Radna Fabias genomineerd voor De Grote Poëzieprijs 2019
Tussentijds juryverslag
Wat een ongelofelijke berg dichtbundels heeft de jury van deze eerste Grote Poëzieprijs gelezen! Honderdvijftig, bijna twee keer zo veel als er meedongen bij de laatste editie van de VSB Poëzieprijs. Gelukkig zaten daar heel veel goede bundels bij. Want ons viel niet alleen het hoge aantal bundels op, maar ook het hoge aantal goede bundels. De jury heeft, met andere woorden, geen enkel probleem gehad bij het vinden van genoeg uitstekende titels voor de longlist, maar wel uitvoerig moeten worstelen met de vraag welke goede dichtbundels die longlist toch net niet zouden halen. Dat benadrukte voor ons nog maar een keer hoe belangrijk het is dat we een serieuze Poëzieprijs hebben in het Nederlandse literaire landschap.
We mogen namelijk concluderen dat de Nederlandstalige poëzie springlevend is. Ze is, ten eerste, divers in haar vorm. Van lyrisch tot uitgebeend, van abstract tot anekdotisch, van geëngageerd tot persoonlijk, van experimenteel tot traditioneel, en alles ertussenin. Ons viel op dat er veel gedichten waren die een expliciet of impliciet politieke lading hadden: blijkbaar vraagt deze tijd om een antwoord van de literatuur. Divers is de Nederlandstalige poëzie ook door de vertegenwoordiging van vele bevolkingsgroepen op de inzendingslijst. Vrouwen publiceren alleen nog altijd minder poëzie dan mannen: nog niet eens 30% van de gepubliceerde bundels is geschreven door een vrouw.
Wat was er nog meer anders in dit eerste jaar van de Grote Poëzieprijs? Dit jaar dongen voor de grootste poëzieprijs in het Nederlandse taalgebied voor het eerst ook bundels mee die ‘in eigen beheer’ zijn uitgegeven. Maar wat is dat eigenlijk, ‘eigen beheer’? Je zou kunnen zeggen dat, in een tijd waarin het stelsel van erkenningen in het boekenvak al lang en breed tot het verleden behoort, waarin zo’n beetje iedere dichter tegelijk zzp’er is, iedere uitgegeven bundel wordt uitgegeven door een ‘uitgeverij’. De jury ondervond daarom soms moeite de bundels eruit te
pikken die ‘in eigen beheer’ zouden zijn uitgegeven, ook al omdat die publicaties in alle gevallen ook echt onder de naam van een uitgeverij waren gepubliceerd. Geen van deze bundels is uiteindelijk terechtgekomen op de longlist. Hoewel de jury enkele inzendingen met plezier gelezen heeft, bleek toch dat het selectiemechanisme van de traditionele poëzie-uitgevers, zeg maar hun ‘poortwachtersfunctie’, goed werkt. Dat wil niet zeggen dat een in ‘eigen beheer’ gepubliceerde bundel nooit genomineerd of zelfs winnaar van de Grote Poëzieprijs zou kunnen worden maar wel dat de kans erop uiteindelijk klein is.
Met het nieuwe reglement kwam er nog een andere nieuwe regeling: het inschrijfgeld dat dit jaar voor de prijs gold. De jury heeft het debat hierover met belangstelling en soms ook instemming gevolgd. Hoewel er aan de ene kant wel begrip is voor de financiële drempel die het inschrijfgeld ook is, en die als zodanig een al te grote stortvloed aan zelf in elkaar gezette bundels een beetje kan indammen, en ook voor de gedachte dat de Grote Poëzieprijs iets is dat het héle poëzieveld met elkaar kan dragen, constateert de jury een onevenredig grote last voor juist die uitgeverijen die zich onevenredig veel met poëzie bezighouden: hoe meer bundels je uitgeeft, hoe meer je moet betalen. Dat is een straf, waar eigenlijk een compliment op zijn plaats zou zijn. De jury van deze editie van de Grote Poëzieprijs adviseert ook voor om het inschrijfgeld – als dat er moet zijn – ofwel naar draagkracht te heffen, ofwel per uitgeverij en niet per bundel te laten betalen.
Voordat we overgaan tot het noemen van de titels die zijn genomineerd voor de shortlist, wil de jury nog eenmaal uw daverend applaus horen voor de bundels op de longlist, en de dichters die ze hebben geschreven:
Hoe de eerste vonken zichtbaar werden – Simone Atangana Bekono (Lebowski / Wintertuin)
Nachtboot – Maria Barnas (Van Oorschot)
Bokman – Dean Bowen (Uitgeverij Jurgen Maas)
Stalker – Joost Decorte (Poëziecentrum) Habitus – Radna Fabias (De Arbeiderspers)
Gedichten met een Mazda 626 – Jonathan Griffioen (Lebowski)
Verlies me niet – Jacob Groot (De Harmonie)
Ze gaan er met je neus vandoor – Ted van Lieshout (Uitgeverij Leopold)
De volgende scan duurt vijf minuten – Lieke Marsman (Uitgeverij Pluim)
Het woedeboek – Roelof ten Napel (Hollands Diep)
Genadeklap – Willem Jan Otten (Uitgeverij Van Oorschot)
Onze kinderjaren – Xavier Roelens (Atlas Contact)
Begane grond – Hans Tentije (De Harmonie)
Als werden wij ergens ontboden – Miriam Van hee (De Bezige Bij)
Om mee te geven aan een engel – Nachoem M. Wijnberg (Uitgeverij Pluim)
De Grote Poëzieprijs 2019
De shortlist
Alfabetisch op naam dichter
Nachtboot van Maria Barnas, uitgeverij Van Oorschot
Nachtboot van Maria Barnas is een bundel met scherpzinnige observaties over tijd en leegte, over kijken en ervaren, over dingen zien die men niet ziet. ‘de toekomst ligt open als een greppel maar waar is de bodem’, vraagt de dichter zich af. Dagelijkse dingen weet zij tot raadsels te maken in haar kalme verzen met steeds twee of drie regels bij elkaar gegroepeerd. Regels waarin klanken elkaar opzoeken en bevestigen, wat de gedichten een klassiek aanzien geeft. Maar laat u niet in slaap sussen, er zit een dreigen achter deze gedichten. Onheil klinkt en het is oorlog in het hoofd van de dichter en in haar kalme regels over ‘Een boot die niets vervoert dan nacht’.
Stalker van Joost Decorte, Poëziecentrum
Een volstrekt eigengereide, mystieke bundel die in de wereld van nu nieuwe mogelijkheden opent voor uitbundige lyriek. Hier durft een dichter een klassiek aandoende taal te bezigen waarvan eigenlijk al tijden vaststond dat ze dood en begraven was. Tegelijk staat Stalker bol van de neologismen, en dringt het lyrische ik steeds verder door in de taal, die het tezelfdertijd steeds meer lijkt te ontglippen. Een nieuw soort ‘poëzie van het echèc’ lijkt het, een die met de taal niet omzichtig omspringt maar ten volle haar lyrische, zingende mogelijkheden omarmt. Taal die vlees wil worden, die schijnbaar dood materiaal aan elkaar laat te klitten en nieuwe organismes vormt. Een moedige bundel, waarin Andrej Tarkovsky’s gelijknamige filmklassieker nooit ver weg is, en waarin de dichter het sublieme benadert als een prooi, om uiteindelijk zelf prooi te worden.
Habitus van Radna Fabias, De Arbeiderspers
Radna Fabias laat zich niets gelegen liggen aan vaste versvormen en vindt de poëzie opnieuw uit.
Vitaal, ritmisch en klankrijk, is dit sterk aardse en lichamelijke poezie. Politieke poezie ook, omdat het gaat over thuishoren en erbij horen. Het geweld van het ‘omgekneed’ worden door een andere cultuur, het zelfverlies dat ermee gepaard gaat, de koloniale geschiedenis, een ongelijk heden: het staat erin maar is nergens eenstemmig of eenvoudig. Fabias spreekt niet namens anderen maar wel vanuit het perspectief van anderen. De gedichten gaan over vrouw zijn, zwart zijn, over je vijand die ook je geliefde is. Je hoort aan niets dat Habitus een debuut is, of het moet zijn in de volslagen oorspronkelijkheid, die een brug lijkt te willen slaan tussen de geest en het sappige, eenzame of geile lichaam. Iets waar Habitus ook echt in slaagt.
Het woedeboek van Roelof ten Napel, uitgeverij Hollands Diep
Het woedeboek is de weerslag van een geloofsval, zonder alle clichés die de Nederlandse literatuur op dat vlak zo rijk is. Er wordt niets afgelegd, niets verlaten, maar de dichter worstelt met de verscheurdheid tussen twee dingen die mens ten diepste definiëren: zijn traditie en het verlangen dat die traditie verbiedt en te schande maakt. Een zeer persoonlijk portret van de woede die een jonge homoseksueel in een streng Christelijke omgeving verscheurt: woede jegens de traditie, jegens de omgeving die hem omwille van die traditie loochent, en uiteindelijk ook woede jegens zichzelf. Met uiterste precisie, én met speels en lyrisch taalgebruik, legt Ten Napel de diepe en zelfdestructieve
eenzaamheid bloot die met deze positie gepaard gaat. De afdeling ‘Jongen’ leest als een theologie van de liefde.
Genadeklap van Willem Jan Otten, uitgeverij Van Oorschot
Waar eerder werk van Willem Jan Otten nog zocht naar manieren om te kunnen geloven, spreekt in Genadeklap een dichter die dat geloof hééft, en die daardoor alleen nog het risico loopt het te verliezen of te verloochenen. Deze dreiging neemt zeer aardse vormen aan, want Genadeklap is een persoonlijke, rauwe bundel, over het lelijke gezicht van de dood, over het lelijke gezicht van de mens in doodsangst, over de mens die moeite heeft om niet zozeer in God, maar in het eindige leven te geloven. Ieder gedicht is een ontmanteling, ook die van de Amerikaanse dichter John Berryman, waarvan er magistrale vertalingen zijn opgenomen. Maar Otten zou Otten niet zijn als hij niet juist middenin die duisternis de woorden zou vinden om naar het licht toe te schrijven.
Let op!
Vanwege de verlengde periode waarover wordt gejureerd, het grote aantal van 150 inzendingen en de aangetroffen kwaliteit is het de jury gegund niet vijf maar zes bundels een plek op de shortlist te geven.
Onze kinderjaren van Xavier Roelens, uitgeverij Atlas Contact
Xavier Roelens heeft met Onze kinderjaren een dichtbundel gecomponeerd als een partituur. De vroegste jeugdherinneringen van 365 mensen vormen de humuslaag waarop 77 gedichten groeiden. De dichter sprak ze persoonlijk en dichtte terugtellend tot 1911 een eeuw aan persoonlijke herinnering aan elkaar. Roelens brengt de losse eindjes van deze herinneringen samen tot één magistraal, rafelend weefwerk. Iedere stem klinkt anders, elke herinnering creëert volslagen nieuwe beelden. Van de smurfen tot Harry Potter, van barende moeders tot gebombardeerde steden: de twintigste eeuw trekt in al haar vormen aan ons voorbij. Geluk of ongeluk hebben hier geen relevantie, echt gebeurd of fantasie al evenmin, en de lezer die op zoek gaat naar een uiteindelijke betekenis komt bedrogen uit. Met dit ambitieuze, prikkelende en inspirerende project laat de dichter overduidelijk zien dat herinneringen bestaan uit taal, en dat ze op dromen en verhalen lijken.
De jury van De Grote Poëzieprijs 2019
Joost Baars, Yra van Dijk, Adriaan van Dis, Cindy Kerseborn en Maud Vanhauwaert