René Maran
door Paul Kerstens
Afrikaanse literaturen zijn grotendeels onbekend in Nederland en Vlaanderen, en er bestaan nogal wat misverstanden over. Zo zou Afrika hoofdzakelijk een ‘orale cultuur’ hebben. Maar laat het duidelijk zijn: Afrikanen groeien op in een ‘geletterde’ wereld, net als u en ik.
Die term “Afrikaanse literaturen” is natuurlijk erg verwarrend, je kan er alle kanten mee uit. In Frankrijk beschouwt men veelal de roman Batouala van René Maran als het beginpunt. Maar dat is relatief. In Ethiopië werden al in de dertiende eeuw teksten geschreven in het Ge’ez, en er is poëzie in het Swahili die dateert uit de vroege achttiende eeuw. De slaaf Olaudah Equiano schreef zijn autobiografie in het Engels, einde achttiende eeuw. Dat zijn maar enkele voorbeelden.
Overigens, René Maran was een schrijver uit Martinique. Is dat dan toch Afrikaanse literatuur? De ondertitel van het boek zegt veel: véritable roman nègre. In Frankrijk werd niet zozeer gesproken over Afrikaanse literatuur, maar over negerliteratuur, “littérature nègre”. Vanaf de late jaren twintig ontwikkelde zich in Parijs een culturele beweging, die Aimé Césaire (ook al uit Martinique) négritude zou noemen. Sterk gestimuleerd door de Amerikaanse “Harlem Renaissance” en in de schoot van de Parijse non-conformistische wereld van surrealisme, dadaïsme en existentialisme ontstond daar een eerste Panafrikaanse culturele beweging die gepaard ging met de sociale en politieke emancipatie van de door Frankrijk gekoloniseerden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de grote drie van de négritude (Aimé Césaire, Léon Damas en Léopold Senghor) ook politiek actief waren. Senghor zou later zelfs de eerste president van het onafhankelijke Senegal worden. Césaire’s poëtisch werk Cahier d’un retour au pays natal, zijn toneelstuk La tragédie du roi Christophe en zijn essay Discours sur le colonialisme zijn literaire mijlpalen die een halve eeuw later nog niets aan kracht ingeboet hebben.
[van Schwob.nl]