blog | werkgroep caraïbische letteren

Rechtspraak toen en nu – Leren van geschiedenis 18

door Hilde Neus

Recentelijk is bekend gemaakt dat er een gemoderniseerde drie-jarige opleiding voor rechters van start zal gaan, waarbij een tweedeling wordt gemaakt tussen civiele rechtsspraak en strafrecht. De motivering hiervoor is om de achterstand in behandelde zaken weg te werken.

Nu zal eerst gewerkt worden aan een opleiding met aandacht voor bestuurs- en belastingrechtspraak en andere kleine burgerlijke zaken. Ook specialisatie op het gebied van olie- en gassector en de wetgeving daaromtrent staat hoog op de agenda, vanwege de te verwachten economische ontwikkelingen. Uit de aangemelde kandidaten wordt een strenge selectie gemaakt van 10 personen. Dit zijn veelal wat oudere mensen met veel ervaring. Een kandidaat-rechter moet volgens de grondwet minstens 30 zijn om benoemd te kunnen worden. Hoe was dat vroeger in Suriname? De opsplitsing in twee hoven is bijzonder opmerkelijk, omdat die al bestond. Toen was er het Zwarte Hof voor straf- en ook politieke zaken. En het Rode Hof voor civiele rekwesten. De kleur had te maken met de toga, niet met de mensen die zij berechtten. Er was zelfs nog een derde Hof.

Straf- en politieke zaken 

De koloniale overheid ontwierp wetgeving om de burgers een gereguleerde samenleving te garanderen. In Suriname was het recht zoveel als mogelijk in concordantie met Nederland. Vanwege bijzondere plaatselijke omstandigheden waren er natuurlijk lokale aanpassingen en aanvullingen. Deze hadden vooral te maken met de slavernij; daar was geen wetgeving voor omdat in Nederland dat systeem niet bestond.

Voorgedrukte en met de hand ingevulde oproep aan de Weesmeesters ter comparitie ten Hove van Civiele Justitie, getekend door Gouverneur de Schepper, dd. 18 juni 1738.

Justitie is een zaak van de overheid en werd in Suriname gehandhaafd door de Raden van Politie en Criminele Justitie, het hoogste wetgevende en uitvoerende orgaan. Aanvankelijk sprak de gouverneur recht over alle geschillen, samen met enkele leden van de raad. Naarmate de bevolking toenam, groeide het aantal zaken. De gerechtshoven waren niet volledig bemand door rechtsgeleerden, maar volgens Fermin (1770) door ‘… wyze, zagtzinnige, en by gevolg onbaatzuchtige mannen, wier vroomheid zo groot is, dat het gezond verstand en de opregtheid alle hunne vonnissen voorschryven. Wat kan men meer begeeren?’

De drie hoven

De gouverneur was de voorzitter van alle drie gerechtshoven. Het eerste was het Hof van Politie en Criminele Justitie, bestaande uit de gouverneur en de Raad: 12 mannen, benoemd uit dubbeltallen die werden voorgedragen door de planters. Onder hen de Raad Fiscaal (Openbaar Aanklager en Hoofd Financiën – later werden deze functies gescheiden). En de Commandant (Hoofd Militaire Zaken). Hier werden ‘lijfstraffelijke misdaden’ behandeld, maar ook politieke zaken, de huishouding van de kolonie betreffende.

Het tweede Hof was de Raad van Civiele Justitie, bestaande uit gouverneur, secretaris en tien leden. Zij behandelden burgerlijke zaken, die voor hoger beroep in Nederland in aanmerking konden komen. Daardoor was de onafhankelijkheid van dit Hof ten opzichte van het eerste gewaarborgd.

Het derde Hof was de kamer van kleine geldzaken, tussen de f3 en f250 gulden. Per jaar kwamen de hoven voor vier reguliere zittingen bij elkaar. De Raad van Politie vergaderde echter ook tussentijds als de zaak dat vereiste, en zeker wanneer het om het belang van de Sociëteit ging. De zittingen vonden plaats op vaste dagen en schriftelijke dagvaardingen werden uitgestuurd volgens een rol: de agenda van het Hof. Alle sessies werden na 1774 aangekondigd in de krant. Van de zaken werden uitgebreide notulen opgemaakt, waarvan uittreksels op de rol kwamen.

Het indienen van een klacht

Iedere vrije persoon kon in principe een klacht indienen. Als een suppliant (degene die procedeerde) het niet eens was met de uitspraak van het Hof, kon bezwaar worden ingediend middels een Hoger Beroep in Nederland. Vanwege het oplopende aantal rechtszaken waren er relatief veel advocaten en procureurs. In het openbaar verschijnen voor het Hof heette ‘binnen staan’. Pleiters kwamen voor het Hof zodra ze zelf de zaak moesten toelichten. Over het algemeen maakten burgers gebruik van de diensten van een raadsman. Personen met een klacht dienden deze in middels een schriftelijk verzoek (rekwest) aan het Hof, wat via een advocaat kon geschieden. Er mag van uit worden gegaan dat de Hoven, met hun Raden, onpartijdig waren. In ieder geval was het zo, dat medio december 1759 werd bekendgemaakt dat alle veroordelingen moesten worden gepubliceerd.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter