blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

Over spot[dichten] gesproken

‘De Duitse regering staat vervolging van de komiek Jan Böhmermann toe, op Turks verzoek. […] Böhmermann droeg in zijn tv-programma Neo Magazin Royal op de publieke omroep ZDF een schimpgedicht voor waarin hij de Turkse president Recap Tayyip Erdogan een geitenneuker, pedofiel en homoseksueel noemde.’ NRC.nl (website), 15 april 2016.

hitlerrrrrhoeishetmetjou

ontleend aan bericht op website Geen stijl, 17.04.2016

 

‘Slechts 22 procent van de Duitsers heeft begrip voor het besluit van de regering, blijkt uit een peiling van Bild am Sontag. Ook onder de CDU-stemmers is het percentage dat geen begrip heeft voor Merkels besluit hoog: 63 procent. De meerderheid van de commentatoren in de Duitse media is het er daarentegen over eens dat de juridische weg in dit geval de juiste is. Daarmee zou Merkel laten zien hoe zo’n geval in een ‘westerse democratie’ wordt afgehandeld.’, de Volkskrant (website), 17.04.2016.

door Aart G. Broek

BESTUURLIJKE ZINNEN [spotdicht]

           Jezus antwoordde hem: ‘Ik verzeker je: deze nacht zul je, nog voor de
haan gekraaid heeft, mij driemaal verloochenen.’ Petrus zei: ‘Al zou ik met
u moeten sterven, verloo­chenen zal ik u nooit.’  Matteüs 26, 34-5 (Nieuwe
Bijbelvertaling
, 2004)

                                                              aa p   n oo t   m ie s   w i m   z u s   j e t
t eu n   v uu r   g ij s   l a m   k ee s   b o k
w ei _de   d oe s   h o k   d ui f   sch ā_pen

‘Dat ‘t nu eindelijk mag geschieden,’ dichtte Kees, de wethouder
met sociale zaken in zijn portefeuille, voor Does, lid van de raad
van commissarissen van de sociale werkvoorziening. Gemankeerde
lijven behoorden hun beider carrière toe. Als zijn strak verheven lid
verdween een van zijn vingers tussen vochtige lippen.

                                                                                      Zo zompig
een gladde gleuf verlangde hij zich al sinds z’n pukkelige puberjaren.
Nu ’n kalende man begeerde hij nog driftiger het zuigende zinnebeeld
binnen bereik om schokkend in te stoten. Davids wellustige psalmen
golfden al weer uit z’n lendenen in de gedroomde schoot van zíjn
toezichthouder. Hunkerende vochtigheid dichtte hij haar toe, maar
woorden bereikten zijn gedicht voor haar al maar niet.

                                                                                       De vrouw
met wie hij bed en kinderen deelde had nooit met zo’n nat verlangen
op hem liggen wachten. Zijn eigen lippen kwijlden nu de hartstocht
in haar, zijn Does, terwijl zij hem om haar vinger wond met ’n glimlach
die verleiding loog en met een teder dralende hand op z’n arm
tijdens een kort beraad. Haar bekkenbodem was gebarsten. Kezen
kwam er sowieso niet meer van, zeker niet met deze portefeuillehouder
(zijn vissenogen, huh!), maar ‘t bestuursventje was zo bruikbaar.

                                                                                       Haar lippen
verfde zij met ‘t  speeksel van haar tong, zij trilde zacht haar vingers
over z’n hand, look haar ogen verlegen en wist de schacht van ‘r Kees
zondezwaar bij het lezen van zijn leidraad voor het leven: de Bijbelse
psalmen. Hij leegde zich en vulde schromelijk sjorrend en zacht
grommend de begeerlijke leegte van zijn echt. Lust dichtte een regel
om mee te openen: ‘Dat ’t nu eindelijk mag geschieden.’

                                                                                       Gesloten, droog
bleven z’n vrouwen: moeders sliep en van zijn dartele Does was weer
de heup uit de kom geschoten. Kees koesterde jachtig ’t gulzig zinderen
voor zijn teefje. Begerig tekende hij het besluit van de raad, dat mocht
’n flinke duit kosten: de werkvoorziening is iedere cent waard. Hij schoof
z’n kleverig gerei uit ‘t zicht. Zondige zinnen zouden volgen.

 

                   Achter Leiden / Kust-, Duin- en Bollenstreek, 8 december / 2
ok­tober (over jaren); el­ke gelijkenis van figuren in dit gedicht
met bestaande personen berust op toeval, be­hal­ve in het
geval van Mies in de viskraam op de boulevard van Katwijk.


Dit spotdicht verscheen als ‘illustratie’ bij mijn bijdrage ‘Geloof zelfs God niet op Zijn woord; Een pleidooi voor tegenspraak’ aan: Extaze; LIterair Tijdschrift,  5, jrg. 2, nr. 1 (januari 2013), pp. 36-46, resp. 47-48; voor persoonlijke ervaringen die zijdelings invloed op het ontstaan van dit spotdicht hadden, zie ‘Onder het Katwijkse blauw’ en het essay Dwarsliggers; het onderwerp betreft primair, dat spreekt, een opmerkelijk algemeen fenomeen in bestuurlijk Nederland.

***

‘Waarom zouden we smerige taal over mijn religie tolereren?’,

‘Everyone has to hold their tongue, has to maintain a level of decency in what they write. If they write something provocative and something bad happens, the government will not take responsibility. If someone writes filthy things about my religion, why should we tolerate it? Recently it has become a fashion to call someone a freethinker who says nasty things about religion. I do not see any free thinking here. All I see is filth. Why would they write such nasty things? I obey the commandments of my religion, if someone writes bad things about the person whom I obey as my prophet; it would not be acceptable to me. Those who do this only make their filthy mind known to the world.’
Sheikh Hasina Wajed, premier van Bangladesh (op onderstaande foto rechts; links koningin Máxima), geciteerd in The Post On Line, 17.04.2016

Hierna een spotdicht op de gemankeerde Lesbian, Gay, Bisexual & Transgender(LGBT)-emancipatie op de Nederlands-Caraïbische eilanden; met bijzondere dank aan Paul de Leeuw.

MOOIE MANNEN IN DE MONDI *]

Aart G. Broek

Ze lopen nonchalant
of liggen in het droge gras,
zitten fier op een rots,
verlangend blikkend naar het moederland.
Ze staan soms met z’n tweeën
of soms struinen ze alleen.
Altijd als ik er een zie lopen
dan denk ik waar wil’ie heen.
Dan staan ze weer te lachen
of ze spelen de machoman,
soms hebben ze zich in de olie gezet
en glinsteren in de trillende zon.

Mooie mannen in de mondi
ik weet niet waar ik kijken moet
Mooie mannen in de mondi
ik weet niet waar ik kijken moet
Mooie, blote mannen in de mondi
ik weet niet waar ik kijken wil
ah, oeh, prrrr

Er zijn weer mooie mannen in de mondi:
korte broek en weinig meer.
Er zijn weer mooie, blote mannen in de mondi
met hun lijven in de weer.
Er zijn weer blote mannen in de mondi,
stoere, hete zijn er bij.
Kijk nou naar die blote mannen in de mondi!
Alleen die mooie mannen kijken niet naar mij!

[refrein]

Soms liggen ze te  dromen met zo’n grasje in hun mond,
ik kan dan uren kijken naar hun welgevormde body,
en net als ik de mondi uit wil sluipen
richting snackbar aan de weg,
gil ik zomaar naar zo’n blote gozer:
“Jij bent de jongen die ik zoek!”

[refrein]

Er zijn weer mooie mannen in de mondi
en waarom ben ik zo schriel?
Waarom ben ik geen mooie man in de mondi?
Wat is er mis met ik?
Waarom ben ik een bleekscheet in de mondi
met een overdosis schroom?
Waarom ben ik sowieso niet in de mondi
en leef ik in een droom?

[refrein]

Ai, ieder jaar opnieuw die regentijd,
het hoost en plenst verwensingen,
de mondi wordt een modderpoel
van schaamtevolle angst en agressie.
Dan denk ik: oké, leve het Koninkrijk!
Hoogtijd voor het vliegtuig:
want tijdens homofobe regens is er
voor alle mannen in de mondi
altijd nog de Hollandse zonneschijn!

Mooie mannen in de mondi
Weten waarheen ze kijken moeten
Alle mannen uit de mondi
Weten waar ze schuilen kunnen
Mannen uit de mondi
Weten waar welke wetten beschermen.
Blote mannen in de mondi worden
blote binken op Amsterdamse grachten!
ah, oeh, prrrr

*]   mondi (Papiaments): het licht glooiende, droge landschap van Aruba, Bonaire en Curaçao met stekelige struiken, cactussen en door de wind gekromde bomen; wildernis.
greenish 018

Eerste voordracht van dit spotdicht bij gelegenheid van de boekpresentatie Curaçao! Curaçao! die werd georganiseerd door uitgeverij In de KnipscheerPodium Mozaïek, Amsterdam, 25 september 2011.

 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter