Recht doen aan geoefende gidsen
Niemand is een eiland
door Aart G. Broek
Onderzoek doen naar historische aangelegenheden van de Nederlands-Caraïbische landen en eilanden is een uitdaging. Het is mogelijk te vergelijken met een tocht door de stekelige wildernis zoals we die op Curaçao aantreffen, de ‘mondi’. Je verwacht dat het allemaal te overzien zal zijn, maar je verdwaalt wel degelijk. Zeker wanneer je niet in een eilandelijke samenleving bent geboren en opgegroeid heb je geoefende gidsen nodig om vooruit te komen en weer veilig terug te keren. Niet alleen moet jij als onderzoeker die gidsen willen vertrouwen. Die gidsen moeten bovenal vertrouwen in jou als onderzoeker hebben.
Vertrouwen komt te voet en verdwijnt te paard. Zo wil een Nederlands spreekwoord. Ben ik als onderzoeker te vertrouwen? De erven Chris J.H. Engels meenden van niet, waardoor ik bijna verdwaalde in de doornige woestenij (zie hier op Caraïbisch Uitzicht). Ik ben echter nooit de historische mondi alleen doorgetrokken en wel degelijk steeds weer thuisgekomen, zij het soms enigszins gehavend. Eerst een anekdote over het ‘werven’ van / door een gids.
Ongeveer vijfendertig jaar geleden werden in de Curaçaose parochiekerk van Steenrijk gebonden jaargangen van de rooms-katholieke weekkrant La Union gevonden. Het betrof onder meer de jaargangen uit de jaren twintig en dertig van het Papiamentstalige periodiek dat vanaf 1922 verscheen. De kranten waren flink aangevreten door kakkerlakken, komehèn (houtworm, witte mier) en klimaat.
Test / Door de vondst kon een aantal van de jaargangen uiteindelijk goeddeels gered worden. Hierbij was de bibliotheek van de Universiteit van – toen nog – de Nederlandse Antillen (UNA) betrokken. De UNA-bibliothecaris Maritza Eustatia spande zich in om uit de parochies collecties aan kranten en andere publicaties te redden. Zij bracht – als tijdelijke noodoplossing – de kwetsbare maar aangetaste vondsten in eerste instantie onder op de zolder van het oude Sint-Thomascollege in Otrobanda. Ten behoeve van mijn promotieonderzoek kreeg ik toegang tot de zolder met vele unieke publicaties. Die toegang kreeg ik ná een test. Hiervan had ik geen weet en de bibliothecaris vertelde mij ervan jaren nadien.
Was ik te vertrouwen? Alvorens mij de sleutel van de zolderverdieping te geven wees Maritza mij op een bescheiden en mooie collectie handschriften van de Curaçaose auteur en musicus Joseph Sickman Corsen (1855-1911), die de bibliotheek recentelijk had verworven. Of ik die niet eens rustig thuis wilde bekijken? Na – zo wist ik zelf dus niet – nauwkeurig ieder vel in de collectie te hebben geteld en gekopieerd, kreeg ik de doos mee. Een week later bracht ik de archivalia terug. Kort daarop belde Maritza en liet mij weten dat ik de sleutel voor de zolder van het Sint-Thomascollege kon ophalen. Geslaagd voor de test, zo begrijpt u.
Corrigeren / Niet ík was doende een gids te verkrijgen, gidsen selecteerden mij. Hoe zij dat deden, weet ik eigenlijk niet. Maritza is ongetwijfeld niet alleen afgegaan op het ongeschonden terugbezorgen van de papieren nalatenschap van Corsen. Hoe het ook zij, de bedoelde gidsen zijn eigenlijk voor mij – zoals dit heet in het Engels – significant others: mensen die in je geloven, die zich waarderend uitspreken over je kwaliteiten, die je aanmoedigen, op enigerlei wijze in je investeren én, hoogst belangrijk, je weten te corrigeren. Maritza behoorde tot deze belangwekkende steunpilaren.
Inmiddels vier decennia heb ik mijn belangstelling en nieuwsgierigheid voor de eilandelijke samenlevingen kunnen botvieren. Dat kon alleen doordat ik minstens twee dozijn van dergelijke mensen als Maritza op mijn weg ben tegengekomen, waaronder Jules de Palm, Lucille Berry-Haseth, Carel de Haseth, Ena Dankmeijer-Maduro, Elis Juliana, Lusette Verboom-Fairbairn, Nydia Ecury, Michael Newton, Tip Marugg, Ron Gomes Casseres, Nic Møller, Joceline Clemencia, Boeli van Leeuwen, May Henriquez, Paul Comenencia en Gibi Bacilio.
Aan ieder van deze significant others koester ik levendige herinneringen. Dit geldt niet in de laatste plaats voor de opmerkelijke wijze waarop zij wisten mij te corrigeren of m’n handelen bij te stellen. Nét dat duwtje te geven, waardoor ik een andere stap zette dan ik aanvankelijk van plan was. Treffend, maar niet altijd direct doeltreffend, want ik ben begiftigd met ’n zekere eigenwijsheid. Ook daar weten gidsen mee om te gaan; ze kennen hun eigenzinnige Nederlandse pappenheimers.
Basta! /Nydia Ecury kondigde haar corrigerende opmerkingen overigens welluidend aan, inclusief het verkleinwoord van mijn naam: ‘Aartje, bin tende!’ (Even luisteren!) Dan wist ik hoe laat het was. Waarschijnlijk was en is de meest voorkomende wijze echter om de correctie te verpakken in een feestelijke omlijsting van complimenten. Of ik dan maar zo opmerkzaam wilde zijn om deze eruit te pikken en er mijn voordeel mee te doen. Een extra signaal kreeg ik mee doordat mijn gids en passant zei: ‘wij doen het op deze manier’, waarop wat tekst en uitleg volgde over ‘het’. Zo werd wel duidelijk dat wat ik zelf voorstond niet deugde.
Een meester in het complimenteus corrigeren is Sidney Joubert. Ik wens iedereen een gids als Sidney toe, zeker als het de redactionele begeleiding van een omvangrijk onderzoeksproject betreft als waar ik uitvoerder van werd: de geschiedschrijving van de Papiamentse letteren sinds de afschaffing van de slavernij. Dit leidde tot de omvangrijke studie/bloemlezing Pa saka kara/De kleur van mijn eiland. De betrokkenheid en nauwkeurigheid waarmee hij mijn teksten las en bijstelde dwingt zonder meer bewondering af. Het is sowieso een motiverende steun gebleken om door te zetten.
Ja, motiverend juist ook door op gepaste momenten te stellen: ‘Aart, ta basta!’ Ik zie de woorden nog in zijn handschrift staan op een geprinte tekst van mijn hand. In die tekst stond helder genoeg wat de kritiek op de rooms-katholieke missie was geweest vanaf de jaren veertig van de vorige eeuw. Die hoefde er niet ingewreven te worden zoals ik deed. Sidney greep me in de kraag, zoals een goede gids behoort te doen, wanneer zijn ‘wandelaar’ niet eerder goed luisterde naar raadgevingen.
Tegenspraak / Aan dergelijke belangwekkende gidsen geen gebrek, waardoor ik uitgebreid onontgonnen terrein heb kunnen bewandelen. Mogelijk was de gemeenschappelijke factor van al deze gidsen hun kundige gedrevenheid in meerdere professionele velden. Het loonde naar ze te luisteren. Wat deze gidsen zo belangwekkend voor mij maakte, was echter dat zij ruimschoots schrandere bedachtzaamheid toonden om ‘tegenspraak’ te geven, nemen en faciliteren.
De randvoorwaarde om hieraan deel te nemen, maakte een van mijn dierbaarste gidsen, Lucille Berry-Haseth, mij duidelijk. Ja, er was volop ruimte voor dwarsliggers in de samenleving, maar, let wel, dan zul je ‘het aanmatigende en belerende preken’ moeten afschudden, dat menig moederlandse passant cultiveert wanneer eenmaal op het eiland. Het valt niet mee de eigen afkomst te loochenen, maar Lucille behoedde me wel voor de nodige misstappen.
Dit neemt niet weg dat er gidsen zijn, die voor mij niet zonder meer te volgen zijn. Hiertoe behoort Gibi Bacilio. Die wel degelijk waardering afdwingt. Ik luister naar hem en laat mij even meeslepen. Nee, ik deel zijn streven naar onafhankelijkheid niet. Ik omarm zijn oprechtheid, betrokkenheid en doorzettingsvermogen echter wel degelijk. Niet die politieke, maar wel die mentale onafhankelijkheid! Wat een luxe om met elkaar van mening te verschillen en dan toch – samen met Lucille – zijn recente bundel Fièrnu selestial (Hemels hellevuur) te kunnen vertalen. Met vertalen luister je heel secuur naar de gids.
Zegenrijk / Onderzoek doen naar het historische verleden van de eilandelijke samenlevingen is bovenal een plezierige aangelegenheid gebleken. Het spreekt dat het soms flink slikken is geweest. Het sluiten van archieven is teleurstellend, zeker wanneer de verwijten die je toegeslingerd krijgt, worden gevoed door verborgen motieven. Kritische uithalen die op de man spelen zijn onvermijdelijk pijnlijk, ook al trekt dat wel weg.
Bij die ad hominem-beschimpingen wilde mijn blanke huidkleur c.q. moederlandse afkomst wel eens een rol spelen. Het gereduceerd worden tot je huidkleur – zo hoef ik yu’i tera (landskinderen) niet uit te leggen – is een akelige ervaring, die bij mij nauwelijks te bedwingen agressieve klappers aansteekt. Het is evenmin altijd gemakkelijk om zakelijke kritiek te verkroppen, wanneer je je uiterste best hebt gedaan om een goed resultaat neer te leggen.
Zoals echter duidelijk moet zijn geworden, de decennia lange speurtocht door de eilandelijke historische ‘mondi’ is bovenal een opeenstapeling van zegenrijke ervaringen geworden. Hierbij hoort uitsluitend een doorleefde dankbaarheid naar de eilandelijke samenlevingen en de gidsen die mij begeleidden – waarvan akte.
Op woensdag 9 oktober jl. hield dr. Aart G. Broek een presentatie in het Nationaal Archief Curaçao. Hij bracht een tiental aspecten onder de aandacht, die bij het doen van onderzoek een invloedrijke rol spelen. Veertig jaar onderzoek verrichten naar en publiceren over mensen en over (hun) emancipatoire ontwikkelingen leveren vele opmerkelijke ervaringen op. Uitersten liggen op het pad, enerzijds archieven die sluiten, ernstige verwijten en zelfs dreigende rechtszaken, anderzijds zijn er onverwachte bronnen, hulpvaardige erven en inspirerende informanten. Voor het Antilliaans Dagblad zijn die deelaspecten nader uitgewerkt in enkele bijdragen, zie hier en hier.
Deze beschouwing verscheen in Antilliaans Dagblad, 23 december 2024.