blog | werkgroep caraïbische letteren

Publieksgeschiedenis – Leren van geschiedenis 100

door Hilde Neus

Hoe leren we van geschiedenis? Dit honderdste nummer van deze rubriek heeft een wat andere insteek dan normaal. Bij het reguliere stuk stip ik eerst zaken uit de actualiteit aan, om dat vervolgens te combineren met informatie uit (voornamelijk) de achttiende eeuw. Dat doe ik omdat ik veel in de Surinaamse archieven zit, die overigens allemaal online in te zien zijn. En wel via: ga het na, om dan verder een relevant archief te kiezen, dat elk een eigen inventarisnummer heeft. Bijvoorbeeld de Raden van Politie (criminele en politieke zaken, 1.05.10.02) of de Notariële archieven, als je iets wil weten over testamenten (1.05.10.02). Ook het archief van de Sociëteit van Suriname bevat een schat aan gegevens (1.05.03). Die bakra’s van vroeger waren erg goed in het opschrijven van informatie. Dat ondersteunt het reconstrueren van onze geschiedenis, al is het middels de blik van de witte kolonisator. En laat zien dat er vaak niets veranderd is, of dat we juist een les kunnen leren uit hoe het er vroeger aan toe ging.

Enkele masterstudenten tijdens hun presentatie in het Nationaal Archief Suriname.

Op school krijgen leerlingen geschiedenis, een vak dat ze vaak saai vinden. Maar dat hoeft het niet te zijn. Er zijn genoeg spannende verhalen te vertellen. Ook dient het vak om de grote namen uit onze historie te inventariseren, want elk volk heeft helden nodig waar ze naar kan opkijken. Daarom is het jammer dat de interesse voor geschiedenis vaak te wensen overlaat. Publieksgeschiedenis kan daarin helpen. De masters geschiedenis aan de Anton de Kom Universiteit heeft binnen haar programma een module Publieksgeschiedenis, onder leiding van archeoloog Cheryl White. Haar studenten hebben in het Nationaal Archief presentaties verzorgd van hun opdrachten. Deze waren drieledig.

Bekijk een locatie met ondersteuning van bronnen

In groepjes hebben de studenten alle drie opdrachten uitgevoerd, maar één student uit de groep heeft een van de onderwerpen gepresenteerd. Zo werd het een heel afwisselende ochtend. Binnen deze opdracht heeft een groep gekeken naar de Grote Stadskerk en omgeving, de Waterkant, of de Nassylaan. Bij deze evaluaties werden allerlei bronnen gebruikt, ook postkaarten en verhalen van de (oudere) mensen die in de omgeving wonen. Het Onafhankelijkheidsplein kwam ook aan bod. Een dankbaar onderwerp, want daar heeft iedereen wel herinneringen bij: van feestdagen vroeger (konferjari’s) en nu (aansteken van de dia op Phagwa). Tot vogelzangwedstrijden, en protestacties toe. Interessant was de mate van toegankelijkheid, of: hoe de overheid bepaald of er wel of geen activiteiten plaats mogen vinden. Over het Plein zou je een heel boek kunnen schrijven. Maar ook over Poelepantje, dat eveneens aan bod kwam.  

Evalueer een tour

In groepjes hebben de kandidaten een groepstour onder leiding van een gids meegemaakt. Deze gingen onder meer naar de gebedshuizen of langs monumentale gebouwen. Op Google zijn heel wat tours te vinden, die een verschillende insteek hebben. En diverse gidsen, min of meer gekwalificeerd. Hier kwam ter sprake dat er een standaardencommissie zou moeten komen om te tours inhoudelijk te beoordelen, want het vak van tourguide is nu niet gecertificeerd.

Tours zij meestal gericht op toeristen. Maar Mildred Caprino geeft ook rondleidingen volgens een ‘Diorama’-principe, waar ze de geschiedenis vanuit diverse perspectieven benaderd. De studenten vonden dit erg prettig, omdat het Surinaamse perspectief vorm kreeg. Bij de evaluatie werd gekeken naar inhoud, geloofwaardigheid, was de info boeiend, was het binnen de context geplaatst, was de toer interactief? Wat zoveel wil zeggen als: betrok de gids de mensen bij de rondleiding? Zo kon de kwaliteit van een tour worden beoordeeld. Dat er verschil is, bleek duidelijk uit het verslag van een bezoek aan Peperpot, vergeleken met plantage Katwijk.

Ontwerp een museumproject gericht op het publiek

Hilde Neus op de Caran-conferentie, december 2023, Aruba. Foto © Michiel van Kempen

Voor het Lala Rookh-museum is een publieksgerichte activiteit ontworpen over Hindoestaans erfgoed dat met eten te maken had. Chutney en choka worden belicht, beide smaakmakers van kruiden, klaargemaakt met fruit of groente. Iedereen wel bekend.

Voor het Numismatisch museum (van de Centrale Bank) maakte een groep een project om vooral de jeugd te bereiken. Er is een geldspel ontworpen, met liedjes en odo over geld. En die zijn er in Suriname heel veel, net zoals de termen voor geld. ‘Sabi yu Sranan moni’.  

In het Kotomuseum zou een activiteit over Oso Dresi verzorgd kunnen worden. De relatie zit ‘m dan in de ‘alanja tiki’ die de koto misi tussen haar tanden klemt. Wat erg in de smaak viel, was het project voor het Rumhuis, waarin een activiteit werd uitgewerkt om viadu-muffins (met rum!) te bakken. Kan een geur (of smaak) authentiek zijn? Hier discussieerden we over een element dat ter sprake kwam, maar vaak lastig te duiden is. Zo kwam naast materieel erfgoed (zoals voorwerpen of gebouwen) ook immaterieel erfgoed ter sprake: wat zijn je gevoelens en ervaringen bij een bepaald onderwerp?  

Geschiedenis aantrekkelijk maken

Binnen publieksgeschiedenis is het belangrijk dat de mensen van wie de geschiedenis is, ook hun stem kunnen laten horen, dit gaat vaak middels orale vertellingen. Dat is ‘history from below’, vanuit de subaltern verteld, vanuit degene die vroeger geen stem had. Of, kan je zeggen, niet academisch geschoold zijn. De kandidaten hebben diverse artikelen gebruikt om daar hun theorievorming op te baseren. Wanneer je teruggaat in de tijd, is het wel goed om de verhalen te ondersteunen met bronnenmateriaal, zij het kranten, boeken of handgeschreven archieven. Maar ook dan dient in ogenschouw te worden genomen dat elke auteur zijn eigen geschiedenis schrijft, en dat wat er uitkomt nooit volledig objectief is. 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter