René Maran: bron van négritude
Geboorten van literatuur 4
In een reeks opstellen, verschenen tussen 1977 en 1982 in de Amigoe, behandelde criticus B. Jos de Roo de geboorte van de Caraïbische literatuur. Caraïbisch Uitzicht herdrukt graag deze reeks, zodat die een tweede leven kan krijgen. Vandaag aandacht voor René Maran van Martinique.
door B. Jos de Roo

Je zou lang kunnen twisten of Batouala (1921) van René Maran thuishoort in een serie over buitenlandse Caribische literatuur want de schrijver is weliswaar in Martinique geboren, maar hij heeft een deel van zijn jeugd in Afrika doorgebracht, en het hele verhaal speelt zich af in Ubangui-Shari, zoals de Centraal Afrikaanse Republiek vroeger heette. Maar liever dan me te verliezen in theoretische bespiegelingen, wil ik hier wijzen op de rol die het werk gespeeld heeft in de meer négritude gerichte stroming. Vooral de invloed die nog steeds van het werk zou kunnen uitgaan, rechtvaardigt een bespreking in de serie “Geboorten van literatuur”.
Nadat Batouala in 1921 verschenen was en in 1922 de Prix Goncourt gekregen had, brak er een storm van verontwaardiging los. Het werk werd obsceen geacht. René Maran zou geen juist beeld van de Afrikanen geven. Hij zou ze “achterlijker” voorstellen dan ze waren, stelde een Franse koloniaal in 1922.
Maar mensen als Aimé Césaire, Léon Damas en Leopold Senghor zijn van mening dat het werk een keerpunt in de historie betekent. Het heeft alle schrijvers uit de négritudeschool beïnvloed en het luidt een halve eeuw van protest in, die uitmondde in de Afrikaanse onafhankelijkheid. Het gevaar dat ‘Batouala’ inhield voor de Franse belangen, zag het moederland goed in. Het werk werd in de Frans-Afrikaanse kolonies verboden.
Wie nu, in het neo-koloniale tijdperk, Batouala leest, kan zich daar misschien over verbazen. Het anti-koloniale aspect komt slechts in het voorwoord van René Maran aan de oppervlakte. Daarin stelt hij sarcastisch: “Tenslotte, als de Afrikanen bij duizenden van honger sterven, als vliegen, dan is dat omdat hun land ‘ontwikkeld’ wordt. Alleen zij die de beschaving niet aanvaarden, verdwijnen.”
De anti-koloniale boodschap schuilt slechts indirect in het verhaal zelf. De hoofdgebeurtenis is een initiatierite, waarbij de rijpe jongens en meisjes besneden worden. Aan het slot daarvan, en alleen dan, is het oudergewoonte toegestaan de grote dans der liefde te dansen. Dat is een evenement waar ieder reikhalzend naar uitziet, want daarbij is alles toegestaan, ook het zondigen tegen de gewoonten. Batouala’s favoriete vrouw Yassigui’ndja wil daarvan gebruik maken om te paren met de felbegeerde jonge Bissib’ngui. Dat wekt Batouala’s jaloezie. Het gevolg is een sluimerende vete die eindigt met Batouala’s dood.
De aanklacht tegen het kolonialisme zit hem vooral hierin dat René Maran de roman schreef vanuit het gezichtspunt van Batouala. Wij gaan de realiteit door zijn ogen zien, worden “ingewijde” in zijn visie op de werkelijkheid, leren zijn kijk op het leven kennen en gaan die zien als iets wat de moeite waard is, zodat ook zijn handelingen begrijpelijk zijn. Door dat alles valt René Maran het kolonialisme uit zijn tijd wel degelijk aan, en ook heel effectief. Hij valt het aan door de cultuur van de Afrikaan als volwaardig te laten beleven, en de vernietigende werking van de vreemde, westerse cultuur te laten zien. Het is hetzelfde procédé dat Frank Martinus Arion veel later in Dubbelspel zal toepassen: de cultuur “van onderen” laten zien als iets wat de moeite waard is.
Er zit nog een ongemeen boeiend aspect aan Batouala. Omdat René Maran de roman schrijft zoals Batouala de werkelijkheid beleeft, speelt de orale literatuur een grote rol. Dat heeft ze ook in het Caribisch gebied gedaan. Er zijn nogal wat moderne schrijvers die er met hun werk bij willen aansluiten. In Batouala hebben ze een schitterend voorbeeld hoe dat kan. Een van de vele verhalen die René Maran opneemt, gaat over de zon, de leven gevende kracht, die “Lolo” heet. Een kluifje voor taalkundigen: zou er verband zijn met het papiamentse woord? Hoe dat ook zij, Batouala is een roman die bijna zestig jaar later voor de moderne lezer nog springlevend is.
Verschenen in: Amigoe, 22-4-1978.