Overpeinzingen en indrukken op een vroege morgen in Magenta
door Bris Mahabier
Een koele zachte wind uit het noordoosten, bijzonder aangenaam. Gekraai van hanen. De kippen hoor je niet. Veel vogelgeluiden, toch niet zoveel als in mijn jeugd. Ook minder soorten. Komt dit misschien door de afwezigheid van de groenteteelt, de weilanden en de uitgestrekte rijstvelden met begroeiing op de dammen.
Gebruik van herbiciden en andere chemische middelen speelt hierbij een rol. De meeste rijstvelden aan de Magentaweg zijn al decennia geleden overwoekerd of verkaveld ten bate van de eigen kinderen, kleinkinderen en allochtonen uit het binnenland van Suriname. Zij migreren massaal naar de vroegere plantages die door slaven zijn aangelegd. Geen één lantaarndrager heb ik in de avonduren gezien. Geen bánábeki’s met hun gele snavels en lange staartveren; ook niet de roofvogels die vooral van waterslakken, vogeltjes en vissen in de natte rijstvelden leefden. Nog even dan zullen ook de groene hagedissen, die overdag op de woonerven te zien waren, verdwijnen. Honden en katten maken jacht op hen. Door honger gedreven? Leguanen zijn nu zeldzaam geworden. Een lekkernij niet alleen voor marrons, maar ook voor vele jonge Vedische hindoes. Vrees voor krokodillen in de sloten hoef je niet te hebben: die worden als saté geconsumeerd.
De natuurgeluiden worden overstemd door het geluid van het voorbijrazende autoverkeer, dankzij de groei van de welvaart. Ook hier leeft men gehaast en zelfs teruggetrokken. Het groeiende individualisme zegeviert zienderogen.
Eigenlijk heb ik weer allen, lieve familieleden en vrienden, die bijgedragen hebben aan mijn ontwikkeling, gezien. In mijn herinneringen en in stilte. Ongestoord door niemand. Helaas te kort! Van enkelen heb ik gedroomd. Eén droom was bijzonder plezierig.
Ik heb weer de opkomende zon, de vertrouwde zachte maan in de avonduren, de heldere hemel met duizenden sterren en de feestgeluiden beleefd. Meer is er – voor mij – nauwelijks te beleven. Zelfs de pindasaus bij de lekkere báká báná is voor mij te heet. Vervreemd? Neen: mijn ájá (opa van vaderskant) uit Brits-Indië (India) hield niet van veel peper in ons eten. Zijn wil was wet voor onze moeder.
De boezemvrienden, neven en anderen zijn er niet meer. Enkele kennissen en buurtgenoten, allen in de tachtig, die nog leven, zijn vergeetachtig, klagend of licht dementerend. Dit alles veroorzaakt een onplezierig gevoel bij mij. ‘Mam’, je eet geen dokshá (Kaapse eenden), geen kwie-kwie en veel meer niet. Verveel je je niet? Een eerlijke, uiterst confronterende vraag. En toch geniet ik op een bijzondere manier: mijn jeugdherinneringen verfrissend. Ik wil ze niet vergeten. Met dankbaarheid denk ik aan de lieve familieleden die ooit mij hebben geholpen, en bovenal aan een oudere buurtgenoot-vriend die mij het onderwijs deed instappen.
Het aantal voorbijrijdende auto’s neemt intussen toe. Het begint weer te miezeren.
Ik las dit typisch egodocument, met duidelijk twee onderdelen, ook tweemaal. Het eerste deel beschrijft meer de zintuiglijke waarnemingen, het tweede over – wat je zou kunnen noemen – roerselen van de ziel. Het nostalgische verhaal is zo herkenbaar voor personen als Bris die het echte vaderland hebben verlaten en elders hun bed hebben neergezet. Jacob Presser typeerde egodocument als “documenten waarin een ego zich (bewust of onbewust) onthult of verbergt”. In het geval van Bris is het wel vaker meer onthullend, denk ik. Complimenten!
Tja meester Bris, herinneringen leven voort, om die te kunnen herbeleven moet je geïnteresseerd zijn in het verleden.
Alweer een mooi stuk. Mijn complimenten. Door uw verhalen beleef ik mijn jeugdjaren van 50 jaar terug in Suriname.
Groet,
Nirmala Balkaran
Heer Mahabier,
De dieren die u benoemt in uw overpeinzingen tijdens uw verblijf in Suriname, hebben met de jaren heen als het ware meegedaan aan een soort urbanisatie. Zich massaal natuurlijk niet verplaatst naar de stad, maar naar andere plekken waar voldoende overlevingskansen voor hun soort gelden. In de omgeving van mijn ouderlijke Boiti heerst thans een hagedissen plaag. Al het gevogelte dat op Magenta ontbreekt, hebben ook hun biezen gepakt en hun heil elders gezocht. Hun voorouders hebben tientallen jaren eerder al besloten om het gebied aldaar te ontvluchten, anders was het gedaan met hun voortbestaan. Uw overdenkingen hebben mij teruggeworpen naar mijn jonge jaren op onze geliefd platteland. Met voldoening uw beleving gelezen. Met dank, Soerin Marhé.
Meneer Mahabire
Uw recent geschreven stuk is een knap staaltje van schrijfkunst.U beschrijft zo beeldend wat vroeger was en nu verdwenen is door o.a. moderne technologie. Als lezer zie je het gewoon voor je en word je overmand door nostagische gevoelens.