Over liefde, kwaad en onmogelijke vergeving
door Walter Lotens
Hannah Arendt is terug van weggeweest. Als ze dat al ooit was. Deze Duits-joodse politiek denker en filosofe stierf in 1975 – ze werd 69 jaar – en liet een zeer uitgebreid en controversieel werk na dat nog steeds een grote actualiteitswaarde heeft.
De film Hannah Arendt uit 2012, uitstekend geregisseerd door Margarethe von Trotta, heeft alvast Arendts leven en denken onder de aandacht van een breder publiek gebracht. Maar intussen is de belangstelling voor Hannah Arendt alleen nog maar groter geworden met als voorlopig orgelpunt in ons taalgebied, de oprichting van een heus Hannah Arendt- instituut dat het denken van Arendt vanuit een breed maatschappelijk kader benadert. Maar er zijn ook de werken van de filosofen Dirk De Schutter en Remi Peeters over haar en er is nu ook de recente aankondiging van de Nederlandse filosoof Hans Achterhuis dat hij werkt aan een boek over Hannah Arendt. Het zoveelste.
Wie was Hannah Arendt?
En dan is er nu ook recent een Nederlandse vertaling van een nieuwe Arendt-biografie verschenen van de hand van de Zweedse theologe en ethica Ann Heberlein. Daarmee vergroot zij de berg monografieën die over Hannah Arendt bestaan.
Hoe gaat Ann Heberlein te werk? Zij wil, zoals ze in haar voorwoord aangeeft, aan de hand van Hannah Arendts tragische leven haar ontwikkeling als intellectueel schetsen. Daarvoor doet zij een beroep op veel van haar boeken, maar ook op teksten, dagboekaantekeningen, gedichten en briefwisseling tussen haar en haar vele vrienden van wie vooral Martin Heidegger een voorname plaats in haar leven innam.
Ann Heberlein noemt Hannah Arendt met een vrij algemeen woord ‘een intellectueel’, maar dat vraagt toch wel een beetje uitleg. Wat was zij eigenlijk precies? In het algemeen wordt Arendt als een filosoof gezien, maar zelf verzet ze zich tegen die beschrijving. ‘Mijn beroep, als je dat überhaupt zo kunt zeggen, is politieke theorie. Ik voel me geen filosoof en heb ook niet het idee dat ik geaccepteerd ben onder de filosofen.’ Dat zei ze zelf, nadat ze nog eens goed aan haar sigaret had getrokken, in een beroemd geworden interview voor de Duitse televisie. Heberlein vindt dat Arendt in de eerste plaats niet activistisch was, of zelf politiek. Volgens haar was zij onderzoeker, en de drijfveer van een onderzoeker is het vinden van de waarheid. In haar inleiding van ‘Denken’ schrijft Arendt echter zelf dat ‘ze de relatief veilige gebieden van de politieke wetenschap en theorie ingeruild heeft voor het behoorlijk ontzagwekkende van ‘Het leven van de geest’ in plaats van ze ongemoeid te laten. Het is waarschijnlijk niet toevallig dat ‘Denken’ opent met een citaat van Martin Heidegger, haar leermeester, die met de jonge Hannah in Marburg ook een geheime verhouding had. ‘Denken leidt niet tot kennis, in tegenstelling tot de wetenschappen. Denken levert geen bruikbare levenswijsheid op. Denken lost de raadsels van de wereld niet op. Denken verleent niet onmiddellijk de macht om te handelen.’
Het kwaad
Eén ding is zeker: Arendt was een eigenzinnige, en vaak slecht begrepen denker. Laten we het daar maar bij houden. Dat bleek onder meer toen zij op vraag van The New Yorker in 1961 als verslaggever naar Jeruzalem trok om het gemediatiseerde proces tegen nazi Adolf Eichmann te volgen. Zij werd voor haar verslag daarover in Israël verguisd als een nestbevuiler – zij was Joodse – omdat haar verweten werd de gruweldaden van het nazisme te ‘banaliseren’, terwijl het helemaal niet haar bedoeling was dat de term werd gebruikt om de daden te omschrijven, maar wel de dader(s). Dat noemde zij ‘de banalisering van het kwaad’ en dat riep bij haar de vraag op: ‘Zou de denkactiviteit als zodanig tot de voorwaarden kunnen behoren waaronder mensen zich van kwaad onthouden of die hen zelfs daadwerkelijk tegen het kwade conditioneren?’
Ann Heberlein schetst chronologisch het coming of age – verhaal van de Kleine Hannah, in 1906 geboren in het Pruisische Koningsbergen – nu Kaliningrad – , die verliefd wordt op de grote filosoof Martin Heidegger, maar die in de woelige jaren dertig haar land ontvlucht en in Parijs terechtkomt, waar het echter ook te gevaarlijk wordt voor Joden – zij was intussen samen met Heinrich Blücher – en nadat zij eerst opgesloten werd in het Franse concentratiekamp van het Franse Gurs slagen zij erin om de Pyreneeën over te steken en via Spanje en Portugal bereiken zij uiteindelijk in 1941 de Verenigde Staten waar zij tot het eind van haar leven zal blijven doceren en schrijven. Dat is in een notendop het tragische levensverhaal van Hannah Arendt en het zijn die concrete ervaringen die haar denken mee bepalen.
Recht op rechten
Die correlatie tussen leven en werk brengt Heberlein zeer goed in beeld in 26 kleine hoofdstukken. Haar pleidooi voor ‘het recht op rechten’ is een zeer goed voorbeeld van wat zij als ‘statenloze’ zeer goed heeft ervaren. De les die de Holocaust leerde was dat de erkenning als mens iemand niet automatisch beschermd tegen wreedheden. Daar is een staatsburgerschap voor nodig en die kan volgens haar het best gegarandeerd worden door staten en niet door een of ander abstract internationaal verbond. Aan dat principe kan op dit ogenblik meer dan ooit getwijfeld worden, want de Orbans van deze aarde zijn maar koele minnaars van het principe ‘recht op rechten’. We moeten opletten om Arendt te canoniseren. Kritisch lezen, ook van haar werk, blijft de opdracht.
De liefde
Arendt werd in haar leven niet alleen geconfronteerd met het kwaad, maar ook met de kronkelwegen van de liefde. Zowel in het begin als op het einde speelde Martin Heidegger een belangrijke rol in haar leven. Vanaf 1950 kwam ze terug in contact met de oude filosoof. Hoewel alles erop wees dat Heidegger het nazisme ondersteund heeft en lid was van de NSDAP, werd Hannah Arendt verblind door haar loyaliteit en liefde voor Heidegger. Ann Heberlein vraagt zich af: ‘Waar haalde ze de kracht vandaan om een man te vergeven die haar niet allen op het persoonlijk vlak had verraden, maar ook actief een ideologie gesteund had die haar en het volk waartoe ze behoorde als minderwaardige mensen beschouwde?’ (p. 171)
De onmogelijke vergeving
Dat brengt Heberlein tot wat zij ‘De onmogelijke vergeving’ noemt. Als vergeving niet mogelijk is, wat is er dan wel mogelijk? ‘Verzoening’ zegt Heberlein: ‘Terwijl vergeving inhoudt dat de schuld van de zondaar wordt afgenomen, houdt verzoening in dat degene die verzoent erbij blijft dat het gebeurde fout was, maar wat er gebeurd is.’ (p. 185)
Ondanks die tragische levensweg blijft Hannah Arendt een hoopvol wezen. Het vermogen zich een bestaan na het heden voor te stellen, een toekomst, is bepalend voor de mens om te overleven. Alleen wie over dat vermogen beschikt – het vermogen te hopen – kan wreedheden en onmenselijkheden overleven. Dat is ook de motor voor haar amor mundi, maar, voegt ze eraan toe, – en dat is ook het begincitaat van Heberleins boek – ‘Het zou een vreugde zijn om te leven, als de wereldgeschiedenis maar niet zo afschuwelijk was.’
‘Vriendin’ Hannah
In haar voorlaatste hoofdstuk ‘Liefde zonder pijn’ verwijst Heberlein naar het werk van de literatuurwetenschapper Wayne Booth die stelt dat lezen een relatie is met de schrijver, een vorm van vriendschap. Dat vindt ook Hans Achterhuis die in Zonder vrienden geen filosofie schrijft dat een artikel van hem over Hannah Arendt niet meer dan een liefdesverklaring was aan haar. Zo verging het ook de veel jongere Ann Heberlein. Dat bekent zij in haar voorwoord: ‘Hannah Arendt is al jaren een vriendin van me.’ Alleen ‘liefhebbers’ kunnen zo over auteurs schrijven, want achter die figuur en achter al die boeken gaat een wereldbeeld die ons begrip van anderen en van ons zelf kan helpen verdiepen.’
Ann Heberlein, Over liefde en kwaad, de biografie, Spectrum, Amsterdam, 2020, 228 blz., ISBN 9789000370658