook wel nodig bij een onderwerp als dit. Want ja, er moet nog zoveel pionierswerk gebeuren wat die 18de-eeuwse Nederlandse literatuur betreft. Veertig jaar geleden was dat al zo, en voor veel literaire aspecten van die eeuw is dat nog steeds zo. Ik kan hiervoor andere getuigen oproepen, zoals Bert Paasman, met wie je rond jouw project zo intensief samenwerkte – een soort Doktorvater achter de schermen, ik denk dat ik dat wel mag zeggen. Met zijn proefschrift uit 1984 ontrukte hij de 18de-eeuwse koloniale Verlichtingsroman aan de vergetelheid. Hij liet zien hoe in de roman Reinhart de protagonist zich ontpopt tot abolitionist, een fel bestrijder van de slavernij, tot hij nota bene – o ironie – zelf plantage-eigenaar wordt. De abolitionistische roman bleek een vat vol tegenstrijdigheden, zoals dat nu ook blijkt te gelden voor veel van de toneelstukken in jouw corpus en je haalt de studie van Bert Paasman in je inleiding niet voor niets aan als een van je meest belangrijke inspiratiebronnen. Bert Paasman, en anderen van zijn generatie, waren pioniers, maar jij bent dat op jouw beurt ook, Sarah. En ik vind het heel belangrijk om dat hier te benadrukken. Want dat je een heel goed proefschrift schreef is wel duidelijk, maar dat je bij het schrijven van dat proefschrift echt, echt “from scratch” moest beginnen, dreigen we wellicht al snel te vergeten als we het indrukwekkende eindresultaat zien.

Maar het valt echt niet te ontkennen, dames en heren, dat Sarah aan het begin van haar project voor een moeilijke opgave stond. Er was over dit repertoire nog nauwelijks iets geschreven en dus ook nog nauwelijks iets bekend. Die uiterst fascinerende tekst van Van Hogendorp, Kraspoekol? Niets, of toch bijna niets, was daarover geschreven. Monzongo, een van de vroegste abolitonistische theaterteksten überhaupt, ook internationaal gezien een unicum (een in literair opzicht overigens sterk toneelstuk dat goed in elkaar steekt). Idem dito. Sarah moest graven, graven en het huis van haar proefschrift, moest zij, overigens naar goede Vlaamse gewoonte waar het om huizen gaat, vanaf de eerste steen helemaal zelf opbouwen. Natuurlijk lag er wel een fundament, gebouwd door internationale onderzoekers, en onderzoekers die voor de Nederlandse traditie al andere genres vanuit een vergelijkbaar perspectief bestudeerd hadden, maar wat dat Nederlandstalige abolitionistisch theater betreft kon Sarah gewoon nergens op terugvallen.

Het zou al een enorme verdienste geweest zijn als Sarah nu dat volledige onbekende repertoire had opgediept, toegankelijk gemaakt voor verder onderzoek: kortom de bescheiden opzet had gekozen die past bij veel van dit soort pioniersonderzoek. Maar dan kent u Sarah niet. Nee.

Het onderzoek mocht geen inventariserende verkenning blijven, het moest in de ogen van Sarah:

  • Theaterhistorisch zijn, dus niet alleen aandacht besteden aan de tekst, ook aan de opvoeringspraktijk.
  • Kritisch zijn, dus niet enkel ‘historisch’ gericht zijn, maar ook de relatie leggen met het hier en nu en onze omgang met het koloniaal verleden en daar kritisch op reflecteren
  • Niet enkel literair- maar ook ideeënhistorisch zijn, met de nodige aandacht voor het vroege abolitionisme
  • En het moest natuurlijk toch ook letterkundig zijn, met de nodige aandacht voor vorm, genre en de gelaagdheid van de teksten, waarbij zij de onder historisch letterkundige heden ten dage vaak verwaarloosde vaardigheid tot close reading niet schuwde

En zo kan ik nog wel even doorgaan.

En, typisch voor Sarah en haar enorme doorzettingsvermogen: dat is haar ook allemaal gelukt, en hoe!

Laten we ze even naast elkaar plaatsen. Deze Sarah, de held van het pioniersonderzoek aan de ene kant, en de door haar zelf bestudeerde abolitionistische toneelhelden, aan de andere kant. We weten inmiddels, die laatste zijn meestal witte helden, maar ook nog eens mannen natuurlijk, dus dan weet je wel wat voor vlees je in de kuip hebt: eerst hoog van de toren blazen wat hun idealen betreft, maar als het puntje bij het paaltje komt. Tsja.

Zo niet Sarah – hoog van de toren blazen is haar volledig vreemd. Met grote schroom begaf ze zich bijvoorbeeld afgelopen zondag, zij het telefonisch, naar het Mediapark te Hilversum (de Nederlandse Reyerslaan zeg maar) om wat over haar proefschrift te vertellen. En die schroom was niet voor de vorm, die was echt, dat kan ik u verzekeren. Een simpel mailtje aan de redactie was genoeg om ze te interesseren voor het onderzoek, maar om Sarah tot een interview te bewegen…. De spreekwoordelijke hemel en aarde werden ervoor bewogen, laten we het daarop houden.

Bescheidenheid dus, doorzettingsvermogen, voorzien van een toefje koppigheid, laten we dat ook niet vergeten – familie en vrienden zal ik hier vast als getuigen kunnen opvoeren – , en strijdbaarheid.

Want Sarah is een vrouw van de actie. Dat is hier vandaag nog niet ter sprake gekomen, maar zo ken ik haar zeker ook. Ze is actief voor verschillende organisaties, zoals Vrede vzw hier in Gent en het is duidelijk dat ze ook haar onderzoekswerk beschouwt als een vorm van actievoeren. En dat siert haar, vind ik, want er zijn maar weinig jonge onderzoekers die dát in de fase van hun proefschrift reeds aandurven. Ik zou dat de jonge onderzoekers hier digitaal aanwezig graag willen zeggen: verstop je engagement alsjeblieft niet onder stoelen of banken, maar doe er iets mee, ook op het vlak van onderzoek – wees als Sarah.

Wie Sarah kent weet ook dat áls Sarah eenmaal haar strijd gekozen heeft, dat ze dan onverzettelijk is,  radicaal ook en dat ze geen gemakkelijke uitvluchten meer accepteert.

Ik heb dat overigens zelf aan den lijve ondervonden. Wat ik kort zal toelichten. Zoals u wellicht weet, hebben we als Gentse neerlandici het grote voorrecht in de burelen van de Blandijn te mogen werken – mits er tenminste geen gevaarlijke virussen rondwaren. Voor wie dat gebouw niet kent: het is voor de helft sinds zo’n vijf jaar heel aardig opgefrist (hoewel het frisse er daar inmiddels alweer een beetje af is), maar de rest bevindt zich nog in een toestand die duidelijk nog dateert uit een andere eeuw. Nog steeds sieren Mewaf-kasten menig bureau (die grijze, sombere dingen: u gelooft het niet, maar Sarah is er fan van, ze staan zelfs in haar woonkamer, maar dat terzijde), menig stopcontact is nog van bakeliet, en ook de inmiddels grijs uitgeslagen witkalk op de muren dateert van een half of heel mensenleven terug. Nu, te midden van al die grauwheid veroorlooft een mens  zich wel eens een uitspatting, dus hing ik daar een kleurrijk portret op van een tamelijk onbekende “pruik”. Voor niet ingewijden: dat is een slang-woord onder dixhuitiemisten voor iemand uit de achttiende eeuw. Het was een goede  reproductie van een schitterend portret, aardig ingelijst bovendien, gemaakt door Cornelis Troost, een topstuk van 18de-eeuwse aquarelkunst. Het toonde de minor poet Jan Jacob Mauricius, die ik uit mijn eigen onderzoek kende als toneelliefhebber en diplomaat te Hamburg. Ik kon echt van dat portret genieten.

U hoort, ik spreek in de verleden tijd, want Mauricius hing daar dus monter te ‘shinen’ aan mijn grauwe muur, totdat, totdat Sarah eens binnenstapte. “Ha, oh, is dat niet die Mauricius,” smaalde ze? Mjah, mompelde ik, want ik voelde ‘m natuurlijk al aankomen. “Zou die daar niet eens weg moeten?” Wat bleek nu: deze Mauricius had een onfris verleden – hij werd na zijn Hamburgse avontuur gouverneur van Suriname, en daarmee een verlengstuk van het Nederlandse koloniale systeem op het moment dat de slavenhandel in Suriname volop floreerde. U begrijpt: zoiets kon natuurlijk niet in mijn bureau blijven hangen. Een tweede bezoek van Sarah daarop leverde daarom zelfs al activistische leuzen op, in de trant van: “Dekoloniseer uw bureau” – en zo gebeurde, want ja, als Sarah het meent, vrienden en familie kunnen dit vast bevestigen, dan méént ze het en accepteert ze geen flauwe uitvluchten.

En vandaag, Sarah, was er ook geen ontkomen meer aan. Hoe zelfverzekerd je hier vandaag stond, hoe vol twijfel was je nog een week of twee weken geleden over die verdediging. Ten onrechte, echt ten onrechte, we waren allemaal getuige van een fantastisch verdediging, waarmee ik je, Sarah, wil feliciteren, evenals je familie, vrienden en met name Daan natuurlijk – want een proefschrift schrijven is niet gemakkelijk, stresserend, ook voor je omgeving en al helemaal in deze coronatijd natuurlijk – maar jij en je naasten hebben het doorstaan. Deze promotie is de kroon op vier jaar keihard werken. Er ligt hier namelijk niet alleen een proefschrift, maar straks ook een editie van een toneelstuk uit je corpus, een congresbundel, een tweede onderzoeksaanvraag, een aantal jaarboeken die je redigeerde voor de werkgroep 18de eeuw, een hele reeks van artikelen, en ga zo nog maar even door. Sarah is, beste mensen, een harde werker, een kritisch denker, en tegelijkertijd ongelofelijk nauwkeurig en veeleisend voor zichzelf. Je maakte het jezelf daarmee niet altijd even gemakkelijk, Sarah, maar het maakt ook dat je trots mag zijn op wat je hier hebt gepresteerd.  

Sarah, je bent vast moe en ik ga het niet langer rekken – geniet nu even van dit moment, van de stilte na deze storm, voor je aan de slag gaat met hopelijk een nieuw project, wat – ik twijfel daar niet over – zeker gebeuren gaat. Er volgt in elk geval spoedig een maandje vervolgonderzoek als gastonderzoeker in Berlijn, waar ik je alvast een heel goede tijd wens.

Sarah, ik meen het als ik zeg dat het een groot plezier was om je te begeleiden en ik kijk er naar uit om jouw verdere ontwikkeling als wetenschapper op de voet te volgen.

Want we gaan nog veel van onze held horen, beste mensen, daar ben ik zeker van.

2 comments to “Sarah Adams promoveerde op slavernijkritisch theater”

  • Hartelijk gefeliciteerd, Dr Sarah Adams, met het publiceren en verdedigen van uw proefschrift!

    Ik zou het graag in zijn geheel willen kunnen lezen.
    Is het mogelijk het in papieren versie of digitaal te verkrijgen, waarbij u mij laat weten welke kosten daaraan verbonden zijn?

    Met vriendelijk groet,
    Catharina

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter