blog | werkgroep caraïbische letteren

Over een flanerende denker

door Walter Lotens

In In het teken van Saturnus worden drie opvallende intellectuelen uit de vorige eeuw bij elkaar gebracht. Het gaat over twee essays, respectievelijk van de Duitse politieke denker Hannah Arendt en van de Amerikaanse essayiste en romancier Susan Sontag over het werk van de Duitse schrijver en criticus Walter Benjamin (1892-1940).

Arendt die Benjamin persoonlijk kende, schreef in 1968, op het einde van haar leven, een driedelig essay voor de The New Yorker over de man die in 1940, op de vlucht voor de nazi’s, zelfmoord pleegde op de Frans-Spaanse grens. Het kortere stuk In het teken van Saturnus van Susan Sontag verscheen in de New York Review of Books van 1978 en werd als titel gebruikt voor deze verzamelbundel, samengesteld, vertaald en ingeleid door Dirk De Schutter en Remi Peeters. Volgens Sontag betekent geboren worden ‘in het teken van Saturnus’ lijden aan melancholie of zwartgalligheid en dat was volgens haar het geval bij Benjamin die leefde in het besef dat er zoveel verloren is gegaan, maar ook omdat je als mens geen gedachten of eigenschappen kan ontwikkelen die niet vrijwel meteen hoogst bedenkelijk te noemen zijn.

Paradijs en parelduiker

Van Benjamin is de beroemde uitspraak ‘Maar er waait een storm uit het paradijs’ en ‘deze storm drijft hem onstuitbaar naar de toekomst, die hij de rug toekeert, terwijl de puinhoop voor hem hemelhoog oprijst. Wat wij de vooruitgang noemen, is deze storm.’ (p. 44) Deze zin is veelzeggend voor de geschiedenisopvatting van Benjamin. Er zit een messiaanse benadering in vervat. Er is de begintijd van het paradijs, het verval in de vorm van de aardse geschiedenis, en een storm die ons vanuit het paradijs een onbekende toekomst inwaait. De filosoof Thomas Decreus draait die beroemde zin van Walter Benjamin om. Deze omkering is tevens de titel van zijn essay ‘Een paradijs waait uit de storm’, een stelling die ik graag onderschrijf. Er is geen paradijselijke begintijd en evenmin valt er een toekomst te verwachten waarin mens en maatschappij in volledige harmonie met zichzelf kunnen leven. De enige manier waarop we een glimp van een paradijs kunnen opvangen, is in en doorheen ons concreet, historische handelen. (1) Hannah Arendt beschrijft deze benadering met behulp van een prachtig beeld: ‘zoals de parelduiker, die naar de bodem van de zee afdaalt, om in de diepte het rijke en zeldzame, de parels en de choralen, los te wrikken en als fragmenten naar boven te brengen, zo duikt Benjamin in de diepte van het verleden.’

Zonderlinge marxist

Is Benjamin dan een conservatieve melancholicus? Daaraan kan getwijfeld worden. Zowel Hannah Arendt als  Susan Sontag als de samenstellers van deze essaybundel proberen Walter Benjamin en zijn werk te omschrijven, maar het blijkt dat hij een niet-classificeerbaar iemand is, waardoor er al gauw verschillende interpretaties ontstaan. Zo noemen Dirk De Schutter en Remis Peeters in hun inleiding Benjamin geen conservatieve, maar, integendeel ‘een revolutionaire melancholicus’. Waarschijnlijk typeert Hannah Arend hem nog het best wanneer zij schrijft ‘Walter Benjamin was misschien wel de meest zonderlinge marxist – en we weten hoeveel zonderlingen deze beweging voortgebracht heeft’. 

De flaneur

Walter Benjamin zal altijd wel een raadselachtige figuur blijven. Daar zijn alle auteurs in deze bundel het over eens en daarom rijst er in hun verschillende benaderingen toch eenzelfde beeld op, namelijk dat van een flâneur. ‘Zijn denken flaneert, het verwijlt bij een onderwerp, het gaat niet doelgericht af op het eindpunt van een redenering, maar schuifelt rond, trappelt als het ware ter plaatse, zoals je in een boekhandel of antiquariaat rondsnuffelt. (p. 9) By the way: Benjamin was een onverzadigbare verzamelaar. Met die vergelijking verwijzen de inleiders naar het hoofdstuk met als titel ‘De flaneur’ in het essay ‘Het Parijs van de Second Empire bij Baudelaire’ dat Benjamin in 1938 schreef toen hij nog in Parijs leefde. Susan Sontag verwijst in haar essay ook naar dat beeld van een 19de-eeuwse flâneur zoals die gepersonifieerd werd door de figuur van Charles Baudelaire en zijn verhouding met steden. ‘De straat, de galerij, de zuilengang, het labyrint zijn altijd weerkerende thema’s in zijn literaire essays, en vooral in zijn geplande boek over het negentiende-eeuwse Parijs, maar ook in zijn reisverslagen en memoires.’ (p. 114)

Veel van Benjamins plannen zijn nooit afgeraakt – hij brak in totale wanhoop zijn leven af – maar ook het werk dat hij achterlaat was nooit echt ‘af’ in de traditionele betekenis van het woord omdat de gelaagdheden en de associaties die er in voorkomen slechts waardevolle brokstukken – parels, schrijft Arend  – zijn van zijn literaire, marxistische wandelingen zowel in de economische  onderbouw als in de bovenbouw van de immateriële wereld. Zo schrijft Michael Löwy in een studie over Benjamin dat ‘De flaneur’ van het essay ‘Het Parijs van de Second Empire bij Baudelaire’ geen zwever is, maar iemand die met een kritisch marxistisch oog kijkt naar zijn omgeving. Zo citeert Benjamin daarin met instemming ook Friedrich Engels die in zijn De toestand van de arbeidersklasse in Engeland schrijft: ‘De botte onverschilligheid, het gevoelloos isoleren van iedere enkeling binnen zijn particuliere belangen treedt des te afstotender en beschamender aan de dag naarmate deze individuen dichter op deze ruimte opeengepakt worden.’ En enkele regels verder voegt hij er het volgende commentaar aan toe: hoe meer de mens ‘zich bewust wordt van deze bestaanswijze die hem door het productiesysteem werd opgelegd, hoe meer hij proletariseert, des te meer bevangt hem de kilte van de wareneconomie en des te minder zal hij geneigd zijn zich met de waar te identificeren.’ (2)

Benjamin is tachtig jaar geleden overleden, maar zijn ‘brokstukkenwerk’ mét parels blijft levend. Walter Benjamin wandelt nog steeds rond. Dat blijkt onder meer uit de inspiratie die de samenstellers van de prachtige openluchttentoonstelling Congoville in het Antwerpse Middelheim hebben gevonden bij Charles Baudelaire en Walter Benjamin. Ook hier overheerst het beeld van de flâneur letterlijk en figuurlijk. Met deze essaybundel heeft de eigenzinnige uitgeverij Octavo een Nederlandstalig lezerspubliek een mooi brokje denken van Arendt en Sontag over het werk Walter Benjamin aangeboden.

Hannah Arendt/Susan Sontag, Walter Benjamin, In het teken van Saturnus, Octavo, Amsterdam, 2021, 160 blz., ISBN 9789490334307

(1)Thomas Decreus, Een paradijs waait uit de storm, EPO, Berchem 2013

(2) Michael Löwy, Juifs hétérodoxes. Romantisme, messianisme, utopie, Paris, Éditions de l’éclat, 2010. Vertaling: Johny Lenaerts (www.grenzeloos.org).

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter