blog | werkgroep caraïbische letteren

(Post)koloniale literatuur nu ook pluricontinentaal bekeken

door Karwan Fatah-Black  

Op het omslag van Shifting the Compass; Pluricontinental Connections in Dutch Colonial and Postcolonial Literature, geredigeerd door Jeroen Dewulf, Olf Praamstra en Michiel van Kempen, prijkt een kaart met daarop prominent een windroos in beeld en een tekening van een zeventiende-eeuws scheepje. Het vaartuigje oogt weifelend; hoewel het vóór de wind lijkt te gaan, wappert een van de zeilen doelloos langs de mast. Aan de randen van de kaart zien we drie onherkenbare continenten.  

De bundel is een verzameling essays waarin verschillende auteurs pogingen doen om de Nederlandse koloniale literatuur en geschiedenis te bezien vanuit een pluricontinentaal perspectief. Daarmee verschuiven de auteurs de verteltrant richting de veelheid aan verbindingen en relaties die er ontstonden als gevolg van de Nederlandse kolonisatie in de Amerika’s, Afrika en Azië. In plaats van de nog steeds dominante nadruk op de relatie en verhouding tussen kolonie en kolonisator, zoeken de auteurs juist naar de verbindingen tussen ‘Oost’  en ‘West’. Deze opzet is geslaagd. Hoewel dergelijke bundels vaak maar moeizaam tot coherentie en eenheid komen, lukt het in Shifting the Compass wel degelijk overtuigend een stap voorbij het postkolonialisme te zetten.

 Naast de academische artikelen die de hoofdmoot van de bundel vormen, verzorgen Adriaan van Dis en Giselle Ecury aan het begin en het einde van het boek een persoonlijke reflectie op het thema. Van Dis doet dat vanuit zijn rijke ervaring in postkoloniale literaire kringen, om te eindigen met een bespiegeling over wat postkoloniale schrijvers heeft verbonden: ervaringen met racisme, discriminatie, maar vooral ook het onderzoek naar de Nederlandse cultuur en het verschil met het eigene. Ecury schetst een genealogische geschiedenis die reikt van de Antillen tot Duitsland en die eindigt rond de opening van een museum in het gebouw dat ooit haar overgrootmoeders shap (winkel) was. De twee stukken leggen sterk de nadruk op levenslopen en familiegeschiedenissen, wat ook een aantal andere artikelen in de bundel kenmerkt. Naast dergelijke ‘microgeschiedenissen’ biedt de bundel ook onderzoeken naar koloniale inspiratiebronnen voor Nederlandse literatuur, en meer historische bijdragen.   Het is uiteraard niet mogelijk om alle artikelen in de zo uiteenlopende bundel recht te doen, mijn aantekeningen in het boek zelf en op mijn kladblok overschrijden ruim de gestelde limiet aan het aantal woorden dat in OSO beschikbaar is voor een recensie. Het zal moeten volstaan om er drie stukken wat meer uit te lichten, en in een afrondende alinea de balans van het gehele project op te maken.  

 Op het stuk van Van Dis volgt het artikel van Rudolf Mrazek. In vier delen bespreekt hij het overlappende werk en leven van drie mannen: Dr. Louis Schoonheyt, Chalid Salim, en Anthony van Kampen. De belangrijkste decors voor het verhaal zijn de gevangenenkampen Boven Digoel waar vanaf het einde van de jaren 1920 tot 1943 (vermeende) Indonesische communisten werden opgesloten en Jodensavanne waar (vermeende) Indische nazi-sympathisanten tijdelijk vast zaten. Aan de randen van het uiteenvallende Nederlandse imperium schetst Mrazek hoe Schoonheyt, geïnterneerd in Jodensavanne vanwege zijn NSB-sympathieën na vijftien jaar arts te zijn geweest in Boven Digoel, er niet aan ontkomt de parallel te zien tussen hemzelf en de opgesloten communisten. Salim daarentegen, in zijn jonge jaren als communist opgesloten in Boven Digoel, schrijft zelfs na de massamoord van Soeharto op de Indonesische communistische beweging bewonderingsvol over ‘onze president’. De vervlechting van de verhalen en levenslopen en de schuivende ideologische perspectieven lenen zich voor bespiegelingen over de manier waarop aan  geschiedenis en literatuur betekenis wordt gegeven en hoe die zelden goed lijken te rijmen met de beleving van degenen die de ideologisch geïnterpreteerde gebeurtenissen doormaakten.

 Een andere bijdrage aan de bundel waarin de interkoloniale uitwisselingen en netwerken sterk worden geïntegreerd is het mooie onderzoek van Nicole Saffold Maskiel naar de lange lijnen van slaafeigendom tussen de Nederlandse Caraïben en Nieuw Nederland (tegenwoordig New York). In het artikel bespreekt Maskiel de lange ketens van slaafeigendom die door de geschiedenis van de Noord Amerikaanse heersende klasse lopen. Via de familie Stuyvesant die van Curaçao naar Nieuw Amsterdam ging, is slavernij onlosmakelijk onderdeel van de familiegeschiedenis van het vooraanstaande geslacht Bayard geworden. Maskiel laat zien dat via interkoloniale en interimperiale handelsverbindingen slaafgemaakte Afrikanen in Noord Amerika terecht kwamen, en hoe de vertrouwdheid met het eigendom van mensen door overerving van generatie op generatie werd doorgegeven. Suriname en de Caraïben keren in de gehele bundel regelmatig terug. Aan het eind van de verzameling zit een stuk van Michiel van Kempen waarin hij onderzoekt hoe men in ‘nieuwe naties’ literatuur begint te lezen, en komt tot ‘postkoloniale canonformatie.’ Hij richt zich in het stuk met name op Suriname, maar het gebrek aan resultaat van de Surinaamse canoncommissie haalt de angel wat uit het stuk. Het is duidelijk dat er ook zonder een formele canon, iedereen met kennis van de Surinaamse literatuur zonder problemen een lijst op zou kunnen stellen van belangrijke werken. Typisch Surinaams-Nederlandse vraagstukken, zoals of de diaspora wel op zo’n lijst mag figureren spelen natuurlijk onmiddellijk op. Van Kempen legt veel nadruk op de celebrity culture dynamiek in Suriname. In het stuk van Van Kempen blijft het ‘pluricontinentale’ aspect buiten beeld. 

Over het geheel genomen is de bundel een boeiende verzameling van stukken geworden. Het verschuiven van de aandacht van postkoloniaal naar pluricontinentaal is door de meeste auteurs met succes omarmd. De redacteuren zijn er in geslaagd om in een pluricontinentaal project een lezenswaardige en belanghebbende eenheid te creëren.  

Jeroen Dewulf, Olf Praamstra en Michiel van Kempen (ed.), Shifting the Compass; Pluricontinental Connections in Dutch Colonial and Postcolonial Literature.Newcastle upon Tyne: Cambridge Scholars, 2013. 286 p., ISBN 978 14 4384 228 0,  prijs £ 44,99.

1 comment to “(Post)koloniale literatuur nu ook pluricontinentaal bekeken”

  • Karwan Fatah-Black stelt dat het ‘pluricontinentale’ aspect bij Van Kempen buiten beeld blijft. Dit is onjuist: Van Kempen wijst voortdurend op de wisselwerking tussen Europese en Caraïbische processen. KD

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter