blog | werkgroep caraïbische letteren

We hebben 1966 zoekresultaten voor je gevonden.

Michiel van Kempen geeft 11de Bernard Nieuwentijt-lezing

Op woensdag 11 maart 2015 zal Michiel van Kempen de elfde Bernard Nieuwentijt-lezing verzorgen onder de titel: Ziende, maar op de tast – een verhaal dat 123 jaar wil overbruggen. De lezing wordt georganiseerd door het Bernard Nieuwentijt-genootschap. lees verder…

Meet the Lions Lezing Michiel van Kempen

Lions Club Rotterdam West nodigt u van harte uit voor een Meet the Lions Lezing op 1 juli in het kader van het Keti Koti Festival. Professor Michiel van Kempen, bijzonder hoogleraar West-Indische letteren aan de Universiteit van Amsterdam, zal een lezing houden met de titel: ”Wie was Anton de Kom en wat was de impact van “Wij slaven van Suriname”?

lees verder…

Interview met Michiel van Kempen

door Réka Kovács en Dóra Sztancs

Op 14 en 15 oktober was prof. dr. Michiel Van Kempen in Debrecen en gaf gastcolleges aan studenten Nederlands over Caribische literatuur. Hij is de professor van Universiteit Amsterdam. Meneer van Kempen voelde zich uitstekend in onze stad. lees verder…

Schrijvers Cynthia Mc Leod en Michiel van Kempen over de geschiedenis van de slavernij in Suriname

Op vrijdagavond 5 juli presenteert Writers Unlimited The Series een programma over de Surinaamse slavernijgeschiedenis, met Cynthia Mc Leod uit Suriname en Michiel van Kempen, schrijver en kenner van de Surinaamse literatuur.  

lees verder…

Recently published: Shifting the compass by Jeroen Dewulf, Olf Praamstra and Michiel van Kempen

Shifting the compass: Pluricontinental Connections in Dutch Colonial and Postcolonial Literature was recently published [January 2013] by Cambridge Scholars Publishing.

On the back cover:

‘While the inclusion of a hybrid perspective to highlight local dynamics has become increasingly common in the analysis of both colonial and postcolonial literature, the dominant intercontinental connection in the analysis of this literature has remained with the (former) motherland. The lack of attention to intercontinental connections is particularly deplorable when it comes to the analysis of literature written in the language of a former colonial empire that consisted of a global network of possessions. One of these languages is Dutch. While the seventeenth-century Dutch were relative latecomers in the European colonial expansion, they were able to build a network that achieved global dimensions. With West India Company (WIC) operations in New Netherland on the American East Coast, the Caribbean, Northeastern Brazil and the African West Coast and East India Company (VOC) operations in South Africa, the Malabar, Coromandel and the Bengal coast in India, Ceylon (Sri Lanka), Malacca in Malaysia, Ayutthaya in Siam (Thailand), Tainan in Formosa (Taiwan), Deshima in Japan and the islands of the Southeast Asian archipelago, the Dutch achieved dominion over global trade for more than a century. Paraphrasing Paul Gilroy, one could argue that there was not just a Dutch Atlantic in the seventeenth century but rather a Dutch Oceanus. Despite its global scale, the intercultural dynamics in the literature that developed in this transoceanic network have traditionally been studied from a Dutch and/or a local perspective but rarely from a multi-continental one. This collection of articles presents new perspectives on Dutch colonial and postcolonial literature by shifting the compass of analysis. Naturally, an important point of the compass continues to point in the direction of Amsterdam, The Hague and Leiden, be it due to the use of the Dutch language, the importance of Dutch publishers, readers, media and research centers, the memory of Dutch heritage in libraries and archives or the large number of Dutch citizens with roots in the former colonial world. Other points of the compass, however, indicate different directions. They highlight the importance of pluricontinental contacts within the Dutch global colonial network and pay specific attention to groups in the Dutch colonial and postcolonial context that have operated through a network of contacts in the diaspora such as the Afro-Caribbean, the Sephardic Jewish and the Indo-European communities.’

Authors: 

Jeroen Dewulf is Queen Beatrix Professor in Dutch Studies at the University of California, Berkeley.
Olf Praamstra is extra ordinary professor in Dutch Literature in Contact with Other Cultures and head of the Department of Dutch Studies at Leiden University.
Michiel van Kempen is a extra ordinary professor in West-Indian literature at the University of Amsterdam.
 
ISBN 978-1443842280 

Michiel van Kempen – Verlanglijst

Ik was in goedgelovigheid gegroeid,
begreep wel dat ik na mijn moeders zogen
het zelf zou moeten rooien.
En ik rooide het zelf
alsof mijn leven ervan afhing
(wat ook zo was, zoals ik vele borsten later zag).

Al vroeg was ik omringd door oude mannen,
die mocht je beklimmen zonder vreze:
er was de man genaamd mijn vader
die – nooit jong geweest, zijn jeugd
vergald toen die nog amper jeugd mocht heten –
zijn kaalheid op ons overdroeg;
en dan was daar de zwaarbehaarde
de man uit Myra die bij ons het hele jaar
aanwezig was, en onder steelse blikken achter
hoornen glazen veel te vergooien had,
maar toch nooit zoveel als in begin december.

Ik voelde dat er iets niet klopte
toen ik voorzichtig op zijn schoot klom,
die 5dedecember van het jaar
dat de mensheid naar de maan ging.
Ik zocht nabij de haard naar pa en ma,
hoopte in hun bifocale glazen
(wij brilden allemaal)
mijn weerschijn hoog te paard.
Maar wat zij niet zagen, wilden zien,
zag ik wel in vol ornaat:
die hoornen bril vloekte in die witte baard.
Mijn vader dwaalde met zijn ogen naar de mijter
van de heilige die zoveel pilaren vulde;
altijd was er bij het kruis houvast geweest
(en bij zijn dagelijkse patatten,
na vijftig jaar keek hij er glazig van).
En moeder, even vroom maar alledaagser
keek met iets wat trots had moeten heten.
(Erbij horen: wie verwijt er een vrouw
die neergedaald vanuit de heuvels
van tongval moest veranderen, dat zij liever
binnen bleef, dan dat ze hem buiten
van de daken schreeuwde.)

Er stond een rijwiel in de gang die koude ochtend
na de avond van het tastend zwijgen;
een kaartje meldde dat ie helemaal uit Spanje kwam.
Maar ik, al wakker, wist van de aardrijkskundeles
dat we trots moesten zijn op onze Fongers
die men op eigen bodem maakte. Ik deed
of mijn neus bloedde (gaandeweg
had ik heel wat van m’n ma geleerd).
Het kaartje meldde nog hoeveel de gever
van mij hield: “meer dan duizend fietsen”,
een maat die ik niet kende
maar later duizend malen heb gehoord
zodat mijn vader míj
in plaats van hem het huis uit pestte.
En dan te bedenken dat ik nooit
een fiets op mijn verlanglijst had gezet.

Pas vele brillen later heb ik begrepen
dat ook hij de Sint beklommen had
en zo uiteindelijk met mij
zichzelf de deur gewezen had
en dáarom glazig keek
en niet om zoveel jaar patatten.

[Gedicht voorgedragen tijdens de Sinterklaasviering van de Werkgroep Caraïbische Letteren, 6 december 2012, in theater Perdu]

Peter de Rijk in gesprek met Michiel van Kempen

“Het is verbazingwekkend: dit is geen poëzie die aansluit op welke traditie dan ook, het is poëzie die haar eigen traditie creëert.” Dat zei literatuurcriticus Peter de Rijk voor de radiomicrofoon over het debuut van Michiel van Kempen. Op maandag 1 oktober was in het radioprogramma ‘Literat-uur’ Michiel van Kempen te gast naar aanleiding van de zojuist verschenen door hem samengestelde en uitgeleide bloemlezing van de Surinaamse dichter Michaël Slory (Torent een man hoog met zijn poëzie) alsmede vanwege zijn eigen poëziedebuut (Wat geen teken is maar leeft). ‘Literat-uur’ wordt live uitgezonden vanuit de OBA op Radio AmsterdamFM.

Luister hier naar de uitzending.
Meer over Michaël Slory
Meer over Michiel van Kempen

Michiel van Kempen – Gedicht

alles is in je ogen
je wezen je troost je mededogen
een leven dat wimpert tegen de dood
geef me één ooghaar van liefde
in jouw bescherming word ik groot

[uit Michiel van Kempen, Wat geen teken is maar leeft, verschijnt deze maand bij uitgeverij In de Knipscheer]

Michiel van Kempen: Het zwijgen van 1977

Naar aanleiding van het commentaar van Michiel van Kempen op Schrijversgroep ’77 (zie het bericht dat hier vlak onder staat), zond beeldend kunstenaar Nicolaas Porter ons dit fotoportret van Michiel van Kempen, dat Porter de titel gaf Het zwijgen van 1977.

Michiel van Kempen – Het konijn is dood

Wie had dat nu toch ooit gedacht
Het einde kwam nog onverwacht
De buren kwamen condoleren
Ze droegen niet hun beste kleren
Maar waren wel beleefd bedroefd
Het konijn is dood

Hij at wat hem werd voorgezet
Een wortel, korrels naast zijn bed
Je hoorde hem niet protesteren
Hij droeg zijn leven lang dezelfde kleren
Eén vacht was hem meer dan genoeg
Het konijn is dood

Je vergat wel eens dat hij er was
Hij lei zijn keutel, deed zijn plas
Soms hoorde je ‘m wel eens wat lispelen
Als hij zijn krant zachtjes deed knisperen
Of zich in zijn stro begroef
Het konijn is dood

Een hok met tralies was zijn leven
Meest zat hij stilletjes te beven
We zullen hem gedenken
Gepaste aandacht aan hem schenken
Elk wezen vraagt zijn eigen groet
Het konijn is dood

Hij was er wel, hij was er niet
Toch voelen wij oprecht verdriet
Wij kinderen zijn met tientallen
Zijn bijnaam is ons goed bevallen
Niet dat ’t er nog veel toe doet
Het konijn is dood

De leeslamp: Michiel van Kempen

Korte biografie

Michiel van Kempen (1957) is bijzonder hoogleraar West-Indische Letteren aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is de auteur van romans, verhalenbundels, essays en gedichten. Onder zijn redactie verscheen een groot aantal bloemlezingen over de Surinaamse en Antilliaanse poëzie, o.m. de Spiegel van de Surinaamse poëzie (1995), Mama Sranan; 200 jaar Surinaamse verhaalkunst (1999), en Voor mij ben je hier; verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers (2010). Hij was mederedacteur van Wandelaar onder de palmen (2004) en Noordoostpassanten: 400 jaar Nederlandse verhaalkunst over Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba (2005). In 2003 verscheen zijn lijvige, tweedelige Een geschiede­nis van de Surinaamse literatuur (2003). Zijn laatste uitgaven zijn de roman Vluchtwegen (2006), zijn inaugurele rede Welcome to the Caribbean, darling! De toeristenblik in teksten uit de (voormalige) Nederlandse West (2007) en het foto boek Cityscapes + birdmen (2010). Hij is Ridder in de Orde van Oranje-Nassau en Officier in de Ere-orde van de Gele Ster (Suriname).

Welk is (zijn) uw favoriete boek(en)? Waarom?

Mario Vargas Llosa – De oorlog van het einde van de wereld – magistraal epos over de Chaco-oorlog, waarvoor hij toen al de Nobelprijs had moeten krijgen

Gabriel García Márquez – De herfst van de patriarch – het beste boek over de absurditeit van een dictatuur, artistiek rigoreus geschreven

Wolfgang Hildesheimer – Mozart – schoolvoorbeeld van hoe je een baanbrekende biografie met werkanalyse verbindt, en toch mooi blijft schrijven

Albert Helman – Hoofden van de Oayapok! – prachtig geschreven korte roman in vijf redevoeringen over het verlies aan identiteit in de westerse wereld

Een voorkeur voor boek van papier of e-boek?

Papier

In welke auteur zijn of haar huid zou U stiekem een week willen schuilen?

In die van mijzelf; ik vind het altijd weer moeilijk om me los te maken van alledaagse verplichtingen en kijk ernaar uit weer eens een hele week mijn eigen proza te kunnen schrijven.

Heeft u persoonlijk nog iets toe te voegen, wens, verwensing of dergelijke meer.

Dat me mijn strafblad wordt kwijtgescholden: ik ben veroordeeld voor overtreding van de vuurwapen- en munitiewet omdat mijn zoontje een speelgoedpistool in zijn koffer had. Absurd land dat vaders veroordeelt omdat hun zoontjes pang-pang-pang doen in de tuin.

Van Ansiel http://ansiel.cinebelblogs.be/

Michiel van Kempen – Daar ging zij dan

bij het overlijden van mijn moeder,
12 maart 2011
Daar ging zij dan.
De dood, die wijde hemel,
opende zich als een paraplu
die meer baleinen telde
dan haar uitgetelde lijf nog vezels had,
eindelijk wilde zij naar het grote
terwijl zij zich in het kleine
altijd zo gekoesterd had.
Zij had het wel gehad,
maar beet haar tanden stuk op haar eigen hart
dat pompen bleef als een gemaal
dat radert in een droge beek.
En dan opeens gaf zij de geest,
zoals dat wordt gezegd,
maar zo was het niet,
de geest gaf háár,
dat wat wij zoveel jaar
konden benoemen met de allereerste
klanken – mama – bleef achter
als een vale pyjama
terwijl haar wezen deed wat zíj wilde,
het zelf dat loskomt van de huls
en één wordt met het vele
dat zonder naam bestaat
en niemand nog gezien heeft,
nooit kwam iemand zeggen:
dat pyjamaloos heelal is in al zijn naaktheid
mooier dan wat wij op aarde
als summum van het schone zien

Wij bleven achter om de bladeren
van het aards bestaan te harken
in de woning die zij achterliet
met zoveel klokken die allemaal anders sloegen
elk op zijn juiste uur, maar zonder ziel.
Tot zij nog even daar was
beredderend als altijd
een briefje in een blocnote,
tien letters toch nog mooi geschreven
bij al de rheuma in haar rechterhand:
‘Ben zo terug.’
Okay, we weten allemaal beter
maar laat dan zo gezegd zijn
hoeveel we van je hielden:
‘Ben zo terug’ ‒
daar houden we je aan.

 

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter