blog | werkgroep caraïbische letteren

Poëzie op de pagina

Van de redactie

Uitgeverij In de Knipscheer geeft poëzie uit, een gewaagde onderneming, omdat poëzie meestal geen hoge verkoopcijfers oplevert. Maar het kan wel wonderschoon zijn. Wat thematiek betreft liggen de hier besproken bundeltjes deels dicht bij elkaar, in die zin dat de tropen langs komen, en wel in het bijzonder Suriname.

Een schrijver heeft daar eens gewandeld, onder die palmen, en kan het niet loslaten, is beroepsmatig ook met het land bezig in zijn colleges en publicaties. Michiel van Kempen schrijft zelf ook literatuur, zowel proza als poëzie, naast zijn wetenschappelijke uitgaven over de literatuur in het Caribisch gebied.

Een schijfster is daar geboren, is weggetrokken, maar kan de oude liefde voor de omgeving niet loslaten.

Vandaag introduceren we Reza Madhar, een jonge liefhebber van literatuur en veellezer. Hij is verbonden aan ‘De Hub’ de bibliotheek te Flora die veel aan leesbevordering onder schoolkinderen doet met haar collectie boeken, maar ook met allerlei activiteiten. Daarover later meer. Nu schrijft Reza, die Ismene Krishnadath ondersteunt in haar boekenbedrijf, over de poëzie van Saya Yasmine Amores. Samen met Jerry Dewnarain.


Het verdriet van de fluit

door Jerry Dewnarain

Volgens de website https://www.saya-yasmine-amores.com is Saya Yasmine Amores (pseudoniem van Asha Radjkoemar) half Indonesisch, de andere helft is een mengsel van verschillende bevolkingsgroepen uit de Himalayas. Ze beweert ook blank en Indiaans bloed in zich te hebben. De vele mix van culturen maakt haar creatief en kunstzinnig. Uit haar debuut gedichtenbundel Ghunghru tut gail/De rinkelband is gebroken (1990) valt veel over haar jeugd te halen: een ongewenst kind? ‘Zij werd de weide ingestuurd omdat zij niet welkom was in huis. Toen zij twee jaar oud was, schoot haar moeder op haar met een geweer. De kogel ricocheerde naast haar voeten, maar haar moeder gaf het niet op. Eén kogel was voor altijd op haar naam gereserveerd; vooropgesteld dat zij zou ontdekken dat ze uit overspel geboren werd en op zoek zou gaan naar haar biologische vader. En ook wanneer zij andere familiegeheimen zou ontdekken en ze kenbaar zou maken. Er zou geen huwelijksfeest voor haar zijn, en zij zou de ballast voor de hele familie dragen. Zo werd er voor haar besloten, op haar geboorte dag.’

Reza Madar (zie artikel elders op deze pagina) heeft goed aangevoeld, dat er iets treurigs heeft plaatsgevonden in het verleden van de ‘protagonist’. De dichter snakte er naar om het ouderlijk huis te verlaten waar zij zich verstoten en verworpen voelde, en ging op zoek naar haar identiteit. Op haar zeventiende vluchtte zij naar een internaat, vanwaaruit zij naar de kunstacademie ging om te studeren. In 1985 publiceerde zij op negentienjarige leeftijd, haar eerste Sarnāmi gedicht ‘Wakt ke musāfir/Tijdsreiziger’ in het tijdschrift Bhāsā. In 1990 debuteerde zij met de bundel onder de titel Ghunghru tut gail / De rinkelband is gebroken. Daarna volgden er andere publicaties onder het pseudoniem Cāndani (nu Saya Yasmine Amores). Vanwaar je dacht te vertrekken sta je geplant (1993, derde druk 2019). Zal ik terugkeren als je bruid (1999, tweede druk 2019). Ghar ghar ke khel/ Het spel van huisje huisje (2002, herziene druk 2019). Zij schreef ook twee romans: Oude onbekenden (2001) en Huis van as (2002).

De gedichten uit Bānsuri ke gam / Het verdriet van de fluit raken het hart. Sommige doorboren je met een giftige pijl door de bittere armoede er in of door het leven van een alleenstaande moeder.

Kind

het kind ligt op de vloer
op een stuk kleed
ze kijkt naar het rode
vliegerpapier aan het plafond
geen ballon
geen speelgoed
geen pap
geen geld
naar de stad geweest
werk gevonden
geen oppas voor het kind
moeder zegt
laat je buren oppassen
buren zeggen
laat je moeder oppassen
al pratend en naar mijn huis
kijkend gaan ze langs
een schaamte om mijn levens
omstandigheden
kruipt tot diep in mijn botten
deze armoede heeft mij verslagen
God – hoe moet het verder?


Baccā

baccā jamin par sutal hai
ek ṯtukarā kapṟāa par
lāl frigi ke kāgaj
tāke hai plafon men
ballon nā hai
khelaunā nā hai
pāp nā hai
paisā nā hai
sahar gaili
kām milal
baccā ke oppas nā hai
māi bole
parosiyan ke pās laṟka choṟ dewe ke
parosiyan bole
māi ke pās laṟkā choṟ dewe ke
bāt karat-karat hamār
ghar tākat-tākat
calal jā hai sabhan
saram āpan hālat par
hamār dehiṉ ke
nas-nas meṉ basal hai
i garibi mār deis hamme
Malik – āge ka hoi?

[p. 58-59]


Oude herinneringen

door Reza Madhar

Het verdriet van de fluit heeft twee zijdes. Aan de ene kant zijn de gedichten in het Nederlands, en aan de andere kant in het Sarnámi. Het Sarnámi is fascinerend voor mij want ik heb het nooit opgepakt als kind. Iedereen verwachtte dat het van nature zou gaan, zonder het mij aan te leren. Ik heb deze gedichten naar mijn familie en vrienden gebracht om voor mij te lezen, en toch miste ik het verband tussen klank en betekenis. Daarom was ik dankbaar voor de Nederlandse versies, want daar voelde ik wel de connectie met de dichteres.

Zij schrijft vooral vanuit zichzelf, en je ervaart hoe ze groeit tussen het eerste gedicht en het laatste. De achterflap verraadt dat de gedichten beginnen vanaf haar tienertijd tot nu. Het boek vertelt een verhaal: er is een protagonist, er zijn tegenstanders en er is een omgeving en een cultuur. De eerste gedichten zijn verwijtend naar iemand op wie ze gesteld is, maar in wie ze steeds wordt teleurgesteld. Ze schrijft vastberaden: “waarom zou ik mijn poëzie/ in verlegenheid brengen/ om jouw ontrouw?”

Daarna volgt een gedicht waar ze zichzelf herinnert aan haar afkomst als Surinaamse Hindostaanse. Er is nostalgie naar het platteland en wantrouwen naar een Nederlandse stad. “Hoe moet ik vergeten/ dat ik een hindostaan ben?/ waarom moet ik mijn vruchtbare land verlaten/ om in den vreemde/ op aalmoes van een ander te teren”. Dit gedicht, Hindostaan-zijn/ Hindustani heeft de felheid van een punk-rock lied en is nog maar het begin. Mijn favoriet van dit gedeelte is Surinaamse Hollander waarmee iedereen wel eens ervaring heeft gehad, iedereen kent wel zo een persoon; “met geleend geld / ging hij naar Holland / vandaag, / vandaag heeft hij / enkele woorden / geleerd in Holland / en nu komt hij ons / vertellen hoe / wij moeten leven”.

Zwart schaap

Een groot deel van de bundel gaat over het gevoel het zwarte schaap van de familie te zijn, iets waarin alle zwarte schapen zichzelf kunnen herkennen. Je moet plaats maken voor mensen die je niet zien staan, en wordt van alles en nog wat verweten. De ik-persoon is in de hele bundel aan het woord en prominent aanwezig, maar langzamerhand wordt het een “wij” en “zij” en zelfs “jij”. Er komt een kind bij kijken en de isolatie wordt erger. Een alleenstaande vrouw met kind is geen gemakkelijke situatie. Het wordt steeds pijnlijker om door te lezen. En hoewel het er hopeloos uitziet is de schrijfster toch niet overwonnen.

Laat je bij het lezen niet afschrikken door het Sarnámi, en denk niet dat dit een boek alleen voor Hindostanen is. Als je ervaring met de cultuur hebt, wat niet onwaarschijnlijk is in Suriname, zal je vele situaties herkennen. Soms heb je het van veraf gezien, maar soms is het benauwend hoe dichtbij je ermee verwikkeld bent. Bepaalde gedichten zal de lezer direct begrijpen, maar voor anderen moet je allicht nog wat rijpen, in cultuurbegrip of levenservaring. Als slot het gedicht dat mij overwon.

Oude herinneringen

In de nacht gingen
de oude herinneringen
op jouw erf
toen de ogen sloten
zich ontsloten
op het bed
raakten de dromen zoek
weerloos stond ik
tegenover de werkelijkheid

Saya Yasmine Amores, Bānsuri ke gam/Het verdriet van de fluit. Tweetalige poëzie Sarnāmi-Nederlands. Haarlem: In de Knipscheer.2020. ISBN 978-94-93214-02-6

[van de Ware Tijd Literair, 12 december 2020]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter