blog | werkgroep caraïbische letteren
1
 

Papiamento of Papiamentu?

door Henry Habibe

Sinds de ontdekking van de ‘brief’ (uit 1775) van een Curaçaose jood is heel veel aan het licht gekomen met betrekking tot de afkomst van het Papiamentu. Deze ‘brief’ werd voor het eerst in een historisch boek over Curaçao gepubliceerd door Isaac en Suzanne Emmanuel. Aan de Amerikaanse linguïst Richard Wood (Louisiana State University) komt de eer toe dit ‘oudste’ document voor het eerst op wetenschappelijke wijze te hebben becommentarieerd. Daarna heeft zich een groot aantal deskundigen ermee bezig gehouden.

 

Dateert de bespreking van Wood uit 1972, in 1990 vroeg Charles Gomez Casseres, een Curaçaose econoom, aandacht voor een ander oud document, deze keer uit 1803. Het betreft nu een document dat op Aruba geschreven zou zijn. We zouden dus, aangenomen dat het inderdaad op Aruba geschreven is, kunnen spreken van de ‘oudste Arubaanse brief in het Papiamentu’. In de Ñapa (Amigoe) van 20 januari 1990, signaleerde de heer Gomez Casseres de waarde van dit document ‘als de op één na oudst bekende tekst’ die – volgens hem – duidelijk op het taalkundige vlak ligt. Inspelend op de titel van de verhandeling van Richard Wood, gaf de Curaçaose econoom zijn bijdrage de titel van: ‘Nieuw licht op herkomst van Papiamentse taal?’ (1). Hoewel het weekblad enigszins uitnodigend verkondigd had: ‘Oude Arubaanse tekst van 1803 lijkt waardevol voor linguïsten’, kwam er toentertijd geen enkele reactie van de kant van de op Curaçao actieve taalwetenschappers. Ook niet vanuit Aruba. Er viel een stilte onder de taalgeleerden. Men zou zich kunnen afvragen of er toen wel belangstelling bestond voor dit soort taalkundige zaken.

Het is niet de bedoeling nu op de beschouwing van Gomez Casseres in te gaan. Dat heeft ondergetekende in het verleden reeds gedaan in het artikel getiteld ‘Tekst Papiamentu uit 1803: prachtige vondst, maar nieuw licht?’ (Ñapa, 10 febr. 1990). Waar ik echter aandacht voor zou willen vragen is de graad van taalkundige aspecten, die beide ‘brieven’ gemeen hebben. Deze oudste teksten zijn niet alleen waardevol en van belang als het om de herkomst van de taal gaat. Ze geven ons tevens een idee omtrent de vraag: hoe werd het Papiamentu vroeger uitgesproken? Laat de schrijfwijze van de woorden soms ook zien hoe die woorden uitgesproken werden?

 

Tekst uit 1775

In deze ‘brief’ richt een Curaçaose jood zich tot zijn vrouw (aan het eind zegt hij: ‘dy bo marido ky tanto ta stimabo’; van je man, die zoveel van je houdt). Opvallend is dat er daarin nauwelijks woorden voorkomen die aan het Nederlands doen denken. Daarin werden de woorden juist geschreven volgens een spelling die over het algemeen overeenstemt met de Portugese schrijfwijze. Dit hoeft, overigens, niet te verbazen, indien we beseffen dat de Portugese invloed op veel creoolse talen in de 16e en 17e eeuw reeds aanwezig was. Het Portugees was toen een wereldtaal, voordat het Frans en nog later het Engels het overnamen. De Kaapverdische eilanden waren in 1500 al eigendom van de Portugese Kroon. Met betrekking tot de ontwikkeling van de vroeger ontstane lingua franca (hulptaal onder de slavenhalers) zet Marius Valkhoff, deskundige in creoolse talen aan de Universiteit van Witwatersrand in Johannesburg, het volgende uiteen: ‘Creole or Low Portuguese originated on the coasts of Africa in the second half of the 15th century and is called the Portuguese lingua franca. It has survived as Creole in the West, in the hispanised form of Papiamento or Curaçoleño, the mother tongue of the inhabitants of Aruba, Curaçao and Bonaire (2).’ Geen wonder dat we in die eerste ‘brief’ zoveel aan het Portugees verwante zinnen en woorden aantreffen. Zoals in de volgende zinnen (geciteerd uit Woods essay): ‘…the ora ky boso abiny…’ (zoiets als: tot het moment dat jullie aankwamen). In deze zin wordt het woordje ‘the’ (tegenwoordig ‘te’) gebruikt, een afleiding van het Portugese voorzetsel ‘até’. (in het Spaans is het voorzetsel ‘hasta’). In de zin ‘…my no saby paky razon’ (ik weet niet om welke reden) herkennen we het woord ‘saby’ (in het Pap. ‘sabi’, vaak afgekort tot ‘sa’). Dit woord komt in verschillende andere creoolse talen voor, o.a. in Sranan Tongo en het Saramakaans. Begrijpelijk, indien men aanneemt dat de meeste creoolse talen een creole-portuguese substratum hebben gekend. Verder wordt in de uitdrukking ‘na kamina dy piter may’ het voorzetsel ‘na’ gebruikt. Dit komt niet in het Spaans voor, maar is een samentrekking van het Portugese voorzetsel ‘em’ en het lidwoord ‘a’ (em + a = na), een vorm die men ook in het Sranan en Saramakaans tegenkomt. Bovendien komen we een aantal woorden tegen die uitsluitend aan het Portugees doen denken: ‘ruman’ (Port. ‘irmâo); ‘borbe bay’ (‘bolbe bai’; opnieuw gaan). De Portugese werkwoordsvorm ‘vai’ komt ook voor op de Kaapverdische eilanden en in het creools van Macau. De woorden ‘tudu’ (Pap. ‘tur’ = alle) en ‘aflicaô’ (bedoeld wordt: ‘afliçâo’ = droefheid) bestaan nog altijd in het Portugees, al wordt het eerste woord steeds als ‘tudo’ (met een ‘o’) geschreven. Dat ‘tudu’ later in ‘tur’ veranderde kan wellicht verklaard worden door het feit dat de creoolse taal niet alleen door blanke Portugezen gesproken werd. In een Papiamentstalig lied uit 1830 komt dit woord voor als: ‘Tutur genti di Corsó…’. Aan het eind van zijn brief schrijft de Curaçaose jood: ‘muchu kumindamento’. Hij liet niet na de gesloten ‘o’ (in ‘mucho’) weer te geven met een ‘u’. Zoals hij dat trouwens ook deed met ‘tudu’. Zo zijn er nog meer woordvormen die van de Portugese invloed in het Papiamentu getuigen.

 

Tekst uit 1803

Deze tekst is een getuigenverklaring van 26 Arubanen ter ondersteuning van een rechtszaak tussen commandeur Pieter Specht en de ontvanger van Aruba, Bruyn Goverts Quant. Het werd ondertekend door die Arubanen en door de commandeur. Bekend is dat Jan van der Biest zich omstreeks 1750 op Aruba vestigde. Hij was daar commandeur van 1756-1768. In 1803 was hij dus niet meer commandeur. In het document wordt Pieter Specht als commandeur genoemd. Zijn naam is aan het eind (originele document) herkenbaar.

Hoe het ook zij, dat het Papiamentu ook door de Nederlandse gemeenschap gebezigd werd, blijkt wel uit deze tekst uit 1803. Er zijn trouwens berichten (uit de eerste kwart van de 19e eeuw) dat er gezinnen van Nederlandse afkomst waren, bij wie het Nederlands door het Papiamentu vervangen werd. Feit is dat we in de tekst uit 1803 woorden tegenkomen die ook in de eerste ‘brief’ (uit Curaçao) te lezen staan, maar volgens een heel andere spelling geschreven. We lezen daar zinnen als: ‘…ta precura die entreponeel deen toer gobierno’. Wat allereerst opvalt is de schrijfwijze van: ‘entreponeel deen toer..’. (i.p.v. entreponele den tur…). Ook lezen we: ‘.. koe eel a habla koe comandant Engles’ (i.p.v. ‘ku el a habla ku…’). Verder lezen we: ‘comandant Engles a baay na kaas die…’ (i.p.v. ‘…a bai na kas di…’). Het is duidelijk dat de schrijver van deze tekst een soort Hollandse spelling gebruikte opdat de Nederlands georiënteerden zijn tekst konden lezen. Die ‘Hollandse’ ortografische weergave maakt het ons in ieder geval mogelijk om een idee te vormen omtrent de uitspraak van de schrijver. Hoe werd het Papiamentu in die tijd door hem uitgesproken? Zo schreef hij ‘tiempoe’ (i.p.v. ‘tempoe’) en ‘moechoe’ (i.p.v. ‘mucho’). Het eerste woord werd uitgesproken, terwijl daarbij de ‘e’ gediftongeerd werd zoals in het Spaans (tiem-) en de ‘o’ (aan het eind) qua uitspraak verschoven werd van een open naar een gesloten ‘o’ (of als een ‘oe-klank), zoals dat over het algemeen gebeurt bij het Portugees. Zo werd in de brief uit 1775 het woord ‘mucho’ als ‘muchu’ geschreven. Aangezien de schrijver van de tekst (uit Aruba) Hollands georiënteerd was, schreef hij ‘moechoe’. Qua uitspraak identiek aan hetgeen de Curaçaose jood aan het einde van zijn brief deed: ‘muchu’.

Latere teksten

Uit religieuze teksten in de loop van de 19e eeuw blijkt de trend om de gesloten ‘o’ aan het eind van bepaalde woorden soms met een ‘u’, dan weer met een ‘oe’ weer te geven. Zo zien we dat Mgr. M.J. Niewindt, bijvoorbeeld, in 1833 de volgende woorden als volgt schrijft: tempu, tantu, santu, cielu, huntu, muchu, malu en mundu. In een latere tekst (1837) van dezelfde Niewindt treffen we de volgende woorden aan: ‘… Ricibi Santu Comunion tempu di cuaresima…’. Andere voorbeelden (bij Niewindt) zijn: ‘Sacramentu’, ‘Spiritu’, ‘dunamentu’. Het betekent dus dat Niewindt de ‘- o – ’ als een oe-klank uitsprak. Ook in andere oude teksten komen we voorbeelden tegen waarbij de ‘ – o – ’ aan het eind als een ‘oe’ uitgesproken wordt. Werd in de zojuist aangehaalde teksten van Niewindt het woord ‘Cristo’ nog met een ‘o’ geschreven, in een tekst van ds. C. Conradi leest men: ‘E boeki di famia di Hezoe Chriestoe…’. Conradi aarzelde niet om de oe-klank ook in andere woorden weer te geven: ‘ciëloe’, ‘paloe’, ‘tantoe’. Met dezelfde consequentie als bij Conradi ging ook J.J. Putman in zijn tekst uit 1850 te werk: ‘Chriestoe’, ‘tantoe’, ‘ciëloe’, ‘sacramentoe di bautiesmoe’.

Nog later

In een nummer uit 1890 van La Union (door religieuzen opgericht) werd de tekst van een lied gepubliceerd met als titel ‘Pascu di nacementoe di nos Señor Hesu Cristoe’ (L.U., 10/12/1890). Ook deze ‘hollandse’ schrijfwijze toont aan dat de ‘o’ in woorden als ‘Pasco’, ‘nacemento’ en ‘Cristo’ door de auteur als een oe-klank werd uitgesproken. De weergave van de woorden ‘nacementoe’ en ‘Cristoe’ is daar een duidelijk bewijs van. Ook staat er ‘Pascu’ (eindigend op een ‘u’) en niet ‘Pasco’. Deze gewoonte had tot gevolg dat de titel van het bekende Curaçaose dagblad nog steeds als ‘Amigoe’ bekend staat. Dit verschijnsel heeft wellicht te maken hebben met de invloed van de Sefardische gemeenschap op Curaçao. De Portugese joden hebben zich reeds vanaf 1651 op Curaçao gevestigd. Het Papiamentu bevond zich toen in zijn ontwikkelingsfase.

 

Aruba

Ook op Aruba bestond vroeger de trend om de ‘o’ aan het eind heel vaak als een oe-klank uit te spreken. Hiervan getuigen de teksten van ds. N.A. Kuiperi. Wie was deze man? Daarover schrijft Wim Rutgers het volgende: ‘Om de mensen in de cunucu te bereiken preekte Kuiperi in het Papiamento te Canashito waar in 1860 een verbouwde loods het tweede protestantse kerkgebouw werd, in 1899 verplaatst naar Piedra Plat’ (3). Let eens, overigens, op de schrijfwijze van Rutgers van de woorden ‘cunucu’ en ‘Papiamento’. Heel terecht schrijft hij ‘cunucu’, want dat woord wordt door IEDEREEN met een oe-klank aan het eind uitgesproken. (evenals bij het woord ‘makutu’). De naam ‘Papiamento’ echter wordt door Rutgers, zoals onder veel Arubanen, niet met een ‘u’ aan het eind geschreven. Dat deed ds. Kuiperi in de 19e eeuw wel (maar dan met de ‘oe’), zoals blijkt uit de volgende gegevens van Rutgers. Dominee Kuiperi kan – aldus Rutgers – als de grondlegger van de protestantse gemeente op Aruba beschouwd worden. Hij was ook degene – vervolgt Rutgers – die het Papiamento structureel in de kerkdiensten integreerde. Daarbij worden Kuiperi’s woorden uit 1862 aangehaald: ‘For di oora koe mi a bini seerka boso nan (…) mi stimado roeman nan (…) mi tawata obligua di papia i sienja boso nan deen di papiameentoe…’. (4). Hieruit blijkt dat ds. Kuiperi niet alleen een vroege voorstander was van het Papiamentu, doch ook wilde hij de correcte uitspraak weergeven en schreef dus ‘papiameentoe’. (eindigend op ‘oe’). In zijn tekst ‘Katekismoe’ (uit hetzelfde jaar) schreef hij ook consequent: ‘Kriestoe’, ‘santoe’, ‘moortoe’, ‘sientimeentoe‘, ‘maloe’, zoals het de gewoonte was onder de Nederlands georiënteerde religieuzen. Opmerkelijk is dat niet alleen Kuiperi het woord ‘moetsjoe’ met de oe-klank weergaf, maar vóór hem ook een van de commandeurs op Aruba. (document uit 1803).

 

Twintigste eeuw

Toen Hubert Booi, de bekendste Arubaanse dichter (jaren vijftig/zestig) zijn gedicht ‘E último Caribe’ in het Arubaanse nummer van Simadán liet opnemen, hanteerde hij daarbij een spelling die bijna fonologisch was (niet 100%). De oe-klank aan het eind van bepaalde woorden gaf hij trouw en correct aan. Voorbeelden: ‘seru’, ‘duru’, puru’, ‘mundu’. Het betekent dat hij de gewoonte had om die woorden ook zo placht uit te spreken. Nog later, toen hij zelf een grote voorstander werd van de fonologische spelling, liet hij zijn bundel Muchila (1969) ook consequent volgens die spelling uitkomen. Men herkent de fonologische schrijfwijze (dus ook de weergave van de oe-klank) vanaf het eerste verhaal: ‘…pasando den mundu’. Verder: ‘…haltu den shelu, (…) reysnan ta hundu den tera’. Ook: ‘awaseru, tempu’ en ‘ketu bay’. Op de vierde pagina: ‘heru’, ‘muchu hundu’, ‘buraku’. En zo worden verder woorden als ‘maishi-rabu, muchu, byentu, hechu, lensu, webu’ en ‘Pasku’ met een ‘u’ aan het eind geschreven. Dat deed Booi omdat hij trouw wenste te zijn aan de juiste, authentieke uitspraak van zijn moedertaal. Een voorbeeld dat andere Arubaanse schrijvers best wel mogen opvolgen. Door een tot nu toe duistere reden echter blijven de meesten onder hen halsstarrig vasthouden aan een spelling die de werkelijke uitspraak van onze taal niet respecteert.

——————
1. De titel van Richard Woods verhandeling luidt: ‘New light on the origins of Papiamentu (…)’.
2. Marius Valkhoff, Studies in Portuguese and Creole, Johannesburg, Univ. Press, 1966
3. Wim Rutgers, ‘Een pragmatische daad van rechtvaardigheid’, in: Aruba en Papiamento, Stichting Libri
Antilliani/Fundashon pa planifikashon di idioma, 2005, p. 23
4. ibid.

1 comment to “Papiamento of Papiamentu?”

  • Mooi artikel.

    De laatste zin ( ‘Door een tot nu toe duistere reden echter blijven de meesten onder hen halsstarrig vasthouden aan een spelling die de werkelijke uitspraak van onze taal niet respecteert’ ) verdient enig commentaar.

    De duistere reden is niet zo duister. Het is namelijk dezelfde reden als die waarom de Portugezen hun tienduizenden woorden, respectvol, met een ‘o’ blijven schrijven terwijl ze deze als een ‘U’ uitspreken.

    De heer Habibe maakt hier m.i. een ernstige denkfout die hopelijk niet van invloed is op het streven naar een uniforme spelling voor het Papiaments van de drie eilanden.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter