blog | werkgroep caraïbische letteren

Over literaire toe-eigening en white privilege in Helmond met Karin Amatmoekrim

door Abdelkader Benali

Het begon ermee dat we een kwartier te laat kwamen. Niet door de zenuwen, maar verkeerde inschatting van de reistijd. Karin praat wel en ik ook dus de reis ernaartoe verliep wat dat betreft geanimeerd. Meteen bij binnenkomst gingen we aan de slag. We hadden net wat te weinig tijd om de discussie goed aan te slingeren. Daarnaast was het onze eerste duo-presentatie waarin we allebei voor het eerst dit heikele thema verkenden.

 

Amatmoekrim Benali

Karin gaf ook aan dat wat cool of hip of mainstream is, wordt bepaald door schoonheidsidealen. Het Westerse schoonheidsideaal is blonde middenklasse, zie veertig jaar Vogue-omslagen met tot aan de jaren “00 geen enkele zwarte vrouw op de cover. Blank en blond maakt uitingen van “afwijkende,” minderheidsculturen mainstream en dus aanvaardbaar. Zie het twerrken van Miley Cyrus, gaf Karin als voorbeeld. Deze dynamiek waarin de gemachtigde de vruchten plukt van de opbrengst van de machteloze heet White Privilege. Ander voorbeeld: In het zuiden van de Verenigde Staten bewerken de slaven het land en koken geïnspireerd door hun Afrikaanse culinaire traditie met de producten van het land, dit leidt tot een Southern Kitchen die door de blanke slavernijhouders met de gasten in de eetruimte wordt gedeeld en zo mainstream wordt gemaakt.

Na afloop kwamen twee leerlingen naar ons toe die door wilden praten. Ze vonden het interessant en vroegen zich af wat we met de termen “blank,” en “wij,” bedoelden. Ik vond dat mooi. Al m’n hele leven worstel ik met de termen “moslims,” “gekleurd,” “zwart,” “allochtoon,” dus iets van die verwarring kon ik met hen delen. Ik vond ze sterk, deze meiden.

De tweede klas was meteen een grote groep, er waren ook leerlingen van de vorige groep teruggekomen. Blijkbaar vonden ze het, ondanks de gevoeligheid en hoge “schandaal-factor,” toch erg interessant. Karin legde eloquent, dan weer beheerst en dan hartstochtelijk uit waar voor haar het probleem van agency ligt, het gegeven dat een aangestelde uit de machtsgroep namens de minderheidsgroep spreekt, zoals Multatuli deed in de Max Havelaar, hij komt op voor de inlanders, als spreekbuis fungeert hij, maar was Multatuli zich ervan bewust dat deze positie ook problematisch was? Dat het de uitkomst was van die machtsstructuur waarin hij leefde en werkte? Echt spannend werd het bij het thema Zwarte Piet en het karikaturiseren van de zwarte man. Karin vertelde dat ze als kind rond Sinterklaas met afschuw keek naar de knechtrol van Zwarte Piet, die ook nog eens met een Surinaams accent sprak en en zich uitsloofde in onderdanigheid. Waarom ergerde ze zich eraan? Wat zegt dat over representatie van de Ander? En kan je er wat aan doen? We behandelden dit summierder dan we zouden willen.

Tot dan toe was het voor de leerlingen soms vermakelijk, dan weer interessant betoog, maar ze zaten nog wel in hun comfortzone. De reacties kwamen pas los toen ik beelden liet zien van blanke Nederlanders. Eerst die van Tokkies en toen die van een Baarns modelgezin. M’n vraag was met wie van de twee ze zich het meest identificeerden? En tegen welk beeld zet je je af? Ze vonden het duidelijk niet fijn om gezien te worden als Tokkies, maar ze hadden ook een afstandelijk gevoel bij dat modelgezin. Ik vertelde dat ik deze gevoelens ook heb wanneer algemene of cliché-beelden worden getoond van Marokkanen of zwarte mensen, en dat ik niet snap waarom mensen toch op basis van deze beelden over Marokkanen of minderheden blijven spreken. Deze beelden werkten goed omdat de Tokkies en het Baarnse modelgezin hen een spiegel voorhield. Ze zetten zich af tegen karikaturen, net zoals Karin en ik en vele anderen zich afzetten tegen karikaturen en simplificaties. Het bruggetje naar literatuur was snel gemaakt: als literatuur een geweldige empathiemachine is waarin we door personages worden meegenomen in een geloofwaardig verhaal, dan zullen we toch ook op zoek gaan naar identificatie, identificatie die staat of valt met de kwaliteit van de representatie van de Ander, de zwarte vrouw, man, de moslim, de gehandicapte, etc, en wanneer een schrijver zulke personages ongeloofwaardig of gebrekkig neerzet, dan zetten we ons daar instinctief tegen af. We vinden het verhaal ongeloofwaardig vinden. Als we het geen kitsch kunnen noemen, dan vervalt de hele notie literair werk. Daarom kan de literatuur alleen maar profiteren van deze discussie: het is een strijd om geloofwaardigheid in de hele Republiek der Letteren.

 

[overgenomen van Facebook]

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter