blog | werkgroep caraïbische letteren

Persoonlijke slavernijverhalen weinig verdiepend

door Maayke Botman

Aanleiding voor de bundel Meerstemmig Verleden; Persoonlijke verhalen over het Nederlandse slavernijverleden waren de Interculturele Dialogen in verschillende Amsterdamse buurten waaruit bleek hoezeer de erfenis van het slavernijverleden leeft onder sommigen. Studenten van de master Publieksgeschiedenis van de Universiteit van Amsterdam zijn ermee aan de slag gegaan en hebben het merendeel van de interviews afgenomen. Het vakgebied Publieksgeschiedenis beoogt namelijk een brug te slaan tussen wetenschappelijke historische kennis en het grote publiek.   De Nederlandse slavernijgeschiedenis leent zich uitstekend voor een dergelijke exercitie. Enerzijds is er het historisch onderzoek, grotendeels door de ‘usual suspects’ zoals historici Emmer, Oostindie en Den Heijer. Anderzijds zijn er de stemmen van een handjevol Afro-Nederlanders zoals Beryl Biekman, Roy Groenberg en Roy Ristie die af en toe weten door te dringen tot het brede Nederlandse publiek. Bijvoorbeeld rond 1 juli of recentelijk naar aanleiding van de ntr-serie De Slavernij. Daartussen probeert het NiNsee te laveren. De discussie onlangs over deze serie heeft weer laten zien hoe gepolariseerd het debat over de slavernijgeschiedenis is. Of het nou gaat om het perspectief waaruit onderzoek is gedaan, de wijze van herdenken, officiële excuses van het staatshoofd of herstelbetalingen, het leidt vrijwel altijd tot verhitte debatten. In de bundel staat dialoog centraal en in de aanloop naar de interviewers hebben de samenstellers een diverse groep Amsterdammers bijeengebracht, zowel geïnterviewden als interviewers, die met elkaar tijdens een Dialoogmaaltijd van gedachten hebben gewisseld over het thema.    

In de inleiding krijgt de lezer een nuttig overzicht van de wijzen waarop in pakweg de afgelopen dertig jaar slavernij in Nederland werd herdacht, welke visies daaraan ten grondslag hebben gelegen en tot welke controverses ze soms hebben geleid. Variërend van monumenten, tot organisatievorming en tot nieuwe herdenkingsvormen als de boottocht naar de Joodse begraafplaats in Ouderkerk aan de Amstel en de Keti-Koti Tafel. Daarnaast wordt kort ingegaan op het slavernijverleden in de geschiedschrijving waarbij de samenstellers een tweedeling zien tussen enerzijds het traditionele historisch onderzoek, voornamelijk uitgevoerd door witte historici, en anderzijds de informele historische kennis die in de orale traditie in de vorm van familieherinneringen, verhalen, en liederen is overgedragen aan de nazaten van slaven. Een ietwat simpele voorstelling van zaken die een problematische dichotomie creëert tussen wit, wetenschappelijk en objectief, en zwart, onwetenschappelijk en subjectief. Het werk van zwarte historici zoals Frank Dragtenstein, Rose Mary Allen, of Leo Balai wordt bijvoorbeeld buiten beschouwing gelaten. Zo ook het onderzoek van een jonge, opkomende generatie van onderzoekers zoals Markus Balkenhol of Karwan Fatah-Black. Dat is jammer.   Aan het eind van de bundel doet NiNsee onderzoeker Aspha Bijnaar in een nabeschouwing een poging om de losse draadjes uit de interviews weer bij elkaar te halen om tot een rode draad te komen. Zij maakt een indeling in grofweg twee stromingen van de wijze waarop er met de slavernijgeschiedenis wordt omgegaan. Een groep laat zich er nauwelijks mee in. Dat zijn voornamelijk witte Nederlanders, nieuwkomers en een kleine groep Surinamers en Antillianen. De laatstgenoemden erkennen de slavernij en de gevolgen ervan maar willen zich er niet te veel op focussen omdat dit de eigen emancipatie zou belemmeren. In een aantal interviews komen exponenten van deze stroming aan het woord. Opvallend is dat in deze interviews het slachtoffer-denken van exponenten van de andere stroming vaak aan de orde komt. Vertegenwoordigers van die tweede stroming zetten zich op meer activistische wijze in voor emancipatie door te strijden voor een formele erkenning van de slavernijgeschiedenis en het afschaffen van allerlei racistische uitingen die voortvloeien uit deze geschiedenis.   Waarom hun strijd synoniem is geworden voor slachtoffer-denken blijft in het midden. Het was interessant geweest als dit meer was uitgewerkt.

Hoewel Bijnaar aangeeft dat haar indeling gradueel is, gaat ze met name in op de wijze waarop slavernij herdacht wordt in Afro-Nederlandse kringen. Daarmee gaat ze voorbij aan de witte Nederlandse geïnterviewden en een Koerdische die zich wel inlaten met deze geschiedenis. Zij passen niet zonder meer in de eerste stroming en hun persoonlijke belevingen bieden soms interessante inkijkjes. Temeer omdat een deel van de zwarte geïnterviewden actief is in organisaties die binnen de activistische stroming vallen. Veel van hun perspectieven zijn inmiddels wel bekend.   Het is een gemiste kans dat de studenten die geïnterviewd hebben niet zelf met een nabeschouwing zijn gekomen waarin niet alleen de rode draden uit de interviews maar ook een reflectie op hun eigen ervaringen met het onderwerp werden besproken. Nu komt na elk interview een zeer korte reflectie die op den duur storend wordt omdat de studenten telkens hetzelfde aangeven. Namelijk, hoe weinig ze wisten en hoeveel indruk de interviews hebben gemaakt. Dat is een mooi effect van hun opdracht maar voor de lezer weinig prikkelend. Als lezer ken je bovendien halverwege het boek wel zo’n beetje het format van de interviews. Ook dat komt het leesplezier niet altijd ten goede. Ten slotte zijn er nog een paar slordigheden die de samenstellers van de bundel dan wel een redacteur van de uitgeverij eruit hadden moeten halen. Zo wordt bijvoorbeeld in de inleiding de naam van Oostindie foutief geschreven (met trema op de e), en worden de begrippen bridging en bonding aan hem toegeschreven terwijl deze concepten door Robert Putnam in Bowling Alone (2000) zijn gebruikt.     Concluderend kan men zich afvragen welke lezersdoelgroep nou eigenlijk bediend wordt in dit boek. Voor lezers die zich beroepsmatig met het onderwerp bezig houden, bevat de bundel weinig nieuwe inzichten en zijn de interviews te weinig verdiepend. Lezers die niet direct verbonden zijn met het onderwerp verwachten wellicht interessante overgeleverde familieverhalen over slavernij, maar daaraan ontbreekt het bijna geheel. Wellicht was het zinniger geweest om hier een mooie, informatieve website van te maken waarin telkens nieuwe persoonlijke verhalen aan toegevoegd kunnen worden.  

Paul Knevel, Sara Polak, Sara Tilstra (red.) Meerstemmig Verleden; Persoonlijke verhalen over het Nederlandse slavernijverleden. Amsterdam: KIT Publishers, 2011. 136 p., isbn 978 94 6022 173 6. prijs €15,00.

[uit Oso 2012.1]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter