blog | werkgroep caraïbische letteren

Pegasaya coming of age

Eerste solotentoonstelling Acijn

Het beeld dat Alejandra Cijntje van Pegasaya, het jongste kind van Kompa Nanzi, heeft, lijkt een erfenis van de onjuiste tekeningen uit het bundeltje verhalen uit 1952, verzameld en voor kinderen naverteld door Nilda M. Geerdink – Jesurun Pinto. Haar vader vertelde Alejandra de verhaaltjes, en de kleine meid die toen al graag naar illustraties keek, brandde op haar netvlies dat spinnen zes poten hebben, althans dat zou kunnen. Dat in latere verhalenbundels van Kompa Nanzi het juiste aantal poten zijn getekend of geschilderd doet hier niet terzake.

We vinden in de tentoonstelling de spin met te weinig poten terug. Een ander zesarmig wezen dat regelmatig in de doeken te zien is, lijkt op de succulente stapelia. Deze aasbloem heeft in het echt meestal vijf kelkbladeren, net als een zeester, maar  een artiest is vrij om een schepsel met zes ledematen af te beelden. Of om aan het eind van een arm geen hand maar een wasknijper te plaatsen, alles kan in een schilderij. Alejandra Cijntje is ook dichter, en in dat medium probeert ze -ook- de conventies te doorbreken van wat de aanvaardbare paradoxale juxtapositie van woorden is.

Tekening van zespotige spin (in Cuentanan di Nanzi, uit 1952)

Bij binnenkomst van de tentoonstelling ‘Pegasaya su tela’ (Pegasaya’s stof; hoewel de in eerste instantie voor mij onverklaarbare Engelstalige titel luidt ‘The Fool’s Journey’ oftewel De reis van de dwaas), stuit je op een begeleidende tekst, met een stelling van de artiest:
“Het doek herbergt de mysterieuze aanwezigheid van een leraar, die van de schilder slechts een devotionele oprechtheid vraagt.”

Voor haar is de tentoonstelling een heilige daad, een teen in de smeltende taboepoel die Audre Lorde ons aanspoorde te zien. Het is een coming-of-age en een revolutie naar een kostbare soevereiniteit, een rimpelende transformatie in een heel archief. Het is een viering van wat gewonnen wordt, wat onlosmakelijk verbonden is met wat vrijkomt, en een rechtvaardigheid die rust aan de andere kant van die sprong. (De dichter Audre Lorde – I am not free while any woman is unfree – is bekend van haar essaybundel ‘Sister Outsider’ : “Als ik mezelf niet voor mezelf zou definiëren, zou ik worden vermorzeld in de fantasieën van anderen over mij en levend worden verslonden.”) 

Yu di mi tata i mama mi ta

In de begeleidende tekst staat ook dat ‘haar werken gaan over de fysieke toestanden van het bestaan ​​die, voor even, geen woorden of intellect nodig hebben om ze te bevestigen.’ 

Haar werk komt voort uit de ideologie “het is collectief, het is persoonlijk”. Een citaat van Édouard Glissant, dat haar perspectief diepgaand beïnvloedt, luidt: “De wereld is niet antropocentrisch, en het landschap is niet de geëxternaliseerde staat van onze geest. Land staat centraal in het proces van zelfbeschikking. Vandaar de verbinding tussen waarneming en geheugen, de materiële wereld en immateriële tijd. Het is niet de rationele geest die het verleden herstelt, maar het verleden dat huist in immateriële objecten, die hun betekenis pas prijsgeven wanneer ze in verbeelding of zintuiglijk worden ervaren.” Daarom gaat ze op zoek naar in het geheugen weggezonken objecten van haar verleden en haar cultuur om die opnieuw te ervaren en bestuderen.

Repchi di Eva


Misschien klinkt deze stelling hoogdravend of raadselachtig, maar Pegasaya is pertinent geen dwaas. Alejandra Cijntje denkt veel na over de zin van het zijn, voordat ze de kwast of pen ter hand neemt. De titel ‘Yu di mi tata i mama mi ta’ klinkt in eerste instantie redundant, maar uit het doek spreekt dat (Kompa Nanzi) Le Le Toni en Shi Maria (Maria di Angel) haar beschermen. Dit geeft een heel andere lading aan het kind van de ouders. Niet al het werk is een schilderij op doek. Er is ook werk dat voornamelijk uit stof bestaat of een combinatie van stof met ander materiaal. ’Repchi di Eva’ hangt in de ruimte, als reactie op de vraag waarom veel mensen vinden dat de vrouw zou zijn geschapen uit Adams rib. Volgens mij is het beeld uit Genesis te lezen als een fase in de mensheidsontwikkeling. Eerst was de mens tweeslachtig, in een volgende fase zijn er ook eenslachtige mensen uit voortgekomen, naast de tweeslachtige, met allerlei mogelijke variaties die het mensdom verrijken.
In een hoek hangen vier gewassen schilderingen (uit 2022) op papier met een stemmige stoffen lijst, die als voorstudie voor deze solotentoonstelling mogen gelden. Figuren met vrouwenborsten, de bovenste helft (dus zonder benen), drie ervan houden een levensdraad tussen de vingers, het lot wordt gespeld, gespeeld of voorspeld. Er is een groen embryo. De hoofden zijn boven de ogen, zonder kapsels of schedeldak, open naar de hemelse inspiratie. In ‘E veredikto’ knipt pegasaya de draad door en zit op de plaats van de hersens een soort zalmmoot. In de buik staat ‘BENTA’ (WERPEN of GEWORPEN). In Kustumbrá (aanpassen of gewend) is de al eens doorgeknipte draad weer aan elkaar geknoopt en met wasknijpers bij elkaar gehouden. In ‘Ken?’ (Wie?) is het schepseltje geboren. De stijl van deze vier voorstudies heeft een echo van José Capricorne. In de andere werken van deze tentoonstelling is die echo verdwenen. 

10 tenchi pia abou

Het thema is de levensvraag. De motieven zijn het feminiene, de groei en soevereiniteit; terugkerende voorwerpen als tekens zijn de wasknijper, de kleine spin, de levensdraad, het embryo, de vijf- of zesarmige plant/zeester, de horen als klankinstrument ‘kachu’. 

Wasknijpers in titelloos werk

Of je de werken vanaf de ingang beleeft van rechts naar links of vice versa en dan in het midden bij de niet-tegen-de-muur-hangende doeken, of liever in het midden begint, doet misschien iets toe aan de lijn in de tijd van de coming of age, waarover straks meer. Maar het doet niets af aan de onweerstaanbare kracht en pracht van de kleurschakeringen. Acijn is weliswaar ook bekend als zwart-wit illustrator, maar in deze tentoonstelling bezorgen de kleuren een onvergetelijk, aangenaam, veilig bad, warme tinten die weldadig koel en fris aandoen. Soms in vlakken, dan weer in lijnen of streken. De beelden vertellen poëtisch epische verhalen. Sereen, dromerig, met scherfjes humor. Zie ‘Bishita’ (bezoek), het radiomeubeltje in de hoek, waardoor je thuis kon blijven want de radio bracht de wereld bij je thuis binnen, hierop staan twee poppen met Januskoppen. Hier is de pegasaya onder een gouden, gedraaide drol geplet; drie van de pootjes zijn het enig zichtbare restant. In de loop van de tentoonstelling groeit het kleinste kind van Kompa Nanzi dusdanig op dat ze gemetamorfoseerd is in een volwassen vrouw, met een eigen karakter.

Bishita (fragment)

Acijn combineert harmonisch het Apollinische werken met licht en donker, kleur, het vormgevende, het bezielde evenwicht van de uiterlijke wereld, vooral zichtbaar in de beeldende kunst aan de ene kant met aan de andere kant het Dionysisch werkende, ritmische, de bezielende innerlijke krachten van de poëzie. In de ontmoeting van deze twee krachten ontstaat het echt humane. Poëzie werkt in de tijd, beeldende kunst in de ruimte.

‘Wega di bida’ (levensspel) laat een groot roodbruin land, met daarin twee vuisten, zien met vier kleine, juichende bomen en een vuurbron, op het land een huppelend kind dat met een wasknijper sterren vangt en gooit en een reuzegroot dromerig meisjeshoofd in de okergeel gekleurde hemel, met een komeet die net voor haar voorhoofd langs scheert. Rechtsboven komt weer het roodbruine van de aardkleur terug als een schaduw tegen haar hoofd om de balans in het geheel te herstellen. In het schilderij met als titel ‘…’ prachtige kleurencombinaties van blauw in de kachu’s en de driepotige stoel naast de beige rode teint van de grote Godin van de Waarheid, met haar geel gestippelde stapelia naast zich en onderin het kleine kind met pompon dat verbonden is aan de stoel en/of de Godin.

Wega di bida


Tenslotte het kindje met twee pomponnetjes als Minnie Muis-oren die bij de afgrond staat, het houtvuur achter zich latend, klaar om de kleine stap in het grote onbekende te zetten met als linkerhand een knijper om alles in het komende avontuur of goed vast te houden of lekker pijn te kunnen doen, met een stok over haar rechterschouder om de bagage voor de reis te dragen, bestaande uit een plantje, een pegasaya, vogeltje, beursje, kam of borstel waar tanden of haren uit ontbreken en een huisje.

Judaline Cyntje van het museum zei het in haar openingstoespraak treffend: De schilderijen moedigen aan om open te staan voor wat je ontwikkelingsweg kruist, de toekomst te omarmen, naar je intuïtie te luisteren en de geschiedenis van familie en land die in je lichaam doorleeft te koesteren. “Alejandra weet harmonie te bewerkstelligen tussen intimiteit en weerbarstigheid, kwetsbaarheid en kracht.”
De mogelijkheid om het kunstwerk van Acijn te beleven, dat eerst, en eventueel later of achteraf te analyseren en interpreteren is er nog tot zaterdag 22 november 2025, in de Snip-galerie van het Curaçaosch Museum. Aanrader.

Eerder verschenen op https://patruli.org

Jeroen Heuvel

on 04.11.2025 at 0:48
Tags: / /

Comments are closed for this page. Sorry.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter