blog | werkgroep caraïbische letteren

Rabindranath Tagore in de literatuur

door Els Moor

In 1913 kreeg Rabindranath Tagore de Nobelprijs voor literatuur. Hij was de eerste niet-westerling die deze eer te beurt viel. ‘Voor zijn gevoelige, levende en schone verzen, waarmee hij met groot vakmanschap zijn poëtische gedachten met eigen Engelse woorden tot deel van de wereldliteratuur heeft gemaakt.’, staat in het rapport van de jury. Hij kreeg de prijs voor zijn bundel Gitanjali (1909) die in het Nederlands vertaald werd in 1912 door Frederik van Eeden onder de titel Wij-Zangen. In alle gedichten richt hij zich tot ‘U’ of ‘Gij’, de ‘Onnoembare’, die hij ook vaak als ‘Liefde’ aanduidt ‘Op Liefde alleen zit ik te wachten, om mij eindelijk in hare handen te geven./ Daarom is het zo laat geworden, daarom ben ik schuldig aan zoveel verzuim.’(XVII) Of: ‘Die mij liefhebben in deze wereld willen mij op allerlei wijzen beveiligen./ Maar met Uwe liefde, die zoveel groter is dan de hunne, is het anders, Gij laat mij vrij’. De vrijheid van geest klinkt in deze poëzie duidelijk door. Steeds verbindt hij de mystiek met het leven.

De bundel De hovenier uit 1914 is ook door Frederik van Eeden vertaald. Hij staat in de verhalenbundel Mijn ziel antwoordt in muziek. De mooiste verhalen van Rabindranath Tagore, die in 2000 werd uitgegeven bij Uitgeverij Wereldbibliotheek. De gedichten in ‘De hovenier’ zijn geschreven vanuit het mens-zijn met alles wat daarbij hoort. De natuur speelt er een belangrijke rol in. Eerlijkheid over de goede en kwade dingen van het leven geven zicht op Tagore als mens. ‘Neen, vrienden, een asceet word ik nooit, wat jullie ook beweren.’ (XLIII). Het zijn prachtige, goed leesbare gedichten met verrassende beelden, humor en sociaal bewustzijn. In het laatste gedicht spreekt hij óns aan: ‘Wie bent u, lezer, die mijn gedichten leest over honderd jaar? Hij hoopt dat wij in ons hart de levende vreugde voelen van een lentemorgen, die haar stem over honderd jaar heenstuurde.’
De vierentwintig korte en langere verhalen in het boek zijn boeiend, geven een beeld van het leven in India in Tagore’s tijd, met zoveel onvrijheden, en de pogingen van mensen om die te doorbreken.

Zelf houd ik erg van Amal en de brief van de koning, de bewerking in proza van het toneelstuk The Post Office van Tagore door Chitra Gajadin. Zij is schrijver en dichter van Surinaamse afkomst in Rotterdam. Het verhaal gaat over Amal, een zieke jongen die van de dokter niet naar buiten mag. Hij wil zo dolgraag toch gaan en praat erover met voorbijgangers. De joghurtverkoper ; hij wil met hem mee om de wereld te zien aan de andere kant van de heuvel. En de postbode, die zegt dat Amal op een dag een brief van de koning zal krijgen en het meisje Sudha dat belooft hem bloemen te brengen. Het einde van het verhaal is ontroerend open, laat de lezer vrij om zijn conclusie trekken: de hofdokter is bij Amal, met de brief van de koning… en de belofte dat de koning zelf zal komen. Dan komt het meisje Sudha met haar bloemen; Amal slaapt. Ze vraagt: ‘ “Wanneer wordt hij wakker?”/ “Zodra de koning er is en hem roept”/ “Wilt u dan iets in zijn oor fluisteren?”/ “Wat dan?”/” Zeg tegen Amal dat Sudha hem niet is vergeten.” ’ De eenvoud van een meesterschrijver.

Chitra Gajadin: Amal en de brief van de koning, illustraties: Helen Ong, Uitgeverij Lemniscaat, 1992. De uitgever heeft geen exemplaren meer; wel sommige boekenantiquariaten die op internet bereikbaar zijn. Het boek is ook vertaald in het Engels.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter