Reflectie op Diváli
door Amar K. Soekhlal
Diváli, het feest van bezinning, is alweer achter de rug, tijd voor reflectie. Als Sarnámist observeer ik hoe men met onze Sarnámi cultuur omgaat, zowel in Suriname als in Nederland. Ik vind dit belangrijk omdat onze Sarnámi cultuur ons Hindostaans Surinamerschap uitdrukt, onze leefcultuur is en onderdeel is van onze identiteit. Diváli was voor mij dan ook wederom een uitgelezen moment om met enige nieuwsgierigheid naar de diverse uitingen te kijken.
Het begon heel mooi. In de Nieuwe Kerk in Den Haag was er een optreden van Raj Mohan – een van de beste Sarnámi schrijvers – samen met het Residentieorkest. Hij heeft een prachtig Diváli-lied geschreven met prachtige Sarnámi woorden “Aj Diváli manáilá maiyá (vandaag vier ik Diváli, ma. Het is een verwijzing naar Laxmi mátá). Het was erg belangrijk dat hij op een groot podium zei: ”Ik heb zelf een Diváli-lied geschreven en ik zou bijna zeggen, natuurlijk in het Sarnámi en zo is het ook”. Dat hij het benadrukt dat het lied in het Sarnámi is geeft blijk van zijn diepe waardering en liefde voor die taal, voor die cultuur. Een ode aan de vormgevers van die cultuur, de kalkatihan, de contractarbeiders uit India.
Maar na dit prachtig begin, begon mijn irritatie. In de loop van de afgelopen jaren zijn mij twee zaken gaan storen. Ten eerste om het massale gebruik van de uitdrukking Happy Diváli of Happy Holi in plaats van subh Divali of subh Holi. De appjes die ik heb ontvangen kon je zien dat deze appjes uit India of Suriname afkomstig zijn. Het baart mij zorgen dat mensen niet inzien dat de uitdrukking subh Diváli onderdeel is van onze Sarnámi cultuur, van ons cultureel erfgoed. Men zou het moeten omarmen, koesteren. Zo hoorde ik een Diváli-lied, overigens prachtig gezongen door Nisha Madaran, waarin subh Diváli als vierde variant tot uiting kwam na Happy Diváli, wan blesi Diváli gi yu, een gezegend Diváli voor u. Impliciet wordt subh Diváli gedegradeerd tot de vierde plaats in de taalhiërarchie. Ik geloof dat de schrijver dit niet met opzet heeft gedaan, maar onbewust en alleen het feit, dat hij het zelf niet inziet, maakt het nog triester.
De tweede reden is de klap op de vuurpijl, de speciale uitzending op NPO 2 op Diváli-avond. Het thema bezinning was in het programma ver te zoeken. De kijker kreeg als eerste een bharat natyam-dans te zien. Dat is op zich mooi, maar past dat in een Diváli-uitzending vroeg ik mij af? Nog pikanter was het lied cádar bicháwe balmá. Wat had dat met bezinning te maken? De presentator Narsing Balwantsingh, vertaalde de titel van het lied ook nog voor de kijkers met: “Schat spreidt het dekentje”. Toen hij dit uitsprak, zou bij hem toch het (Diváli) licht moeten gaan branden, maar klaarblijkelijk is dat niet gebeurd.
Divali is volgens de presentator ook een moment van bezinning, de overwinning van kennis over onwetendheid. Dit alles werd door de presentator gereduceerd tot een “Diváli moment”, als een plotse ingeving. Als voorbeeld van een Diváli moment gaf hij aan het heldhaftige optreden van Rosa Parks in 1953, de afschaffing van de slavernij en het Europees kampioenschap van Oranje in 1988. Voor velen is Diváli, en ik kies liever het woord contemplatie boven het woord bezinning, een dag van vrome overdenking, van innerlijke bespiegeling. Het is toch ridicuul als je de bittere strijd van de burgerrechten beweging in Amerika en de strijd voor de afschaffing van slavernij reduceert tot één Diváli moment?
Een klap in het gezicht van de Hindostanen was toen, hij samen met zijn gast Roué Verveer de kijkers subh Diváli ging toewensen. Met getuite lippen als van een paard en de kin naar voren werden de gelukwensen belachelijk gemaakt. Nee, meneer Balwantsing, het is geen Shubh van Subh. In hetzelfde programma claimde Balwantsingh dat hij twintig jaar ervaring heeft met het maken van Hindostaanse programma’s. Het wordt tijd voor een ander gezicht! Want bovenal geldt wie zijn eigen cultuur niet waardeert, zal nooit waardering krijgen van anderen!