Pulp is het en de pulpigste pulp blijft het
Literatuur of lectuur? (3)
Literaire thrillers: boerenbedrog of slimme marketing
door Arie Storm
Een thriller is geen literatuur, aldus Bertram Mourits. Juist wél, zo reageerde Gert Jan de Vries. In de verste verte niet, zegt Arie Storm nu.
In Veranderlijk en wisselvallig, een roman uit 1987 van Geerten Meijsing, leert de hoofdpersoon, die midden in een verbouwing zit, een ‘lange invalstukadoor’ kennen. Die onderscheidt zich van de andere ‘werkmensen’ die over de vloer komen, door blijk te geven van een zekere intellectuele belangstelling: hij wil graag een extra uurtje smeren om een boek te bemachtigen van onze schrijvende hoofdpersoon. Deze enthousiasteling heeft wel een nadeel, constateert de hoofdpersoon: ‘Altijd weer probeerde hij me te verleiden tot discussies van het genre: ‘‘Wie maakt nou eigenlijk uit wat literatuur is?’’ Zijn lievelingsauteur was Jan Mens.’
We kunnen constateren dat het toen gezegende tijden waren. Jan Mens, de auteur van onder meer De kleine waarheid-trilogie, was begin jaren zestig de best verkochte schrijver van Nederland. Vergeleken met de types die in onze dagen de bestsellerlijsten aanvoeren, was hij een begenadigd talent. Nu moeten we het doen met Saskia Noort.
Héél voorzichtig schoot Bertram Mourits in NRC Handelsblad van 31 augustus j.l. enkele pijlen af in de richting van het eigenaardige genre van de ‘literaire thriller’. Zo kwam hij met de niet-ongeestige oneliner op de proppen dat de enige boeken die tegenwoordig met het etiket literair in de winkel liggen juist niet literair zijn.
Dat heeft Mourits inmiddels geweten, want de ‘invalstukadoor’ van Meijsing meldde zich prompt in de vorm van een tweekoppig monster: Gert Jan de Vries en René Appel. De eerste is thrillerrecensent en de tweede schrijft thrillers. Direct probeerden ze de discussie te brengen op het niveau van die invalstukadoor van Meijsing. Ja, wie maakt nu eigenlijk uit wat literatuur is? En wat ís literatuur?
De term ‘stijl’ viel daarbij overigens niet. De Vries probeerde het volgende: hij kwam met onzin op de proppen als ‘internationale vraagstukken, moraal, theologie, milieu en zaken van geschiedkundige aard’ die je tegenwoordig in het thrillergenre aantreft en waarmee die thrillers dús tot de literatuur moeten worden gerekend. Mij deed het noemen van die onderwerpen eerder denken aan het partijprogram van het CDA of van GroenLinks.
Appel gooide het over een andere boeg. Hij is, schreef hij, liever een gerespecteerd en redelijk bekend thrillerauteur dan dat hij moet strijden met ‘honderden literaire schrijvers om acceptatie bij lezers en recensenten te verdienen’. Inderdaad: thrillerschrijvers in Nederland kunnen niet tegen kritiek. Bij het minste of geringste staan ze op hun achterste benen. Daarbij is Appel niet te beroerd om zogenaamd jolig en intussen inspelend op allerlei onderbuikgevoelens literatuur weg te zetten als ‘dikke boeken zonder humor, spanning of plot’.
Nu moet de lezer van NRC Handelsblad – dat is een lezer, zo stel ik me voor, die zich vanzelfsprekend nooit met bagger bezighoudt – één ding weten: de thriller in Nederland stelt níéts voor. Er is niet alleen geen aandacht voor stijl, ook zijn die boeken om bij in slaap te vallen zo saai. Er is geen sprake van dat er ook maar één thrillerschrijver in Nederland is die enigszins in de buurt komt van wat met veel goede wil literatuur zou kunnen worden genoemd. In de verste verte niet. De term literaire thriller slaat al met al twee keer nergens op. En met psychologie (Appel gebruikt met betrekking tot zijn eigen werk de term ‘psychologische thrillers’) heeft het allemaal evenmin iets te maken, of Appel moet met die aanduiding iets willen zeggen over de geestesgesteldheid van de kopers van de Nederlandse literaire thriller.
Opvallend is trouwens bij deze kwestie het begeleidende beeldmateriaal in NRC Handelsblad. We krijgen telkens foto’s te zien waarop allerlei Nederlandse literaire of psychologische of theologische of internationale vraagstukken behandelende thrillerauteurs en hun secondanten aan fraai gedekte tafels te zien zijn. ’t Lijkt wel het traditionele diner bij de Libris Literatuur Prijs! Zou dat toeval zijn? Of willen de thrillerauteurs door middel van zo’n bijeenkomst tonen dat er eigenlijk geen noemenswaardig verschil is tussen hun schranspartijen en die van de genomineerden van de Libris Literatuur Prijs? En dat hun boeken bijgevolg ook niet onderdoen voor die van de erkende literaire schrijvers?
De Nederlandse literatuur staat misschien op een niet al te hoog niveau. Maar er zit nog altijd een laag onder. Die wordt gevormd door de boeken die worden geschreven door onze thrillerauteurs. Het slaat nergens op om hun werk literair te noemen. Pulp is het en pulp blijft het. En dan nog niet eens goed gemaakte of goed geschreven pulp. Nee, het is de pulpigste pulp die je je maar kunt voorstellen. Het is een gotspe om die boeken literair te noemen. Het is eigenlijk al een gotspe om die boeken thrillers te noemen.
[uit NRC, 21 september 2007]