blog | werkgroep caraïbische letteren

Protestantisme en slavernij [3]

Een korte, persoonlijke reactie op de polemiek tussen mijn collega’s Piet Emmer en Michiel van Kempen

door Bert Paasman

Als protestant van huis uit ben ik altijd geïnteresseerd geweest in wat mijn godsdienstige familieleden, kennissen en voorgeslacht geloofd hebben. Stel je er niet te veel van voor. Het waren geen op een enkele uitzondering na, geen onderlegde theologen, filosofen of denkers. Ze volgden vooral het main stream protestantisme zoals zich dat na Leibnitz in de geloofswereld inkapselde, van de 18e eeuw tot en met de 20ste: de alwijze en algoede God heeft het beste voor met de mens, er gebeurt helemaal niets dat hij niet wil of gedoogt. In leven en dood, oorlog en vrede, gezondheid of ziekte, vrijheid of slavernij: ‘Wat God doet, dat is welgedaan!’

Op mijn zondagschool werd rond 1950 het scheppingsverhaal als volgt verteld: God bakte de mens met klei in een oven; na wat donkere en lichtgekleurde, mislukte exemplaren, kwam er uiteindelijk een mooi wit exemplaar, naar Gods beeld geschapen. Maar een week later kreeg ik een fraai gekleurd bijbelplaatje met ‘Laat de kindertjes tot mij komen’, waarbij Jezus de donkere en licht gekleurde kinderen net zo liefdevol tegen zich aandrukte als de witte kindertjes – zelfs dichter tegen zich aan. Waarmee ik wil zeggen, in het alledaagse geloof zaten vele, vaak tegen strijdige met elkaar verweven opvattingen, zonder dat er diep over nagedacht werd.

Datzelfde vind ik terug in het alledaagse protestante denken van vroeger eeuwen. De vrome Elisabeth Maria Post, echtgenote en broer van een predikant, wees slavenhandel en slavernij ten felste af op allerlei courante abolitionistische gronden, maar gedoogde die uiteindelijk omdat de Goddelijke Voorzienigheid slavenhandel en slavernij liet bestaan. En ‘Wat God doet, dat is welgedaan’. Isaac da Costa, één van de boegbeelden van het Reveil, dat slavernij afwees, was in zijn Bezwaren tegen de geest der eeuw (1823) juist furieus op de denkers die de slavernij wilden afschaffen – en het dus beter meenden te weten dan God zelf. En zo ken ik talrijke voorbeelden van een gecompliceerde dubbele moraal: in theorie tegen, in de praktijk gedogend.

Terwijl (protestante e.a.) emancipatiebewegingen terrein wonnen en de slavernij werd afgeschaft, bleef het godsdienstig pro-slavernij argument van het Chamsgeslacht (Genesis 9: 18-27) in de Verenigde Staten en Zuid-Afrika, tot diep in de 20ste eeuw van kracht om de minderwaardigheid van de mensen van kleur uit te drukken. Heel erg pijnlijk, maar ook heel erg waar.

Natuurlijk waren er dominees, zelfs in Zeeland, die slavenhandel en slavernij kort en bondig afwezen, bijvoorbeeld op grond van het achtste gebod, ‘Gij zult niet stelen’, of op grond van het ontbreken van de christelijke naastenliefde in de omgang met de Afrikaanse of Afro-Amerikaanse broeders en zusters. Daarom pleitten ze soms voor zending en bekering, maar de officiële kerken in de koloniën werkten meestal tegen en lieten vóór de 19e eeuw zending en onderwijs over aan bewegingen als de Hernhutters/Moravische Broeders. Of, in de Verenigde Staten, aan de Quakers.

In de literatuur werd zending onder de tot slaaf gemaakten in de eerste plaats aanbevolen omdat een bekeerde slaaf zich gemakkelijker zou voegen naar het bestuur van zijn meester en minder gauw tot marronage zou overgaan. Als ideologisch complement werd gesteld dat zo’n bekering het begin zou kunnen/moeten zijn van de emancipatie.

In de talrijke vrome geschriften (Nederlands of in het Nederlandse vertaald uit het Frans, Duits en Engels) die ik tijdens mijn onderzoek heb doorgewerkt, heb ik weinig rechtlijnigheid aangetroffen, maar veel kronkellijnen en vooral dubbele kronkellijnen. Ik zou daarom niet gauw een stellige uitspraak doen over de rol van het protestantisme.


Lees hier deel 1.

Lees hier deel 2.

1 comment to “Protestantisme en slavernij [3]”

  • Beste Bert
    Ik hoop dat je inmiddels een nette atheist of agnost bent.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter