Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
We hebben 34 zoekresultaten voor je gevonden.
Kilometers maken in lezen
Tekst en foto’s: Mineke de Vries
In een week tijd schreef hij het boek dat in mei het licht zag: Het geheim van Curaçao, een spannend jeugdboek dat gedeeltelijk op Curaçao, gedeeltelijk in Nederland speelt. Het boek is zodanig uitgegeven dat het goed leesbaar is voor mensen met dyslexie. Want auteur Jeroen Flantua is zelf ook dyslectisch. “Ik weet meer dan wie dan ook hoe moeilijk lezen en schrijven is voor dyslectici, maar weet ook dat het voor deze doelgroep juist ontzettend belangrijk is om veel te lezen.” lees verder…
Stap naar Nederland groter dan je denkt
door Mineke de Vries
Het is bijna haar levenswerk geworden: vanaf haar start in Nederland heeft Lucia Martis zich vanuit het welzijnswerk sterk gemaakt voor Antillianen en Arubanen in Nederland. “Veel mensen komen in de problemen door de taalbarrière, doordat ze geen huis of baan vinden of de weg kwijt zijn in de samenleving en komen als gevolg daarvan in de schulden, lopen onderwijsachterstand op, vervallen soms tot criminaliteit. Ik zie het als mijn persoonlijke missie dat mensen het goed hebben, dat iedereen die problemen heeft zijn weg weet te vinden en kan werken aan zijn toekomst.”
lees verder…Trommelgeesten (1)
door Fred de Haas
Toen er Afrikaanse mannen en vrouwen als koopwaar werden overgebracht naar het Caribisch gebied en Latijns-Amerika namen ze vanzelfsprekend ook een aantal godsdienstige gebruiken en denkbeelden met zich mee die in sommige landen (Cuba, Brazilië) in betrekkelijk authentieke vorm bewaard zijn gebleven. We moeten hierbij wel bedenken dat deze mannen en vrouwen uit verschillende gebieden in Afrika afkomstig waren waardoor hun godsdienstige tradities erg van elkaar konden verschillen.Vaak hebben deze Afrikaanse godsdiensten zich na aankomst in de Nieuwe Wereld vermengd met christelijke en/of inheemse gebruiken en rituelen.
‘Schrijven kan je leren’
Er zijn diverse niet-conventionele beroepen, maar als je iemand zegt dat je op de schrijversvakschool zit, duurt het even voordat het kwartje valt. Schrijven dat kan toch iedereen? Zou je net denken. Een brief opstellen is niet hetzelfde als het schrijven van romans. Het laatste is onder meer wat wordt onderwezen gedurende de vierjarige opleiding van de Schrijversvakschool.
Talent is gelukkig niet de enige voorwaarde maar wel een plus. “Schrijven is een vak. Schrijven kun je leren”, legt de initiatiefnemer voor de oprichting van de Stichting Schrijversvakschool Paramaribo, Ruth San A Jong, uit. “De wil moet aanwezig zijn. Als je het echt wil dan kan je het leren. Men moet het niet onderschatten en een gedegen algemene ontwikkeling hebben. Wat wij doen is door middel van specifieke technieken mensen de kunst van schrijven leren. De opbouw, de personage-uitdieping, verhaallijn en dergelijke komen aan de orde. We leren mensen creatief kijken naar onderwerpen waar zij over willen schrijven. Het is de manier waarop je waarneemt die verantwoordelijk is voor de manier hoe je schrijft. Het bepaalt hoe interessant je het weergeeft op papier, al is het ‘droge’ rapportage zoals in het nieuws. Je kan het interessant en pakkend brengen.”
De schrijversvakschool, bestaat sinds 2008 . Er is de vierjarige schrijversopleiding en een keur aan korte cursussen over proza, poëzie en creatief schrijven door docenten en ervaringsdeskundigen. “We hebben nu vijftien studenten verspreid over de vierjarige studie. Schrijven is een kunstvorm. Net als een beeldhouwer zijn er technieken die je moet aanleren om goed te schrijven. Dit creatief schrijven is heel anders dan wat je op school hebt geleerd”, geeft San A Jong aan. Het is volgens haar van elementair belang om je manier van “kijken naar en analyse van” te ontwikkelen. Die visie moet je weten te verwoorden op een prettige leesbare manier was een groot deel is van het leerproces. “Het zal je verbazen wanneer je de dingen anders gaat zien.”
Je moet niet gaan schrijven voor het geld. “Het is een kunstuiting en de waardering in Suriname is niet op een zodanig niveau dat je ervan zou kunnen leven”, legt San A Jong uit. Bijzondere schrijvers kunnen geluk hebben en breken door zoals bijvoorbeeld Clark Accord. Maar het is een feit, dat er ook in het buitenland genoeg schrijvers zijn die het proberen, maar die toch niet doorbreken bij het grotere publiek. Daarnaast is het leren schrijven te gebruiken in andere disciplines zoals op een PR-afdeling, een ngo, of ergens waar er veel correspondentie is of een maandelijkse krant uitkomt.
De Schrijversvakschool is opgericht op 27 augustus 2008 met het doel het Creatief en Literair Schrijven in Suriname te bevorderen. De schrijversvakschool is een initiatief van Ruth San A Jong, die al vijf jaar bezig is literaire activiteiten te ontwikkelen en uit te voeren. Na tal van workshops, lezingen en trainingen in het Creatief Schrijven is het zover. De Stichting startte op 10 oktober 2008 met de vierjarige schrijversvakopleiding. De voorbereiding tot het opzetten van deze school heeft ongeveer twee jaar geduurd. De Stichting Schrijversvakschool wil met deze opleiding een goed en kritisch fundament leggen voor het kunstvakonderwijs, in het bijzonder voor het Creatief en Literair Schrijven. De schrijversvakschool wil schrijvers opleiden en klaarstomen voor een groter publiek. Degenen die de opleiding volgen, zullen in elk geval betere teksten produceren en zich dienstbaar kunnen maken in beroepen waar schrijven van belang is.
Vakmanschap
“Schrijven is niet iets wat je even snel doet, omdat je een beetje creativiteit hebt. Het is vakmanschap, je moet je laten scholen en als je talent hebt dat helpt – dan kan je het ver schoppen”, zegt vertelkunstenaar/schrijfster Hilly Arduin. “Aan Prinses Ivana heb ik drie jaar gewerkt. Daar heb ik heel professioneel naar laten kijken om daar goede aanvullende kritiek op te hebben ter verbetering van het verhaal.” Ivana de zwarte prinses die haar haren niet wil kammen, is de laatste pennenvrucht van Arduin, waarmee ze veel succes heeft geboekt. Volgens haar is lezen van andermans verhalen ook heel belangrijk. Dit zorgt ervoor dat je een kader hebt. “Je moet lezen, heel veel lezen.” Zelf heeft Arduin tal van schrijverscursussen en -trainingen gevolgd.
Schrijversvakschool
Volgens schrijver en docent Nederlands Robby ‘Rappa’ Parabirsing, moet er wel iets van binnenuit borrelen. “Er moet wel iets in je zitten, een drang, een mate van talent. Want zoals anderen mooi kunnen zingen dan hebben ze een puntje voor als men zegt, zing. Ik zing zo vals als ik weet niet wat”, zegt de immer op de lachspieren werkende Rappa. Schrijven begint volgens hem met de drang om dingen met woorden anders te zeggen, zodat het opvalt en een bepaalde invloed heeft.
Als schrijver zie je dingen anders dan anderen en zet je met je woorden mensen aan tot nadenken. “Je moet als schrijver wel durven. Denk maar aan dat gek briefje dat een jongen durfde te schrijven in de klas: “De juf haar neus lijkt op een pampoen.” De juf ontdekt het en de gevolgen…! Wat je schrijft heeft effect. Het kan de visie van mensen op het leven geheel veranderen en ernstig beïnvloeden”, stelt Rappa.
Schrijven is techniek, dat kun je op de lange duur wel leren. Het maakt je alleen maar een beter schrijver. Lezen is een must, maar die drang is wel een eerste vereiste. Rappa zelf ontdekte op een heel aparte manier zijn schrijftalent. Er waren moeilijke tijden. En eenieder deed zijn zegje. In de krant, op school, in de studentenkrant. En wij studenten zaten een dagje te balen en een jongen die maakte enkele onbedrukte stencilvellen aan elkaar vast en stuurde het door de klas met de opdracht te schrijven wat je dacht”, vertelt Rappa. Nou er waren genoeg die gekkigheid neerpenden, uitscholden, maar toen al zei ik dingen op een lachwekkende scherpe manier en ze begonnen te lachen. “Ey a boy dis tya kiek, hij schrijft leuke dingen.” Hij is daarom de mening toegedaan dat er op onderwijsniveau veel meer gedaan moet worden aan creatief schrijven. In het buitenland is er niet meer talent dan hier. Ze vestigen er gewoon meer aandacht op waardoor het zich ook beter uit. Wie weet hebben we hier een groot schrijver rondlopen die gewoon ontdekt en gestimuleerd moet worden.”
[uit de Ware Tijd, 18/02/2012, alle taalfouten verbeterd]
Verhalen van de ‘gewone man’ van Curaçao
door Dick Drayer
Met de komst van de historische bundel Verhalen uit het Verleden ontsluit Els Langenfeld (58) de geschiedenis van de ‘gewone man’ van Curaçao. Het door haar zelf uitgegeven boekje is een selectie van verhalen die eerder in het Antilliaans Dagblad te lezen waren. Langenfeld verzorgt sinds 2003 historische verhalen in de krant. Inmiddels zijn er meer dan 200 artikelen verschenen. Op veler verzoek heeft zij weer een aantal van deze verhalen bewerkt en gebundeld. De onderwerpen zijn heel divers, maar samen geven de verhalen een goed beeld van de Curaçaose samenleving in de 18e, 19e en begin 20e eeuw. Verhalen uit het Verleden deel 2 is een vervolg op het succesvolle boek Verhalen uit het Verleden (deel 1), dat in 2007 verscheen en waarvan zowel de eerste als de tweede druk volledig is uitverkocht. Van elk verkocht boek gaat 2,50 gulden naar de Fundashon Prevenshon, het centrum in de Klipstraat van Willemstad dat preventief screent op borstkanker.
Gewone mensen
Langenfeld is geen historica. Haar intensief graafwerk naar gewone verhalen over gewone mensen, in de archieven van het Nationaal Archief op Scharloo, is echter zeer gedetailleerd en scherp opgeschreven. Met recht mag ze nu ervaringsdeskundige worden genoemd. Een deskundige die de kleine geschiedenis van Curaçao heel dichtbij de lezer brengt. Zo worden in dit nieuwe boek rechtszaken besproken waaruit blijkt dat de strenge en soms wrede straffen niet alleen aan slaven en kleurlingen werden opgelegd. Verhalen over ruziënde kooplieden, dronken burgers die elkaar uitschelden, of over diefstal, moord en geweld. Maar ook over een dominee met losse handjes en een gouverneur die met volslagen willekeur tegenstanders liet opsluiten. En over de grote orkaan van 1877, de hygiëne op de publieke wegen en de eerste kennismaking met de fotografie op Curaçao.
“Met vallen en opstaan heb ik geleerd een archief te begrijpen. Sinds 1995 ben ik regelmatig te vinden op Scharloo. Het begon met mijn interesse voor gebouwen, maar als snel kreeg ik oog voor de mensen in die gebouwen.”
Slavernij
Dit gevoel voor detail, de aandacht voor ‘de kleine luyden’, zoals ze dat zelf noemt, zegt soms vaak meer over de geschiedenis van Curaçao dan de grote bekende boeken en naslagwerken, die alleen oog hebben voor de rode draad in het verleden. Als voorbeeld voor dit gewone leven noemt Els de slavernij: “Slaven die zelf slaven hielden en vrijen die voor een bestaan in slavernij kozen: het slavenbestaan op Curaçao zag er anders uit dan de geijkte verhalen over de verhouding tussen wit en zwart suggereren.”
De middengroep
“Ik probeer de geschiedenis levend te maken door te kijken naar de gewone mensen. Er is veel geschreven over de slavernij in het algemeen, de rijke joodse en protestantse families, maar de grote middengroep is altijd buiten beeld gebleven: de vrije negers en kleurlingen en de arme blanken”.
Els vertelt het verhaal over een slaaf die ’s avonds naar de kroeg gaat, kaartspeelt met de kroegbaas en twee andere Nederlanders. Een aanwezige militair is lastig en wordt door de uitbater naar buitengewerkt. De slaaf vertrekt even later naar Pietermaai om te dansen en ziet op de terugweg de militair nog steeds voor de kroeg liggen. Met behulp van een andere zeeman brengt de slaaf de militair naar zijn eigen huis en legt hem in zijn eigen bed. Zelf vertrekt hij naar zijn byside op Pietermaai om daar dan maar de nacht door te brengen.
Bijzondere kijk
“Dit verhaal geeft alles weer wat wij niet kennen uit de tijd van de slavernij. Hij was vrij om te gaan en te staan waar hij wilde”, aldus Langenfeld. In het Nationaal Archief op Curaçao zijn volgens Langenfeld niet alleen voorbeelden te vinden van zwarten of kleurlingen die slaven bezaten, maar ook van slaven die eigendom waren van vrije familieleden.”
De informatie die zij verzamelt, wordt niet alleen gebruikt voor het schrijven van historische artikelen en boeken. Ze verzamelt, ordent en digitaliseert ook waardevolle informatie die anderen kan helpen bij hun onderzoek. Zo heeft ze onlangs een boek gepubliceerd met een overzicht van transportaktes van plantages, tuinen en kunuku’s en met financiële steun van het Prins Bernhard Fonds Nederlandse Antillen & Aruba zijn de door haar verzamelde gegevens over de bevolkingscijfers van 1838-1883 in boekvorm verschenen. Aan alle Curaçaose onderzoeksbibliotheken heeft zij deze boeken geschonken.
Het boekje is te krijgen bij de verschillende boekhandelaren op het eiland en kost 35 gulden.
[gebaseerd op berichten in de Amigoe, Radio Nederland Wereldomroep en de Knipselkrant Curacao]
Het grote Sranantongo dictee: best lastig!
door Patrick Dorder
Niemand durfde zichzelf vooraf als winnaar aan te wijzen. Want velen beheersen het Sranan goed tot uitmuntend als spreektaal, schrijven volgens de officiële spellingsregels, dat is echt veel moeilijker. Dat bleek tijdens het Sranantongo dictee dat Slavernij-Instituut Ninsee 9 juli organiseerde, in samenwerking met radiostation Double7fm en Stichting Eer en Herstel.
Niet bij iedereen was duidelijk hoe bepaalde woorden en klanken geschreven moeten worden. Daarom kregen de vijftig deelnemers vooraf de ‘Korte handleiding voor de spelling van het sranan volgens de resolutie van 15 juli 1986 No.4501, inzake vaststelling officiële spelling voor het Sranan(-tongo)’ uitgereikt.
Puntjes op i
Deze handleiding was voor sommige een eye-opener, anderen raakten in een shock. Ervaringsdeskundigen zoals schrijvers en radiopresentatoren gebruikten het Sranan regelmatig als schrijftaal. Voor hen was het een kwestie van de puntjes op de i (niet ie) zetten.
Tekst
Actrice Gerda Havertong had de eer om de tekst voor te dragen. Zij deed dat heel gedreven zodat iedereen de tekst goed kon visualiseren. Het is een Nederlandse tekst, vertaald naar het Sranantongo door wetenschapper Aspha Bijnaar en in Suriname geredigeerd en op spelling gecontroleerd door Hein Eersel.
Jury
Er was geen jury. Iedereen mocht de tekst van een ander nakijken. De tekst werd geprojecteerd op een groot scherm in de zaal. Doordat er verschil was tussen de tekst en de eerder uitgedeelde handleiding, ontstond er verwarring en discussie over de juiste spelling. Hierdoor zijn de teksten soms afhankelijk van de interpretatie van de nakijker op fouten gecontroleerd.
Winnaars
De winnaar is Cheryl Vliet van radio Double7fm met 9 fouten geworden, tweede werd Helga Bouterse met 13 fouten en derde Florence Rustveld met 15 fouten. Na de prijsuitreiking ging de discussie nog door over de vraag of dit inderdaad de juiste winnaar was. Aspha Bijnaar verklaarde namens de organisatie dat er de volgende keer een echte jury komt om verwarring te voorkomen.
[RNW, 11 juli 2011]
Makamba!
Heden en verleden van een omstreden ‘Antilliaans’ begrip
door Fred de Haas
De aanleiding tot het schrijven van dit artikel is gelegen in het toeval dat ik, bladerend in mijn Antilliaanse archief, plotseling stuitte op een column d.d. 28 april 2003 van de hand van de schrijfster en journalist Nelleke Noordervliet met als titel: Makamba! De inhoud van haar column was aanleiding voor de toenmalige Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen, de heer De Haseth, zijn pen te grijpen en op persoonlijke titel op 8 mei 2003 in dezelfde krant – de Volkskrant -een nogal grimmige reactie te geven. Nee, zo betoogde hij, het woord ‘Makamba’ was een neutrale aanduiding voor ‘Nederlander’ en misschien moest Noordervliets negatieve uitleg van het woord wel worden verklaard uit ‘een latent masochisme van de Nederlander’….A bon entendeur salut!De Haseth had overigens wel gelijk wat betreft de betekenis van het woord ‘Makamba’. Dat ‘latente masochisme’ zullen we hem maar vergeven. Dat valt in de categorie ‘Psychologie van de kouwe grond’.
Dat de Volkskrant sinds 2003 nog niet veel heeft bijgeleerd blijkt uit een artikel in die krant van correspondent Jan Mentens die op 4 juli 2011 schrijft over Bonaire en het volgende weet te melden: ‘Makamba is het lokale scheldwoord voor witte Nederlander’. De Volkskrant neemt dit klakkeloos over. Waarom zouden ze Jan Mentens niet geloven?
In onderstaand artikel ga ik op zoek naar de wieg van het woord en de inhoud van het begrip ‘Makamba’. In de loop van dit verhaal zal duidelijk worden welke een rijke, onverwachte historie er schuilgaat achter dit – op de Antillen – vaak gehoorde woord.
Ik zal u voor dit doel achtereenvolgens meenemen naar Angola, Brazilië, Uruguay, Cuba, Venezuela en de voormalige Nederlandse Antillen.
Ki-Mbundu: de moeder van Makamba
Toen de Portugese handelaren (in suiker, specerijen, textiel, ijzerwaren, mensen, geweren etc.)rond 1520vanuit São Tomé regelmatig het eiland Luanda begonnen aan te doen om slaven te kopen uit het in het binnenland gelegen Koninkrijk Ndongo, spraken de bewoners van het eiland en de tegenover gelegen kustde Bantoetaal Ki-kongo, toentertijd de meest prestigieuze taal van dat gebied. Die bevoorrechte positie zou het echter vrij spoedig kwijtraken aan het Ki-mbundu dat zich in de loop van de volgende eeuwen zou gaan ontwikkelen tot de algemene taal van Angola, een taal die zowel door de Lusitaans-Afrikaanse elite als door de ‘gewone’ bevolking overal zou worden gesproken en verkozen boven het Portugees.
De Portugezen, die in 1575 officieel de kolonie Angola hadden gesticht, slaagden er de eerste eeuwen niet in om met hun wetten ook hun taal in te voeren.De reden hiervan lag voor de hand: ze waren te gering in aantal en verwekten, bij gebrek aan Portugese vrouwen, hun kinderen bij Afrikaanse vrouwen die vervolgens hun kinderen opvoedden in hun eigen cultuur en taal, het Ki-mbundu[i] .
De eerste generaties slaven uit Angola sprak, behalve een te hooi en te gras in de bush en in de slavendepots ontwikkeld Afro-Portugees pidgin, na de tocht over de Oceaan ook nog hun moedertaal Ki-mbundu[ii] . Het lag dus voor de hand dat menig woord uit die Bantoetaal terecht zou komen in de taal van de kolonisator.
Een van die woorden is:‘Makamba’.
Het Bantoelabyrint
Het is lastig om met enige precisie en wetenschappelijke juistheid te achterhalen in welke context het woord ‘Makamba’in de loop der eeuwen is gebruikt. Geschreven bronnen ontbreken veelal en we kunnen hoogstens nagaan wat er zoal staat in de woordenboeken van de verschillende Bantoetalen. We moeten daarbij oppassen niet in de val te lopen van makkelijke associaties naar aanleiding van geschreven woorden. Zo zou je bijvoorbeeld overhaastkunnen concluderen dat het woord ‘Makamba’ een ongunstige betekenis had omdat het in het Shironga[iii] van Moçambique ‘dief’ betekent. En het feit dat ‘macamba’ ook een vrucht is die bekend is in Azië, Afrika en Brazilië laten we ook maar voor wat het is.
Wij boren liever een andere bron aan:het Dicionário Çokwe-Português[iv].
Het Ciokwé is een Bantoetaal die in het noordoosten van Angola wordt gesproken. In hetwoordenboek vinden we het woord‘Kamba’ met daarachter de volgende verklaring: ‘tratamento de respeito, correspondente a “senhor” (vert. ‘beleefdheidsformule die overeenkomt met “meneer”). En het grammaticale commentaar leert ons dat het voorvoegsel ‘Ma’behoort tot de voorvoegsels die de categorie ‘seres inteligentes’ (vert. ‘met verstand begiftigde wezens’) aanduidt.
De auteur wijst ook nog op de betekenis ‘vriend’ van het woord ‘Ekamba’ in een andere Bantoetaal.
Als we kijken in het Dicionário rudimentar Português-Kimbundu[v]van Padre Antonio da Silva Maia, missionaris van het Aartsbisdom van Luanda, wordt het woord ‘amigo’ vertaald door o.a. ‘Dikamba’. In de toelichting van da Silva Maia lezen we dat het voorvoegsel Ma – dat in de plaats van ‘Di’ kan staan -een possessieve betekenis kan hebben. In beide woordenboeken wordt ook aangegeven dat ‘Ma’ in het Ki-mbundu ook een meervoud kan aanduiden.
‘Makamba’ zou dus in het Ki-mbundu zoiets kunnen betekenen als het Franse ‘mon ami’ of ‘mes amis’, het Zuid-Amerikaanse‘compadre’, het Antilliaanse ‘kompai’ / ‘kompa’ of het Hollandse ‘joh’ / ‘ouwe jongen’. Het betreft hier in de praktijk dus niet letterlijk een goede vriend, maar iemand die je op een joviale,vertrouwelijke manier aanspreekt.
Omdat je uit het Ki-mbundu-woord ‘Makamba’ niet kan opmaken of er een mannelijk of vrouwelijk persoon mee wordt bedoeld zou het zowel op mannen als op vrouwen kunnen slaan.
We weten nu dat het woord en het daaraan gekoppelde begrip ‘meneer’, ‘mevrouw’, ‘vriend’, ‘ouwe jongen’ uit het Ki-mbundu de reis heeft gemaakt naar gebieden aan de andere kant van de Atlantische Oceaan in een tijd waarin honderdduizenden Afrikanen uit Angola – en vele andere gebieden langs de westkust van Afrika -zijn weggevoerd. In het begin van de 17e eeuw waren er al zo’n 300 schepen die, op gezag van de Spaanse regering, Afrikanen uit Angola naar Cartagena[vi] brachten en vanaf 1645 werd de slavenhandel ‘principalyck op Guinea en Angola’ (zoals vermeld in een document van J.M.J. Hamelberg[vii]) de voornaamste bezigheid van de West-Indische Compagnie die voor dat doel een grote stapelplaats op Curaçao inrichtte. Ook werden er veel Afrikaanse Ki-mbundu sprekers uit Angola naar Brazilië gebracht.
De Makamba in Brazilië
Het is duidelijk dat er dus een aantal woorden uit Bantoetalen zijn opgenomen in de talen die werden gesproken in de gebieden waar veel Afrikanen terechtkwamen. Met een beetje geluk zullen we misschien dan ook sporen vinden van het Bantoe woord ‘Makamba’.
We beginnen ons onderzoek in de woordenschat van Brazilië.
In de Dicionário Etimológico Nova Fronteira Da Lingua Portuguêsa van Antônio Geraldo da Cunha uit 1987 vinden we: Macamba, ‘entre os escravos, nome com que nomeavam seus parceiros na mesma fazenda ou sujeitos ao mesmo senhor’ ( vert. Macamba ‘onder slaven de naam waarmee ze hun lotgenoten aanspraken die werkten op dezelfde plantage ofin dienst stonden van dezelfde baas’). Er wordt nog verwezen naar het Ki-mbundu en ook het woord ‘macambúzio’ in de betekenis van ‘depressief’ wordt vermeld. We zullen dit laatste woord ook terugvinden in Cuba.
In de Dicionário Houaiss da lingua portuguêsa uit 2001 vinden we niet alleen dezelfde uitleg onder‘Macamba’, maar ook nog enkele andere betekenissen van dat woord: ‘apelido dado pelas quitandeiras a seus freguêses e clientes’ (vert. ‘(bij)naam die door marktkoopvrouwen aan hun klanten werd gegeven’). Interessant is hier dat het Portugese woord ‘Quitanda (Kitanda)’ óók uit het Ki-mbundu komt en in die taal dezelfde betekenis -‘markt’ – heeft.
De derde betekenis die het Braziliaanse Macamba heeft is die van een vrouw die bij een bepaalde Afrikaans-religieuzegemeenschap hoort.
Ook in de Dicionário comtemporâneo da lingua portuguêsa[viii], vinden we dat ‘Macamba’ een ‘freguês de quitanda’ is, een figuur die koopt (of verkoopt) op een markt. Er wordt bij vermeld dat het een oud woord is dat werd gebruikt in de streek rond Rio de Janeiro.
Via Brazilië is het woord ‘Makamba’ in de vorm ‘Kamba’ in Paraguay terechtgekomen. In Paraguay komt de uitdrukking voor in 1723 en duidt dan een Afrikaanse man of vrouw aan. Omstreeks 1860, (gedurende de oorlog van Brazilië, Argentinië en Uruguay tegen Paraguay) duidde het een (zwarte) Braziliaanse soldaat aan. Tegenwoordig duidt het een afstammeling van een Afrikaan aan en klinkt negatief.
‘Cambá’ in het guaraní, een van de inheemse talen van Pataguay, betekent ‘zwarte’ en is een zuivere ontlening aan het Ki-mbundu.
De conclusie die we kunnen trekken uit het Braziliaanse gebruik van ‘Macamba’ is dat het woord werd gebezigd onder Afrikanen om elkaar aan te spreken en wel op een gemeenzame, positieve manier. In Paraguay heeft het een negatieve betekenis gekregen.
De Makamba in Uruguay
We zoeken nu verder in Spaanse bronnen en kijken in de Glosario de Afronegrismos Uruguayos[ix] en zien op pag
ina 82 dat in Uruguay, een gebied dat grenst aan de zuidoostelijkeBraziliaanse Staat Rio Grande do Sul, het woord ‘Macamba’ betekent: ‘compañero, camarada, amigo (lenguaje negro arcaico)’ (vert. ‘makker, kameraad, vriend; archaïsche negertaal’).
Ook een positieve manier van elkaar aanspreken, dus.
De Macambusio in Cuba
We maken nu een sprong naar het Caraïbisch gebied en zien tot onze verrassing dat in Cuba het woord Macambusio[x] dat we al eerder tegenkwamen in het Portugees van Brazilië zijn betekenis ‘depressief’ in Cuba heeft verloren en daar gebruikt wordt in de betekenis van ‘vriend’ (‘Oye, macambusio, llámame = luister, jongen, bel me) en in de betekenis van ‘stommeling’ (‘Ya me tiene cansado el macambusio ése = Ik heb genoeg van die kaffer). Positief en negatief, dus.
De Macambo in Venezuela
We naderen nu de zuidelijke rand van het Caraïbisch bekken en zien dat in de Venezolaanse Staat Zulia, gelegen tegenover de Nederlandse Antillen, de term ‘Macambo’wordt gebezigd om een inwoner van Curaçao aan te duiden: ‘Individuo de piel blanca y cabello rubio rojizo ensortijado, especialmente los nativos de Curazao[xi]’(vert. ‘persoon met een blanke huid en rossig krulhaar, meer in het bijzonder degenen die in Curaçao zijn geboren’). Let wel: geen Afrikaan, maar een Europeaan of afstammeling daarvan.
Als voorbeeld van het gebruik van ‘macambo’ (waarschijnlijk hebben de Spaanssprekende Venezolanen gedacht dat Macambo het mannelijk moest zijn van Macamba…) wordt een passage aangehaald uit de Memorias van J.R. Pocaterra (1927), waarin de gouverneur van Curaçao op bezoek kwam in Venezuela:
‘De Curazao vino en visita también el Gobernador; un ‘macambo’ que llegó y se fue en una sola borrachera’ (vert. ‘Ook de gouverneur van Curaçao kwam op bezoek; een ‘macambo’ die vanaf zijn aankomst tot zijn vertrek stomdronken was’.
Het woord ‘macambo’ staat bij Pocaterra tussen aanhalingstekens omdat hij kennelijk wilde aangeven dat het geen Venezolaans woord was.
Jammer, dat we toen in Venezuela een minder goede indruk hebben achtergelaten.
De Makamba op de ‘Nederlandse Antillen’
Laten wena deze speurtocht in Angola, Brazilië, Cuba en Venezuela eens te rade gaan bij Nederlands-Antilliaanse bronnen en citeren uit de Geschiedenis van de Nederlandse Antillen[xii] waarin Johan Hartog op bladzij 343 het volgende schrijft:
‘Omstreeks 1779 zouden ongeveer 2000 blanken op Curaçao hebben gewoond, t.w. Joden en nazaten van hoofdzakelijk Noord- en
Middeleuropese volken. De Nederlanders onder hen ging men als macamba aanduiden, vermoedelijk de naam van een negerstam in het Oostelijk Congogebied. Latour[xiii] meent, op grond van goede argumenten, dat de slaven, die hun benaming ‘neger’ als een scheldwoord opvatten, op hun beurt, de blanken de naam gaven van een als dom en achterlijk bekend staande negerstam, de macamba’s. Een scheldwoord is het woord nú evenmin als het woord ‘neger’, al kunnen beide woorden bij woordentwist een denigrerende bijklank krijgen’.
Deze verklaring van de oorsprong van het woord macamba lijkt mij niet juist, omdat deAkamba ( of : M’kamba)uit het zuiden van Midden Kenya, voor zover mij bekend uit de literatuur, een ontwikkeld volk waren en beslist niet dom of achterlijk. Hans Vaders, eindredacteur van de Amigoe weekkrant Ñapa, maakte mij erop attent dat Makamba de hoofdstad was van een gelijknamige provincie in Burundi, Afrika.
De socioloog Harry Hoetink oppert over onze Makamba het volgende[xiv]:
‘Het Papiamentu bezit een aantal uitdrukkingen, meest van denigrerende aard, die op negersvan verschillende Afrikaanse afkomst betrekking hebben. […]Verder betekent ‘canta Macamba’ volgens Latour: onzinnige, domme d ingen doen, evenals ‘canta Guenee’. Eenzelfde betekenis tenslotte heeft de uitdrukking ‘haci co’i Bobo’ (als een Bobo doen), die echter in het hele Spaanstalige gebied voorkomt.
Het is helaas niet mogelijk de reden van deze depreciatieve uitdrukkingen op te sporen. Ze kunnen zijn ontstaan binnen de negergroep zelve, en slaan op lieden, die wegens een afwijkend gebied van herkomst zich in taal en gedrag van de overigen sterk onderscheidden etc. etc.’
Hoetink vertrouwt hier mijns inziens als ondersteuning van zijn stelling teveel op pater Latour die de uitdrukking ‘Canta Makamba’ uitlegt als ‘domme dingen doen’. Verder wil het loutere feit dat er een Afrikaanse stam met de naam‘Bobo’ zou bestaan in Afrika nog niet zeggen dat het woord ‘bobo’ (= dom in het Spaans en Portugees) uit Afrika in het Spaans-Portugese taalgebied zou zijn terecht gekomen. Alsof de Spanjaarden niet zelf in staat zouden zijn geweest om een naam te geven aan hun eigen -Spaanse -domoren!
Interessant is de uitleg die het Groot Woordenboek Papiaments-Nederlands geeft aan de uitdrukking ‘kantika makamba’: liedjes die door de slaven bij het oogstfeest werden gezongen in de ‘geheimtaal’ ‘gueni’ (= Guinees)’. Het woordenboek vertaalt de uitdrukking ‘no ta kos di kanta makamba’met: ‘het is niet veel soeps’. ‘Kanta maka
mba’ wordt hier dus als een positieve bezigheid gewaardeerd; de uitdrukking ‘no ta kos di kanta makamba’ betekent dat iets niet de moeite waard is om er in het ‘makamba (= Afrikaanse taal) over te zingen. Men zong kennelijk alleen in het ‘Afrikaans’ bij een gebeurtenis die wèl de moeite waard was, bijvoorbeeld bij het oogstfeest. Ook het Dikshonario Papiamentu-Hulandés (1991) van Joubert vermeld bij Makamba: ‘door afstammelingen van slaven gesproken of gezongen (Afrikaanse) taal. Beide woordenboeken vermelden– naast de neutrale betekenis ‘Hollander’ -ook het woord Makamba in combinaties met andere woorden die het een denigrerende betekenis verlenen[xv]. Maar we moeten niet vergeten dat je, met een beetje kwade wil, bijna elk woord een ongunstige betekenis kan verlenen.
Het wordt nu tijd om ons licht op te steken bij iemand die diep is doorgedrongen in de Curaçaose taal en cultuur en – noblesse oblige! – in de ziel van het Curaçaose volk: Pater Brenneker O.P.
In zijn Curaçaoensia[xvi] lezen we op bladzijde 118 onder het hoofdje ‘Macamba’ het volgende: ‘Macamba is een mysterieus woord. Het schijnt Afrikaans te zijn en in oorsprong te betekenen: vreemd, van verre, autochtoon, afrikaans. Zo zingt een negerslaaf in een lied’(wij citeren de hele tekst uit Benta[xvii], eveneens van de hand van Pater Brenneker):
Mi tata ta macamba (mijn vader is een macamba)
Mi mama ta macamba (mijn moeder is een macamba)
Mi tata ta macamba (mijn vader is een macamba)
Mi mama ta macamba (mijn moeder is een macamba)
Mi ta dande (?)
Ah dande mi pon (?)
Mi mama ta hulandes (mijn moeder is een Hollandse)
Mi tata ta macamba (mijn vader is een macamba)
Mi ta dande (?)
Ah dande mi pon(?)
Dit plaatst ons voor een dilemma: wie is er in dit liedje nu Afrikaans en wie Hollands? Gaat het over een Afrikaanse vader en een Afrikaanse moeder
? Over een Afrikaanse vader en een Hollandse moeder? Dit laatste lijkt me onwaarschijnlijk.Het woord ‘macamba’ klinkt in dit liedje overigens niet ongunstig.
De vraagtekens staan achter de woorden die worden gezongen in de taal die men ‘gueni’ noemde op Curaçao. Ik weet niet wat ze betekenen. Misschien wijst het woord ‘Dande’ op de naam van de gelijknamige rivier in Angola.Op Aruba is het de naam van de muziek die men maakt omstreeks Nieuwjaar, een muziek die oorspronkelijk een sterk Afrikaans karakter heeft. Het woord ‘gueni’ zelf is afgeleid van ‘Guinee’, waaronder men de hele westkust van Afrika van Senegal tot Angola bedoelde. In het Spaans en Portugees van de tweede helft van de 15e eeuw kende men trouwens op het Iberisch schiereiland de uitdrukkingen ‘hablar en guineo’ en ‘falar guiné’ (= guiné spreken). Met guineo en guiné werd het Luso-Afrikaanse p idgin bedoeld dat de Afrikanen spraken die te werk werden gesteld in Andalusië, voornamelijk in de drie provincies Huelva, Sevilla en Cádiz. De aanduiding ‘gueni’ hoort dus niet typisch bij Curaçao en een geheimtaal was het al evenmin, al vonden de Afrocuraçaoënaars het misschien interessant om dit te suggereren. Dat laatste zou heel begrijpelijk zijn, want je moet toch íets als er op je eigen identiteit en cultuurverniet igende kaalslag is gepleegd en slechts de mythe overblijft om je aan op te trekken.
Het wordt echter nog íets ingewikkelder met de betekenis van ‘Makamba’.
In 1963 gaf pater Brenneker een boekje uit waarin hij tal vanPapiamentstalige spreekwoorden en gezegdes opnam, waarvan hij zelf de vertaling verzorgde na overleg met zijn lokale, ervaringsdeskundige informanten. Het boekje heet Proverbio en op bladzij 55 treffen we de volgende gezegdes aan.
(No 596): ‘Macamba, poeshi, palomba, animal di mas falsu cu tin’ (vert. Brenneker: ‘Hollanders, katten en duiven zijn de kwaadste dieren die er bestaan’).
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat ‘Macamba’ hier een ongunstige betekenis heeft….
(No 597): ‘Macamba di: kani mi pa mi kani bo’. (vert. Brenneker:‘De Afrikaan zegt: geef mij, dan geef ik jou’).
Dat gezegde getuigt van rea liteitszin en klinkt niet zo ongunstig. Maar de ‘Macamba’ is nu ineens een Afrikaan geworden.En, in het licht van mijn bevindingen hierboven, lijkt die betekenis de meest waarschijnlijke.
‘Makamba’ kan kennelijk zowel het een als het ander betekenen en je kan het in gunstige en ongunstige zin gebruiken.Maar je schijnt de suggestie die ervan uitgaat wel ‘per keer’ op zijn merites te moeten beoordelen.
Lust u nog wat peultjes? We hebben er nog een paar voor u in petto!
In de Antilliaanse Cahiers, vijfde jaargang nummer 1, 1962, kunnen we een gedicht lezen van de jonge Frank Martinus Arion, student te Leiden. Hij schrijft:
Bo n’ta korda
Kon nos dos
Sa kamna tene man huntu
Na Hulanda –
Hunga den sneeuw
Manera Makamba
(vert. ‘Weet je nog hoe we in Holland allebei hand in hand liepen en, net als Makamba’s, stoeiden in de sneeuw?). Het woord ‘Makamba’ is hier neutraal bedoeld als aanduiding van de blanke Hollander.
In E dia di mas históriko[xviii], een historische roman over de arbeidersopstand en de brand van Willemstad in 1969 lezen we op bladzij 106 onderaan:
‘Un hòmber makamba, kompaña pa su kasá, pará na Awa Sa di Punda, tabata wak den un kijker’ (vert: ‘een Hollandse man stond met zijn echtgenote op Awasá in Punda door een verrekijker te turen’). Geen vergissen mogelijk! Makamba is hier een neutrale uitdrukking voor Nederlander.
De laatste restjes Makamba
Eind jaren zestig was ik aanwezig op een zogenaamde ‘Teach-in’, de in die tijd gebruikelijke naam voor een discussieavond waarop iedereen kon zeggen en schelden wat ie wou. Men had toen nog niet zoveel moeite met de vrijheid van meningsuiting. Het speelde zich allemaal af in de Ballroom van het Hilton op Curaçao.
Er viel cultuur te halen en als speciale gast was uitgenodigd de Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans (foto links), die, op uitnodiging van de Sticusa, een serie lezingen kwam geven om de ‘culturele elite’ van het eiland bij te voeden. Alle kleuren waren die avond welkom, maar ik denk niet dat er veel mensen van Barber ofBoka San Michiel bij waren….
Hermans had voor die avond zijn gebruikelijke grote mond maar thuisgelaten, want de stemming in de zaal was verre van pro-Nederlands en de gemoederen liepen hoog op. Het was vooral één grote scheldpartij op de Nederlandse ontwikkelingshulp en subsidieregelingen.
Hiermee is de sfeer wel getekend.
Als herinnering aan die avond heeft Hermans later een boekje geschreven waarin hij vertelt over zijn culturele reis naar de Antillen en Suriname met als fraaie titel: De laatste resten tropisch Nederland[xix]
Op pagina 138 van zijn boekje schrijft hij het volgende:
‘Bakra[xx], zoals de Nederlanders in Suriname (soms met onvriendelijke bedoeling) genoemd worden, betekent tenslotte alleen maar ‘blanke’. Maar op Curaçao noemt men ons ‘macamba’, dat betekent ‘indringer’. Een ander lief woord is ook ‘pletter’ (=Nederlander van niet zo rijke familie). Een op de Nederlandse Antillen bijzonder gehate groep is voorts die van de onderwijzers en leraren: heel begrijpelijk’.
Ja, Frederik Willem Hermans kon het weten, want, zoals hij elke Nederlander heeft ingepeperd : ‘Ik heb altijd gelijk’!
Men kan zich alleen maar verwonderen over de mate waarin iemand die altijd gelijk heeft kan dwalen!
De Makamba op de rots der struikeling
Een van de meest humoristische schrijvers van de Antillen vind ik Boeli van Leeuwen, een vlijmscherp, kundig en eerlijk observator van het menselijk bedrijf. In De rots der struikeling[xxi] schrijft hij over de Hollandse jongen Karel, lasser van beroep, die, op een dag, de buurman werd van Da, de Curaçaose vrouw met wie hij later wilde trouwen. Karel was ‘een grote, lelijke Hollander met rood haar en goedige ogen. Hij had vuile nagels en sprak met een plat Haags accent, waarin de achterbuurten van de stad doorklonken’.
Op een goede dag ging Karel kennis maken met de broer van Da die ‘met één oogopslag de pretendent classificeerde: macamba (Nederlander op Curaçao) en pletter (Nederlander uit de arbeidersstand) bovendien’.
De broer van Da: ‘En omdat we je welzijn op het oog hebben, geloven we dat je niet langer om moet gaan met die macamba, die maar een gewone werkman is, lasser of zoiets, een pletter die in Nederland driehoog achter woont in een van die huizen waar het wasgoed achter uit de ramen hangt’.
Tenslotte
We zijn aan het eind van een lange reis gekomen en we hebben onderweg kunnen constateren dat ‘Makamba’ niet een eenduidig begrip is, historisch gezien niet en ook niet in het licht van déze tijd. Het kan zowel betrekking hebben op Afrikanen als op Blanken, op goede en minder goede vrienden, het kan gunstig en ongunstig worden bedoeld en ook volkomen neutraal zijn. Ja, het kan in een bepaalde context zelfs enige meerwaarde krijgen. Om dit laatste te illustreren wil ik tenslotte nog het woord geven aan de door mij zo gewaardeerde Papiamentstalige schrijver en dichter Pierre Lauffer.
Het was op een warme Curaçaose avond en ik vroeg Pierre Lauffer om zijn boekje Ora solo baha[xxii] voor me tesigneren. Pierre keek me even aan met zijn trieste ogen en schreef:
Pa un makamba
Ku ta latino
I bohemio[xxiii]
Een mooie herinnering voor een makamba.
[i]Het voorvoegsel ‘Ki’ betekent ‘taal’ en ‘Mbundu’ betekent ‘Mensen’, dus: Mensentaal.
Het Ki-mbundu behoort tot de Bantoetalen dieworden gesproken vanaf de evenaar tot ± 20° Zuiderbreedte (ongeveer waar Namibië begint) . ‘Bantoe’ duidt geen ras aan maar is een term die een taalfamilie aanduidt. De term ‘Ba-ntu’ is verzonnen door Wilhelm Bleek, de Duitse bibliothecaris van de gouverneur van Kaapstad, in zijn A Comparative Grammar of the South-African Languages, Londen, 1862-1869.
[ii] Bijvoorbeeld in de gemeenschappen van gevluchte slaven in Brazilië en op de plantages. Aan het eind van de 17e eeuw kon je in Bahia nog mensen vinden die uitstekend Ki-mbundu spraken. Na die tijd is de taal langzaam uitgestorven in Brazilië.
[iii] Dicionário Ronga-Português, Rodrigo de Sá Nogueira, Lisboa, 1960
[iv]Dicionário Çokwe-Português, Adriano Barbosa, Instituto de Antropologia, Universidade de Coimbra, 1989
[v] 1a edição, editorial missões – cucujães, 1964
[vi] In het Spaans van Colombia kan men Bantu woorden aantreffen als ‘afunchado’ (= vochtige rijst; afgeleid van nfunji= gestampt maniokmeel (vgl. het Papiamentu:funchi); ‘cumbia’ (van Zuid-Kikongo nkumbi=trommel); ‘guaro’=suikerrietbrandewijn (van Ki-kongo ngwala= alcoholhoudende drank).
[vii] De Nederlanders op de West-Indische eilanden, Amsterdam 1901 en 1909
[viii] Dicionário contemporâneo da lingua portuguêsa, edição brasileira, Hamilcar de Garcia, Editôra Delta, Rio de Janeiro, 1958
[ix]Glosario de Afronegrismos Uruguayos, Alberto Britos Serrat,1999, ediciones Mundo Afro – el Galeón
[x] Diccionario mayor de Cubanismos, ediciones universal, Miami, Florida, 1999
[xi] Diccionario de Venezolanismos, Universidad Central de Venezuela, Caracas, 1993
[xii] Geschiedenis van de Nederlandse Antillen, dr. Johan Hartog, uitgegeven bij D.J. de Wit, Oranjestad, Aruba, 1961
[xiii] M.D. Latour O.P., West-Indische Gids, 1935, bldz. 256 e.v.
[xiv] Het patroon van de oude Curaçaose samenleving, De Wit N.V. Oranjestad-Aruba, tweede druk, 1966, bldz. 70 e.v.
[xv] Makamba kachikambito, makamba kulu bèrdè, makamba stinki
[xvi] Uitgever: Boekhandel St Augustinus, Curaçao, 1961
[xvii] Benta, uitg. Boekhandel St Augustinus, Curaçao, 1959
[xviii] In eigen beheer uitgegeven door Edward A. de Jongh, mei 1970
[xix] Uitgegeven bij De Bezige Bij, Amsterdam, 1972
[xx] In het Efik, een van de talen die in Nigeria wordt gesproken betekent ‘Mbákara’ : blanke Europeaan. In de Dictionary of the Efik Language, Rev. Hugh Goldie, Republished in 1964 by the Gregg Press Incorporated, Ridgewood, New Jersey, U.S.A. staat: ‘…the term is applied to the white men not on account of colour, but because of their superiority in arts & customs, and hence, black men practising the arts and customs of civilized life, are sometimes called Mákara, or by way of distinction, Obubit mákara, Black mákara’. N.B. Op de Antillen kennen we het verschijnsel van de Makamba pretu; daarmee duidt men een zwarte Antilliaan aan die zich zozeer heeft vereenzelvigd met de Nederlandse taal en cultuur dat zijn eigen – Antilliaanse -identiteit praktisch lijkt te zijn verdwenen.
[xxi] Uitgegeven bij Querido, 1965
[xxii] Vert. Als de zon ondergaat. Uitgegeven door Librería Salas, Willemstad, Curaçao.
[xxiii] Vert. Voor een Makamba die een Latijn en een bohémien is.
Verhalen van de gewone man
door Dick Drayer
Met de bundel Verhalen uit het Verleden wil Els Langenfeld (58) een bijdrage leveren om de geschiedenis van de ‘gewone man’ van Curaçao vast te leggen. Het door haar zelf uitgegeven boekje is een selectie van verhalen die eerder in het Antilliaans Dagblad te lezen waren.
Een deel van de opbrengst van het boek gaat naar de stichting ‘Fundashon Prevenshon’, het centrum voor borstkankeronderzoek in Otrobanda. Bij Els is vorig jaar kanker geconstateerd in een te laat stadium, waardoor haar kanker niet meer te genezen is. Er moest bij haar een borst worden afgezet. Op dit moment is Els Langenfeld in Nederland voor behandeling van leverkanker. Met de ondersteuning van de stichting van oncoloog Bob Piñedo hoopt zij dat andere vrouwen niet hetzelfde lot hoeven te ondergaan.
Langenfeld is geen historica. Haar intensief graafwerk naar gewone verhalen over gewone mensen, in de archieven van het Nationaal Archief op Scharloo, is echter zeer gedetailleerd en scherp opgeschreven. Met recht mag ze nu ervaringsdeskundige worden genoemd. Een deskundige die de kleine geschiedenis van Curaçao heel dichtbij de lezer brengt. “Met vallen en opstaan heb ik geleerd een archief te begrijpen. Sinds 1995 ben ik regelmatig te vinden op Scharloo. Het begon met mijn interesse voor gebouwen, maar als snel kreeg ik oog voor de mensen in die gebouwen.”Slavernij
Dit gevoel voor detail, de aandacht voor ‘de kleine luyden’, zoals ze dat zelf noemt, zegt soms vaak meer over de geschiedenis van Curaçao dan de grote bekende boeken en naslagwerken, die alleen oog hebben voor de rode draad in het verleden. Als voorbeeld voor dit gewone leven noemt Els de slavernij: “Slaven die zelf slaven hielden en vrijen die voor een bestaan in slavernij kozen: het slavenbestaan op Curaçao zag er anders uit dan de geijkte verhalen over de verhouding tussen wit en zwart suggereren.”
De middengroep
“Ik probeer de geschiedenis levend te maken door te kijken naar de gewone mensen. Er is veel geschreven over de slavernij in het algemeen, de rijke joodse en protestantse families, maar de grote middengroep is altijd buiten beeld gebleven: de vrije negers en kleurlingen en de arme blanken”.
Els vertelt het verhaal over een slaaf die ’s avonds naar de kroeg gaat, kaartspeelt met de kroegbaas en twee andere Nederlanders. Een aanwezige militair is lastig en wordt door de uitbater naar buiten gewerkt. De slaaf vertrekt even later naar Pietermaai om te dansen en ziet op de terugweg de militair nog steeds voor de kroeg liggen. Met behulp van een andere zeeman brengt de slaaf de militair naar zijn eigen huis en legt hem in zijn eigen bed. Zelf vertrekt hij naar zijn byside op Pietermaai om daar dan maar de nacht door te brengen. “Dit verhaal geeft alles weer wat wij niet kennen uit de tijd van de slavernij. Hij was vrij om te gaan en te staan waar hij wilde”, aldus Langenfeld. In het Nationaal Archief op Curaçao zijn volgens Langenfeld niet alleen voorbeelden te vinden van zwarten of kleurlingen die slaven bezaten, maar ook van slaven die eigendom waren van vrije familieleden.”
Els Langenfeld geeft met haar verhalen een bijzondere kijk op het Curaçao van de achttiende en negentiende eeuw. Haar boekje is te krijgen bij de verschillende boekhandelaren op het eiland en kost 35 gulden.
What Did You Expect To See?
Gespreksavond n.a.v. de exposities SuriNedWerk & Paramaribo Perspectives
Kosmopolis Rotterdam en tentoonstellingsruimte TENT openden op 9 september de tentoonstellingen SuriNedWerk en Paramaribo Perspectives. In het kader van deze tentoonstellingen organiseren zij in oktober twee gespreksavonden over hedendaagse kunst in relatie tot culturele achtergrond, historische bagage en eigentijdse banden tussen Suriname en Nederland. De eerste gespreksavond vindt plaats op 6 oktober in het kader van de debatreeks Framer Framed.
De avond begint met een rondleiding van kunstenaars Kurt Nahar, Neil Fortune en Otto Snoek langs hun werk in Paramaribo Perspectives. geven Daarna leidt Alex van Stipriaan Luļscius (conservator Cultuur en Geschiedenis Latijns Amerika en het Caribisch Gebied, Tropenmuseum) een gesprek met de kunstenaars, het publiek en een aantal ervaringsdeskundigen: Peggy Wijntuin (politica), Guno Zwakke en Juliette Esajas (ondernemers), Denise Zending (projectleider diversiteit Hogeschool INHolland) en Bidjai Saktoe (communicatieadviseur in de culturele sector).
Tijdens het gesprek staat de kennis en expertise van het publiek centraal. Wat is de reactie van het publiek op de getoonde werken? Plaatsen bezoekers het werk in de context van het (koloniale) verleden en de huidige ontwikkelingen in Nederland en Suriname? Is het mogelijk de werken op eigen merites te beoordelen, los van de historische bagage? Hoe plaatsen we transnationale kunst in een kritische context, zonder in oude categorieėn te vervallen?
What Did You Expect To See? maakt deel uit van de serie Framer Framed, een debatreeks over de westerse blik op niet-westerse kunst. Framer Framed is een samenwerkingsverband tussen de volgende organisaties: Tropenmuseum, Centraal Museum, Museum voor Moderne Kunst De Lakenhal, Museum De Paviljoens, Afrika Museum, Museum Maluku, AAMU – Museum voor hedendaagse Aboriginal kunst en Instituto Buena Bista.
Iedereen is van harte uitgenodigd om bij deze avond aanwezig te zijn.
Let op! Er zijn slechts een zeer beperkt aantal plaatsen beschikbaar.
U kunt zich aanmelden via m.vanderwilden@kosmopolisrotterdam.nl
What Did You Expect To See?
6 oktober 2010, 18.00 – 20.00 uur
TENT, Witte de Withstraat 50, Rotterdam
Gratis entree
http://www.framerframed.nl/
Sharda Ganga – Neks geen seks
[column uitgesproken op de Derde Caraibische Letterendag, zaterdag 25 september 2010 te Amsterdam]
Om echt op z’n Surinaams te beginnen: eerst een klacht. De werkgroep Caraibische Letteren heeft mij onder valse voorwendselen naar deze avond gelokt. Ik heb enthousiast ja gezegd tegen de uitnodiging omdat ik ben afgegaan op de titel van de avond: “Scènes buiten het huwelijk”. He, dacht ik blij, seks, overspel, buitenvrouw, buitenman… wat zal ik zeggen: ik ben een zelfbenoemd expert; nog een ervaringsdeskundige in mn ver verleden, zo je wil. Geen wonder dat ze mij vragen, dacht ik dus, net voor ik beschaamd tot inkeer kwam: mi gado, kent iedereen dan mijn tori?
lees verder…