Ruzie met scheepslui – Leren van geschiedenis 137
door Hilde Neus
Ondanks overleg op regeringsniveau schijnt de zaak van de Guyanese vissers die hun vangst halen uit wateren van Surinaams territoir, nog niet te zijn opgelost. Deze belooft dit, de ander ontkent dat weer, het is een getouwtrek dat de zaak voor het algemene publiek niet echt duidelijker maakt. Zelfs op presidentenniveau. Deze week kwam de zaak weer in de media. Het is lastig de regels te bepalen voor mensen op zee, het is toch een apart slag volk. Dat zien we terug in diverse archiefstukken uit de 18e eeuw
Een quetsuur met een mes
Op 17 mei 1747 deed zich de zaak voor van matroos Pieter Bartel, die was opgesloten in Fort Zeelandia. Hij vaarde op het schip De Concordia, onder kapitein Douwe Ferret. Hij bekende dat hij op het schip, zittende te eten met anderen, een stuk geweekt brood voor zich had. Cornelis Jeker, een medematroos, had dit weggenomen waarop Bartel hem stak met een mes dat voor hem op het dek lag. Daarop liep de man een ‘quetsuur’ op aan zijn arm. Tot zijn verdediging bracht Bartel in, dat hij niet de intentie had om zijn collega te ‘quetsen’.
Hij kreeg als vonnis dat hij ‘ter exempel moest worden gestraft, op normale wijze.’ Zelf vroeg hij of het Hof hem kon straffen, na op dezelfde wijze te zijn berecht als was het op een schip. Het Hof ging hier niet op in maar ‘condamneerende’ hem zoals hij anders bij scheepsrecht veroordeeld zou worden. De kapitein was ook van mening dat straffen een zaak van het schip zelf was. Vermoedelijk hoopte Bartels, dat mensen op land minder hard slaan dan mensen op zee.
Wie berecht: Zee of land?
Het Hof bepaalde dat Bartel ‘Of met een dag ingevolge scheepsgebruik te werden gestraft als mede en de kosten van het proces te betalen.’ De straf was hetzelfde, maar het Hof oordeelde dat de zaak zich had voorgedaan op het schip. Het Hof moest altijd inzage hebben in het vergrijp en de strafmaat, zoals bepaald in 1720. Alleen op volle zee mochten kapiteins van de West Indische Compagnie justitie doen. Aan land bepaalde de lokale politie.
Bartel moest op een ter rede op stroom liggend schip enige keren ‘van de grootste rade lopen’, en in geboeide toestand van behoorlijke hoogte in het water vallen. Vervolgens zou Bartel ‘met een mes boven zijn hoofd strengelijk worden gelaerst?’ Laarzen is het aan schepelingen toebrengen van slaag met een laars, een ‘dik eind touw’. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) vermeldt dat voor het in slaap vallen tijdens de wacht wel honderd slagen werden toegediend, soms op de natte broek. In verreweg de meeste gevallen vond de voltrekking van de straf voor de grote mast plaats, ‘s-ochtends direct na het ochtendgebed.
Conflicten aan land
Wanneer matrozen aan land kwamen kon er onrust ontstaan. Een groep was van boord gegaan en in juli 1711 op de Savanne slaags geraakt met soldaten. Nadat de matrozen klachten hadden gegeven, onderzocht het Hof de zaak. De oorzaak bleek al tijdens de overtocht te zijn ontstaan. De schuldigen werden niet gevonden. Daarop werden alle schippers en stuurlui tijdens de vergadering van de raad ontboden, om te bespreken hoe dergelijke ‘desordres’ te voorkomen. Ze werden aangemaand hun bemanning te instrueren geen gelegenheid tot vechtpartijen te geven.
Een van de matrozen van het schip werd (met alle ceremonieën daar gebruikelijk) heel publiekelijk gestraft. ‘Hem tot drie reijsen te doen afloopen van de rheede en met het te doen slaan van ’t scheepsvolk met een stuk dag op syn gat, nadat een Canonschot voor af hadde gelost.’ Een ‘dag’ is ook een kort, dik touw. De kapitein kreeg opdracht de uitvoering op te schorten totdat de gouverneur weer in Paramaribo was.
In 1744 werd er weer gedelibereerd over deze voorvallen. Wanneer iets op een schip had plaatsgevonden, kon het door de kapitein worden afgehandeld. Maar wanneer de zaak op straat, in een burgerhuis tussen verschillende schepen of wanneer de algemene publieke rust verstoord werd, bemoeiden de gouverneur en de raad fiscaal zich er mee.
In februari 1759 hadden kanonniers zich aan publiek geweld schuldig gemaakt door in de stad en op de Savanne ‘op eene schrikkelijke Wijse met de bloote Pallas op de straat gekapt en teegens de matroosen die op de Werff waaren geraast en gevloekt.’ Ze waren naar de timmerwerf gelopen en brachten de eerste timmerman, die aan een pond stond te werken, een houw toe. Het werd een hele vechtpartij, die niet licht werd opgenomen. Het Hof strafte zwaar.
Op de afbeelding hangt een man aan de mast die op het punt staat gekielhaald te worden.