Rihana Jamaludin schrijft roman over zoektocht naar het wezenlijke
door Jace van de Ven
“Je moet altijd meer weten dan wat je opschrijft,” zegt Rihana Jamaludin op een gegeven moment in het interview over haar nieuwe roman Kuis. Als ze bedoelt, dat je goed beslagen ten ijs moet komen, als je een roman schrijft, gaat dat voor haar zeker op.
Voor haar vorige boek, De zwarte lord, schreef en studeerde ze maar liefst zes jaar. In deze historische roman die zich afspeelt in Suriname in de negentiende eeuw, komt de Bossche gouvernante Regina aan in Suriname om onderwijs te geven aan Walther, een jonge kleurling die van zijn blanke vader een grote plantage heeft geërfd. Walther wordt binnen de elite met wantrouwen bekeken vanwege zijn buitenissige gedrag.
“Zowel Surinamers als Nederlanders weten weinig over de Surinaamse geschiedenis. Het is bijvoorbeeld nauwelijks bekend, dat kleurlingen – kinderen van een zwarte en een blanke ouder – in de negentiende eeuw een vrije elite vormden die ook slaven hield.”
De zwarte lord is in Nederland niet landelijk besproken en dat is jammer, want het is een gedegen verteld verhaal voor een groot lezerspubliek. In Suriname werd het boek ontvangen als een historische roman van belang en binnen drie maanden was er dan ook een tweede druk nodig.
Sinds eind januari is er ook Kuis. Die roman speelt in hedendaags Amsterdam en gaat over de Hindoestaanse goudsmid Ramesh die zich ten doel heeft gesteld een kuis en zuiver leven te leiden. Op een dag wordt hem gevraagd een kuisheidsgordel te maken voor de mooie Ashmana.
“Hij moet iets doen waar hij niet achter staat, een vrouw opsluiten. Door die opdracht en door het feit dat hij verliefd wordt op de toekomstige draagster van het ding, wordt zijn geweten danig op de proef gesteld.”
Het verhaal wordt verteld tegen de achtergrond van vreedzame discussies tussen de hindoe Ramesh en de soefi moslim Hassan. Hoewel ze verschillende godsdiensten hebben die oppervlakkig gezien met elkaar zouden botsen ( polytheïsme versus monotheïsme) kunnen beiden over de uiterlijke verschillen heen stappen en elkaar steunen in het doel en de leefwijze die ze gemeen hebben, namelijk kuisheid.
De twee proberen niet als fundamentalisten iedereen hun zienswijze op te dringen, maar accepteren dat ieder zijn eigen weg kiest. Zodoende waarderen ze ook de vrijheid die de grote stad hen biedt door de veelheid aan culturen en de vele manieren van leven en denken, waarin ze nauwelijks meer opvallen dan anderen.
“Een verhaal als Kuis speelt zich af middenin de actuele maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland. De afgelopen jaren is de tolerantie in Nederland steeds verder afgenomen en heeft een eenzijdig en karikaturaal beeld van godsdienst (niet alleen van de islam) de overhand gekregen.”
“Ik kies in Kuis voor een benadering van inleving en het tonen van de hedendaagse dilemma´s van veel gelovige allochtonen. Door afkeer van de islam en stigmatisering van andersdenkenden lijkt men te vergeten dat de meeste gelovigen slechts een alledaags en huiselijk leven wensen. Evenals de meeste autochtonen. De kloof tussen de culturen wordt van beide zijden onoverbrugbaar geacht.”
“Dat is echter schijn. Zelf afkomstig uit de multiculturele Surinaamse samenleving en een multireligieuze familie, gehuwd met een atheïstische autochtoon, kan ik zeggen dat het niet moeilijk is om met die veelheid om te gaan. Tenslotte is iedereen in de eerste plaats mens.”
Jamaludin heeft haar roman ook geschreven om een tegengeluid te laten horen. “In de discussies over multiculturaliteit trekken de extreme vormen van religie en strijd altijd de aandacht. Hierdoor worden de vele zachtmoedigen over het hoofd gezien, en de heroïek van hun stille streven naar zuiverheid dat in eenzaamheid plaatsvindt.”
Rihana gelooft niet in de vaak verkondigde mening dat geloof en godsdienst vanzelf zullen verdwijnen wanneer het individu zich ontwikkelt. “In Kuis laat ik zien dat dit geen vanzelfsprekendheid is, noch de enige weg. Anders gezegd: van religie naar atheïsme is niet de enkele weg die een mens in ontwikkeling kan volgen, maar slechts één van de vele.
De vele vormen van spiritualiteit, van geloven en niet-geloven, zullen in steeds nieuwe gedaanten onderwerp blijven van de zoektocht van de mens naar het wezenlijke van het bestaan. Een dergelijke zoektocht kan niet zonder de vrije keuze van het individu en moet hand in hand gaan met de acceptatie van de ander. Een balans die velen op dit moment trachten te vinden en die velen gelukkig ook al gevonden hebben. Over hun zoektocht gaat mijn juist uitgekomen boek.”
Ook voor Kuis deed de schrijfster uitgebreid onderzoek, maar veel van die kennis en beleving had zij al meegekregen in haar jeugd. Ze werd eind 1959 geboren als oudste van vier kinderen in het gezin van huisarts Jamaludin. “Moeder was Javaans-katholiek maar bekeerde zich tot de Islam toen ze met mijn Hindoestaanse vader trouwde, die ook moslim was. Maar tot mijn negende verzorgde vooral mijn moeder mijn geestelijke opvoeding en kreeg ik voornamelijk de christelijke beginselen aangeleerd. Later werd mijn vader actiever en leerde ik veel over de Islam en als volwassene heb ik me verdiept in het Hindoeïsme.”
In Suriname volgde Rihana het Vrije Atheneum en behaalde daarna de akte Tekenen aan het Instituut voor Opleiding van Leraren. Tot de omwenteling in 1980 beleefde ze een redelijk beschermde jeugd in Paramaribo, maar na de decembermoorden in 1982, wilde ze weg, temeer omdat haar toenmalige man in Amsterdam studeerde en het culturele en wetenschappelijke leven in Suriname helemaal aan de grond raakte. Eind 1983 vertrok ze naar Nederland waar ze aanvankelijk niets mocht doen, omdat ze geen werkvergunning had. Ze hield zich bezig met het maken van ingekleurde linosnedes die heel beeldend en verhalend zijn. Ook volgde ze lessen op de Rietveld Academie.
“Mijn man en ik groeiden uit elkaar en toen we gingen scheiden, kwam ik bij een Bureau voor Rechtshulp terecht, en daar hebben ze niet alleen mijn echtscheiding, maar ook een zelfstandige verblijfsvergunning geregeld. Toen kon ik aan het werk, in de volwasseneneducatie. Ik kreeg de opdracht een inburgeringscursus op te zetten voor allochtonen, destijds nog iets nieuws. Toen die halverwege de jaren negentig werd wegbezuinigd, ben ik de cursussen free-lance gaan geven. Bij het opzetten van de cursus opzette, heb ik me verdiept in de geschiedenis van Nederland. Dat interesseerde me enorm. Ik was verbaasd over hoe beperkt de schoolboeken Nederlandse geschiedenis behandelden. Vrijwel niets over 300 jaar koloniale geschiedenis, of invloeden vanuit het in beschaving verder gevorderde Oosten tijdens de Middeleeuwse kruistochten, of de rol van bijvoorbeeld Turkse geallieerden die Nederland in de Tweede Wereldoorlog hebben helpen bevrijden en daarna bij het puinruimen hebben helpen wederopbouwen. Wie al deze kennis ontbeert krijgt een vertekend beeld dat heden ten dage duidelijk doorwerkt in de samenleving.”
In 1992 leerde Rihana haar huidige man, Theo Andriessen, kennen en verhuisde met hem, inmiddels moeder van twee kinderen, in 2002 naar Tilburg. Daar besloot zij -in 1999 had ze al gedebuteerd in de Crossing Border bundel- zich helemaal op het schrijven van fictie te richten.
“In feite kon met die stap alle opgedane ervaring verwerkt worden in het geschreven woord. Wat mijn schrijvende en beeldende carrière met elkaar gemeen hebben, is dat je goed moet kunnen observeren en je fantasie gebruiken.”
Inmiddels zijn er al weer volop ideeën voor weer een nieuwe roman, maar een exacte keuze welk idee ze gaat uitwerken, heeft ze nog niet gemaakt. Maar ongetwijfeld zal ze zich weer helemaal geven in de uitwerking ervan.
[Uit: tijdschrift Brabant Cultureel, nr.1, februari 2011, 60e jaargang]