blog | werkgroep caraïbische letteren

Papiamentu in ‘wie was ik. strafregels’

door Jeroen Heuvel
De winnaar van de P.C. Hooftprijs, de hoogste Nederlandse letterkundige onderscheiding, in 2021 is Alfred Schaffer, geboren in Nederland. Zijn Arubaanse moeder is inmiddels overleden. Hij heeft in zijn meest recente dichtbundel ‘wie was ik. strafregels’ Papiamentu gebezigd.

De bundel wordt in de boekhandels in Curaçao (nog) niet aangeboden. Waarom niet? Ik weet het niet, en ik wil ook niet speculeren over een antwoord. Wordt er niet naar gevraagd? Toch wel, de lezers die het boek willen hebben, kopen het online, al dan niet als e-boek of laten het meenemen uit Nederland. Drie jaar geleden debuteerde de Curaçaose Radna Fabias met haar, volledig Nederlandstalige, bundel ‘Habitus’. Ook hiervan hebben de lokale boekhandels niet een exemplaar in de winkel te koop aangeboden. Ik betreur deze verschraling van het aanbod. 

Enfin, terug naar ‘Wie was ik’. De titel doet vermoeden dat het over het verleden van de ik gaat, en de ondertitel specificeert de leeftijd tot de schoolgaande jeugd, misschien. Het fijne van deze bundel is dat hij pluriinterpretabel is. Als dat woord niet bestaat, dan bestaat het vanaf nu wel, in iedere geval voor dit soort taalrijke teksten. De ik kan terugslaan op verschillende personen, de moeder, de dichter, de patiënten van de moeder. Overigens valt het me op dat deze dichter, P.C. Hooftprijswinnaar, Alfred Schaffer, niet vermeld staat in de essaybundel ‘Het andere postkoloniale oog’ over ‘onbekende kanten van de Nederlandse (post)koloniale cultuur en literatuur, die vorig jaar is verschenen. Eigenaardig dat Schaffer die al debuteerde in 2000 en al zeven keer eerder een literaire prijs heeft gehad, door geen van de ruim twintig schrijvers van die essays is genoemd.

In dit artikel besteed ik vooral aandacht aan het aspect van het gebruik van het Papiamentu in deze bundel. In dit geval heb ik gekozen voor een andere aanpak dan normaal bij het aandacht schenken aan een literaire publicatie. Laat me uitleggen waarom. Ik heb deze bespreking voorbereid tussen 24 december en 7 januari. Dat is de periode van de zogenoemde twaalf of dertien heilige nachten. Er bestaat een traditie om in die tijd je met een thema bezig te houden waarbij extra verdieping kan optreden. Ik keek in de inhoudsopgave van de onderhavige bundel hoe ik aan dertien gedichten zou kunnen komen. Iedere dag wilde ik er een lezen, analyseren en deels interpreteren. Ik zag dat er negen gedichten waren met een titel in het Papiamentu. Er waren vier gedichten met de titel ‘impromptu’. Die dertien gedichten heb ik uitgekozen. Ik heb 8 gedichten met een Papiamentu titel gelezen tot en met oudejaarsnacht, de 4 ‘impromptu’ teksten van 1 t/m 4 januari en het gedicht ‘finalmente’ op 5 januari.

In de verantwoording schrijft de auteur onder meer dat hij gebruik heeft gemaakt van privédocumenten en de krant Amigoe di Curaçao. Van de acht titels in het Papiamentu in deze bundel met 52 gedichten is er geen vertaling in de bundel opgenomen. Waarom? Vindt Schaffer dat de lezer het Papiamentu kan begrijpen, met behulp van een woordenboek of vertaalsite?

Wat de spelling van het Papiamentu betreft, kiest Schaffer voor de fonologische spelling, die in Curaçao en op Bonaire officieel is, en niet voor de etymologische spelling van Aruba. Strikt gezien kiest Schaffer voor het Papiamentu, niet voor het Papiamento, dus.

foto van de glimlachende dichter (rechts)

Deze bundel is rijk aan associaties, verrassingen en vormen. De vier impromptu’s zijn eigenlijk één verdeeld over vier gedichten, al zijn deze ‘voor de vuist gemaakte’ teksten volgens mij goed doorwrocht. Om de bundel alleen met behulp van begrip te willen interpreteren doet afbreuk aan de artisticiteit ervan. Er valt zoveel meer te genieten, afhankelijk van het referentiekader van de lezer en het moment van die lezer. Om de rijkdom beter te ervaren lijkt me een begrip van de Papiamentu titels van belang. Sommige titels zijn losse woorden, soms zijn het uitdrukkingen. Het kan niet onbedoeld zijn dat zowel het eerste als het laatste gedicht een dusdanige titel heeft meegekregen. De eerste titel is ‘mira akí!’; dit gebruiken we normaal gesproken met enige nadruk, ‘Nou moet je ‘ns effe kijken’ of luisteren. Het is niet alleen een statement aan het begin van de bundel als een complete argumentatie. Je kan het ook op het eerste gedicht alleen betrekken, je kan als lezer aan de slag wanneer in het gedicht een kind niet kan slapen en naar de keuken loopt en daar een witte en een zwarte schaduw aan de afwas bezig ziet en droomde dat hij die twee moest begraven. Het laatste gedicht heet toepasselijk, als eind van een argumentatie, ‘finalmente’, telt 24 verzen, evenveel als ‘Herinnering aan Holland’ van Hendrik Marsman. Het is een creatie van een reactie op dit gedicht uit 1936. Leg ze naast elkaar, verbaas je over hoeveel woorden overeenkomen, zonder dat ‘finalmente’ een parodie of plagiaat is, eerder een waardige pastiche. Onder aan dit artikel staan de twee gedichten afgedrukt, ter ijking en verrijking.

Ook ‘nos tata’ is een reactiecreatie op het gebed ‘Onze Vader’ waarin de ikfiguur onderhandelt over wat de vader en de ik elkaar kunnen schenken, ‘schenk mij de kalmte (…) dan schenk ik u vergeving’ vers 2 en 3. 

In het gebed luidt het:

“vergeef ons onze schuld
zoals wij aan anderen hun schuld vergeven.”

In vers 32 en 33 ‘of spreek ik u niet aan (…) omdat mijn woord er niet toe doet?’. 

regel 34 omdat omdat omdat ik slecht over u spreek soms
regel 35 en niet zonder reden?

Om een voorbeeld te geven van regels in dit gedicht die het als een creatie uittillen boven een reactie op het gebed:

‘als ik groen kan uitslaan ben ik geen vooruitgang – tweede les./ zoals de slavernij niet leidde tot het einde van de slavernij / maar tot een groepje voorouders dat elke nacht opnieuw / de wirwar van plantages blijft ontvluchten.’

De volgende ochtend kreeg ik het idee om dit gedicht te vergelijken met het -Papiamentu- gedicht van Frank Martinus Arion ‘Mi ta skirbi’. Hierin schrijft de ik-figuur om te blijven bestaan, in plaats van te bidden voor een eeuwig leven.

Een andere titel is ‘bo mester wak pa bo kere’. Eerst zien dan geloven, betekent dit ongeveer. Hoewel het bij deze rijke gedichten een verminkende crime is om enkele regels eruit te citeren, doe ik toch, zodat u die Alfred Schaffer nog niet kent kan proeven:

‘koplampen die op je af blijven stormen die er al zíjn dus je trapt op de / rem geeft instinctief een ruk naar rechts en opeens zit het daglicht / hermetisch achter slot en grendel en toen was ik het kwijt en was ik alles / kwijt alles.’ In dit gedicht staat één strofe, van 22 versregels. 27 Zinnen. 

Hooiberg, Aruba

In het volgende gedicht met een Papiamentu titel komen woorden voor die naar Aruba verwijzen, coloradotoren en hooiberggiet; het heet ‘siguransa a mata konfiansa’. Dit betekent ‘gewis gaat voor ongewis’ of ‘je kunt beter het zekere voor ‘t onzekere nemen’. De eerste drie regels zijn:
‘na een zoektocht van uren werd ze gevonden, dochter van ons eiland. in / een besmeurd verpleegstersuniform ergens op de rotskust aan de / zuidoostkant ter hoogte van de coloradotoren. hoe kwam ze hier terecht. ‘

Coloradotoren, bij de oostpunt van Aruba

De ‘makambí’ is een vis, Elops saurus, bekend om heel veel graten. Zoveel graten als de ‘ladyfish’ heeft, zoveel punten staan er in het gedicht met de spreekwoordtitel ‘tur piská tin wesu ma ta makambí ta karga fama’, een gedicht van één strofe, 22 regels en schrik niet 227 punten, om tureluurs van te worden bij het hardop lezen. De titel betekent zoiets als ‘wie de naam heeft, krijgt ook de daad’. 

Makambí

Hier de eerste drie regels:

‘ik. ben. een ri. vier. zwart als. een scheur. ben. ik. niet. wijs en niet. van / mij. ik. stroom. op een ei. land. slaat het. ner. gens op. ri. vier te. zijn / maar. ik. be. sta. voor. dat. ik droog. val. ketens. die. ren. kra. len. wrak. ‘

In het gedicht ‘ku luho di detaye’ (met een overvloed aan details), is de ik-figuur een vrouw. Hierin komt het zinnetje voor ‘spreek tot uzelf en wij zullen luisteren.’ misschien een lemma van de dichter. De laatste drie regels luiden:
‘onbewaakt. onbeveiligd zogenaamd. dood alleen. wat een pestweer ik / ben nergens te bekennen net als vroeger en vergeef mij en ik glimlach. / want dit ben ik niet. ik was hier niet.’

Het volgende gedicht met een Papiamentu titel, er staat in sommige andere gedichten af en toe een Papiamentu woord, heet ‘liber’. Dit is een homoniem maar betekent hier wellicht ‘vrij’. De vraag is vrij waarvan. Tweemaal komt het woord ‘zuurstof’ voor, vier keer lucht, het woord hapjes wordt een keer herhaald. Halverwege dit gedicht van 13 verzen staan de volgende regels:

‘rare smakgeluidjes die ik maak als ik lucht / eet kijk ik door het raam hoor het suizen / in onzichtbare buizen ruik het koude stof / in dit vertrek – wat heb ik een honger.’

Bijzonder opvallend aan ‘esei ke men mas o ménos niun hende por fabor’ (‘dat betekent ongeveer niemand alstublieft’) is dat hierin twee tekstsoorten door elkaar heen zijn geschoven. Het telt 102 verzen. Het grootste deel van de tekst is rechts uitgelijnd en bestaat uit een enkel woord per regel of een lettergreep, zoals peuters praten in de oren van volwassenen. Het andere deel lijkt te zijn overgenomen uit een pedagogieboek, zoals volwassenen over peuters praten. De eerste 7 rechts uitgelijnde versregels gaan als volgt:

wekt
me door
te du
wen te
gen mijn
schou
der

Regel 8 en 9 beginnen, gewoon, links:

kleine kinderen hebben geen besef van tijd ze kunnen heel erg in het / moment leven.

Kort, ook kort, zeer kort, iets over de vier ‘impromptu’s’. Drie ervan worden afgesloten met een ‘e-mail’. Ze hebben alle vier een andere vorm, qua inhoud vormen ze een geheel. De eerste strofe kondigt aan dat het een personage betreft dat ‘zijn dode omgeving leven in wil blazen.’ Nou ja, wil het personage dat, of wil de interviewer, misschien, dat? Zelfs dit laat de auteur over aan de interpreterende lezer. Beslis het. De eerste strofe leest zo:

‘[okay u speelt een mens die zijn dode omgeving leven
in wil blazen. in feite zijn bloedeigen moeder. in de vorm van
een praatje, een podcast die ú presenteert. denk aan’

In de laatste impromptu lezen we:

‘[lang heb ik niets meer gezegd en nu dit allemaal ik wil het er niet
over hebben. toen mijn moeder ophield gooide ik het anker uit in
nederland, toen mijn dochter ophield wierp ik mezelf erachteraan.’

De titel van de bundel is ‘wie was ik. strafregels’. Het kan zijn dat de inspiratie of het uitgangspunt is de jeugd van de schrijver, met de herinnering aan zijn moeder. Vooraan in de bundel vertelt zijn moeder: ‘van mijn zwart-witte landing in het nederland van toen en toen. hoe het was. met die witte nederIandse man van mij in mijn smetteloze uniform met mijn twee bruine kinderen en toen verdween het eerste kind en toen ik en daarna die man van mij en ja, wat doe je dan, (…) het rijk der levenden is een dodenrijk, dat snap ik wel, het is een soort spiegeleffect, vandaar dat niets echt kwijtraakt. Een spiegel is optisch bedrog, toch kun je je reflectie navertellen, al blijft het bij – wacht, daar zul je hem hebben, die zoon van mij. ssst.’ En dan begint het gedichte en verrijkende leesavontuur. Want de aanleiding voor een gedicht is minder interessant dan het resultaat.

Alfred Schaffer. (2020). wie was ik, strafregels. Amsterdam: De bezige bij. isbn 978 94 0318 310 7, € 20,99, 96 blz.

(verschijnt eerdaags in Antilliaans Dagblad)

Herinnering aan Holland

Hendrik Marsman

Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan;
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een grootsch verband.
de lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.

Het gedicht van Hendrik Marsman

finalmente

denk aan holland.
zie brede rivieren
rechtop vertragen.
ga naar het zuiden.
onaangename lijnen.
afgeplatte buizen
zoals lange veren.
stop aan het einde.
heel veel
verbrande ruimte.
boerderijen
verspreid over het land.
boomgroepen dorpen
torens
kerken en iepen
in goede staat.
de lucht is daar beneden
en de zon. vertraag
grijs. grijs.
verbrand rook
en in alle regio’s
wordt de stem van water
een ramp van de eeuwigheid.
vrees de server. (3x)

Het gedicht van Alfred Schaffer 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter