Pierre Lauffer: nationaal auteur
Morgen wordt de biografie van Pierre Lauffer gepresenteerd (klik hier voor meer informatie). Wim Rutgers blikt vooruit.
door Wim Rutgers
Pierre A. Lauffer (1920-1981) behaalde in 1936 zijn diploma van de Sint-Thomas Muloschool, waar hij les kreeg van onder meer frater F. van Dieten en F. Linnartz (G. Gorris), die hem stimuleerden tot lezen. Hij was een veellezer, die las wat toegestaan en wat verboden (de index met bijvoorbeeld Zola en Boccaccio) was.
Tijdens de literatuurlessen waren verplicht Dante, Cervantes, Shakespeare, Kloos, Van Deyssel, Van Schendel, in de vrije tijd las hij Karl May. Hij schreef al vroeg verhalen, o.a. het liefdesverhaal ‘Rada’, dat bij ontdekking door zijn vader werd verscheurd, en uitstekende opstellen die door Van Dieten als voorbeeld in de hogere klassen werden gebruikt, maar door leraar Linnartz niet als ‘eigen werk’ erkend werden. Lauffer ging ter padvinderij bij pater de Bruyn en pater Möhlmann: ‘Het is pater Möhlmann die Pierre praktisch gedwongen heeft om zijn eerste gedichtenbundel uit te geven.’ Na zijn schooltijd kreeg hij een functie als ambtenaar van de Burgerlijke Stand. Van 1939-1945 deed hij dienst bij de Militaire Politie, terwijl hij intussen een zaakje dreef en een begrafenisonderneming leidde. Van 1945 – 1959 bewoog hij zich in verscheidene takken van het bedrijfsleven. In 1959 keerde hij terug naar het gouvernement, kreeg een baan bij het Departement van Onderwijs en de Dienst Arbeidszorg, werd voorlichtingsambtenaar, en maakte een reis naar Engeland, waarna hij in 1965 zijn akte Engels MO behaalde. Zijn belangstelling voor de Engelse taal en literatuur gaf hem een tijdlang het idee om in het Engels te gaan schrijven. De roman The House on the Harbourbleef echter onvoltooid. Vanaf 1970 was hij leraar Papiamentu op de pedagogische academie. In deze jaren schreef hij een leergang Papiamento LO en taalboeken als Mi lenga, Un selekshon di palabra en Di nos. Zijn leraarschap bezorgde hem echter voornamelijk teleurstellingen en hij trok zich terug in de natuur van Santa Catharina.
Werd Pierre Lauffer bekend als literator, hij bewoog zich ook op gebieden van folklore en de geschiedenis van Curaçao. Centraal stond in al zijn werkzaamheden de analyse en het uitdragen van het eigene, waarbij hij als een soort gids voor zijn medeburgers heeft gefungeerd.
Carel de Haseth onderscheidde vier perioden in Lauffers activiteiten: allereerst tot en met Simadán, een periode waarin het Papiamento centraal stond; een periode van Kumbu (1955) tot eind jaren zestig, gekenmerkt door sterk ritmische Papiamentse poëzie en anekdotisch proza in het Nederlands; de jaren van Ora solo baha en Seis anja kaska berde (1968) tot halverwege de jaren zeventig, waarin Lauffer onderwijs en algemeen vormend werk ter cultivering van het Papiamentu centraal stonden; en ten slotte de periode waarin Lauffer zeer teruggetrokken leefde en waarin hij voornamelijk kinderboeken schreef die pas posthuum door de ‘Fundashon Pierre Lauffer’ gepubliceerd zouden worden.
Tot de beginjaren zestig bewoog Lauffer zich in twee taalcircuits, het Papiamentu en het Nederlands, daarna ondernam hij stappen om het Engelse pad te betreden. Maar vanaf het midden van de jaren zestig, juist in de tijd dat het Papiamentu algemeen terrein ging winnen op het Nederlands, zou hij zich uitsluitend op zijn moedertaal gaan toeleggen.
De verscheidenheid aan receptiedocumenten omtrent Lauffers werk levert een heel gevarieerd beeld op, waaruit naast tegenstellingen, ook en vooral, overeenkomsten blijken. Het is daarbij opvallend dat ‘afwijkende’ meningen incidenteel zijn, de overeenkomsten dominant. Het receptie-onderzoek kan een gelukkig gebruik maken van een nog vrij recente bibliografie en de uitgebreide interviewserie van Jos de Roo ‘De andere Lauffer’ waarin iedereen die op literair gebied met Pierre Lauffer te maken had, zijn mening over de schrijver gaf. Het laatste geeft een goed beeld hoe Lauffer vrij kort na zijn sterven gezien werd. De Fundashon Lauffer heeft enkele werken uitgegeven, maar nog weinig gedaan in literair-kritisch opzicht ten aanzien van Lauffers werk.
Opvallend was niet alleen de overeenstemming in beoordeling, maar ook de consistentie daarvan. Al vanaf zijn debuut werd Lauffer gekarakteriseerd als een auteur die belangrijk was voor het Papiamentu. Met name Cola Debrot heeft van meetaf grote bewondering gehad voor Lauffers poëtische kwaliteiten. Van de achteraf beschouwd ‘grote drie’ Papiamentstalige generatiegenoten: Daal, Lauffer en de iets jongere Juliana, zag hij eigenlijk alleen Pierre als echt belangrijk.
F. Martinus’ uitspraak ‘de dichters die iets betekenen hebben allemaal iets van Pierre. De dichters die helaas niet door Pierre beïnvloed zijn, zijn heel slecht,’ en C. de Haseth: ‘In zekere zin personifieert Lauffer de letterkunde in het Papiamentu en wordt hij gezien als de persoon die het Papiamentu de erkenning in de Antilliaanse gemeenschap bracht,’ vertolkten met deze woorden de algemene visie op Lauffer. `In allerlei bewoordingen kenschetsten de critici de aandacht en liefde voor het eigen eiland, de natuur in algemene termen of specifiek genoemd via zon, lucht, zee en rotsen, de gewone alledaagse dingen om ons heen, het platteland en uitdrukkelijk níet de stad, de bevolking van het eigen eiland in al zijn verscheidenheid van mensen, soms in het algemeen beschreven maar soms ook in haar samenstelling specifiek vermeld. Daarnaast herkenden critici algemeen Lauffers aandacht voor de geschiedenis, in het bijzonder het verleden van slavernij en de gevolgen daarvan voor de huidige Curaçaose mens. Naast sociale bewogenheid merkten ze Lauffers aandacht voor eigen persoonlijke omstandigheden, het ouder worden en de onafwendbare dood. De veel genoemde eigenschappen die men Lauffers karakter toedichtte waren zijn gevoelens van melancholie, weemoed, droefgeestigheid, maar ook drift, het sociale van de gulle conferencier, de levensgenieter, de humorist, de erotische aandacht voor het schone geslacht, een neiging tot hekeling, maar ook de moppentapper, en vooral Lauffers eerlijkheid en vrijheid van geest, en uiteindelijk zijn geloof, die alle in zijn werk zouden blijken.
Wat Lauffers taalgebruik en stijl betreft, roemde men allereerst en unaniem de beheersing van het Papiamentu. Dat Lauffer ook Nederlands schreef en zelfs een tijdje van plan was een roman in het Engels te publiceren, kreeg weinig kritische aandacht, hij gold zonder meer als de grote Papiamentist. Daarbij letten de critici vooral op ritmische aspecten en rijkdom aan klank, rijm en muzikaliteit. Het gebruik van archaïserende woorden kreeg zowel positieve als negatieve nadruk, waarna minder vaak het gebruik van beeldspraak en de schildering van personages beargumenteerd werden. Men achtte Lauffers werk onvertaalbaar, omdat teveel van het specifieke van het Papiamentu – dat Lauffer als geen ander vóór hem wist aan te wenden – zou verdwijnen.
Lauffers werk functioneerde als voorbeeld voor zowel zijn leeftijdgenoten als een jongere generatie – het waren niet alleen auteurs die die functie vermeldden, maar ook anderen die hun moedertaal bewust wilden hanteren.
Het was Cola Debrot die Lauffer vergeleek met de groten uit het Caraïbisch gebied en daarbuiten, waarna hij concludeerde dat als Lauffer niet in een kleine en onbekende taal als het Papiamentu had gepubliceerd, maar in een wereldtaal hij even bekend geworden zou zijn als een T.S. Eliot of Martinus Nijhoff. Of men nu zijn proza beter achtte dan zijn poëzie (of juist omgekeerd), dat deed geen afbreuk aan de mening dat Lauffer ondanks zwakkere elementen verreweg de belangrijkste contemporaine Curaçaose schrijver was. Al was Lauffer zelf op school groot geworden met de Europese klassieken en de Nederlandse Tachtigers, en werd hij wat zijn talrijke columns betreft nog wel eens vergeleken met de Nederlander Simon Carmiggelt, over het algemeen zagen de critici geen directe Nederlandse invloeden en probeerde men hem in Antilliaans-Caraïbisch verband te plaatsen. Vooral de latere critici vroegen aandacht voor het ‘afro-antilliaanse’ in zijn werk. Maar na even over de grenzen gekeken te hebben, noemden de critici hem dan weer hun eigen dichter, de auteur van het eigen eiland, beschrijver van het eigen volk in onze eigen taal, die Lauffer als eerste echte volwaardige dichter literair aanzien gaf.