blog | werkgroep caraïbische letteren

Radna Fabias – Sonnet

In zijn sonnettenproject op Neerlandistiek.nl behandelde taalkundige Marc van Oostendorp de ontwikkeling van de Nederlandse taal aan de hand van 196 (14×14) sonnetten. De laatste reeks van veertien is op speciaal verzoek door veertien dichteressen geschreven. Veertien weken lang leest u iedere maandag een van die sonnetten in de Coster-mailing, inclusief beschouwing. Vandaag het veertiende en laatstesonnet, van Radna Fabias. (De eerste dertien sonnetten waren van Lieke Marsman, Delphine Lecompte, Mieke van Zonneveld, Hester Knibbe, Elly de Waard, Sasja Janssen, Ana Roelofs, Dewi de Nijs Bik, Maria Barnas, Astrid Lampe, Ester Naomi Perquin, Eva Gerlach en Charlotte Van den Broeck).

 
[Voor een grotere versie van dit sonnet klik hier.]
 
 
[Voor een grotere versie van dit sonnet klik hier.]
 
Radna Fabias (1983)
 
 
Hoe lang zullen er nog sonnetten geschreven worden? Waarom heeft precies deze vorm het 450 jaar volgehouden, ongeveer even lang als het standaard-Nederlands?
 
Een raadsel van de taal: je neemt je eigen ervaring van de verwarrende en almaar doorlopende werkelijkheid en je legt hem op het raster van geleende woorden en geleende grammatica dat een taal wordt. Die digitale afbeelding is dan al snel het enige wat er over blijft van je uitzonderlijke ervaring.
 
Een raadsel van de vaste vorm: het raster wordt nog veel nauwer, je krijgt maar een beperkt aantal regels, je krijgt een schema dat al duizenden keren gebruikt is om soortgelijke ervaringen te beschrijven, en toch komt er iets nieuws uit. Het sonnet is de taal in verhevigde vorm.
 
Je kunt er tegen protesteren, je kunt besluiten de zinnen in elkaar te laten overlopen, je kunt ervoor kiezen op de grens van het grammaticale te balanceren, het sonnet maar zes regels te laten tellen, om het uitzonderlijke van het uitzonderlijke uit te drukken, maar uiteindelijk kom je toch uiteindelijk bij P.C. Hooft uit.
 
Marc van Oostendorp

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter