Oratie voor dr Jos de Roo
Op vrijdag 12 september 2014 promoveerde Jos de Roo aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift Praatjes voor de West; de Wereldomroep en de Antilliaanse en Surinaamse literatuur 1947-1958. Hieronder de laudatie door promotor prof. dr Michiel van Kempen.
Amsterdam, 12 september 2014
Beste Jos,
De academische geplogenheden willen dat degene die je als eerste feliciteert na de succesvolle verdediging van je proefschrift, je aanspreekt met ‘Zeergeleerde’. Maar ik heb daar moeite mee. Niet omdat je met dit proefschrift die titel niet zou verdienen, maar omdat ik je altijd al heb aangezien voor een Zeergeleerde in de Caraïbische letteren. Ik herinner me nog goed hoe ik in 1983 de eerste passen in dit glibberige vakgebied zette en bij boekhandel Vaco aan de Domineestraat in Paramaribo een opmerkelijk mooi vormgegeven boekje kocht: De tijd zal het leren, van B. Jos de Roo. B. Jos de Roo, ik dacht dat het boekje B. was en ik heb ook nog gezocht naar A. Jos de Roo, maar dat was er niet. Het boekje dateerde al van 1974 en jij maakte erin duidelijk hoe knap de mythische tijd- en ruimtestructuur van de roman Sarnami, hai van Bea Vianen in elkaar stak. Dat structuralistisch analyseren, dat heel precies van centimeter tot centimeter lezen, lag jou wel. Het kwam je van pas in je loopbaan als leraar in Nederland, Suriname en Curaçao en als journalist in Curaçao, Nederland en Aruba. Het resulteerde ook in een reeks van maar liefst twaalf boeken, in een groot aantal recensies in het dagblad Trouw en in tal van artikelen in tijdschriften en bundels. Terecht komt in het personenregister van je proefschrift de naam Jos de Roo voor met een heel rijtje paginaverwijzingen – al valt het me wel op dat de B daar is weggevallen.
Toen je in 2002 stopte als programmamaker bij de Caraïbische afdeling van Radio Nederland Wereldomroep, vestigde je je op Aruba. Daar werkte je nog als correspondent, en toen ik je schreef of niet voelde voor een proefschrift antwoordde je twee dingen: ‘Tegen mijn zin in ontdekte ik dat dit toch een sluimerende wens van me is’, en even verderop in je antwoord: ‘Ik ben bang dat ik voor een promotor een dood paard zal worden.’ In die geur van paardengesnuif begon het idee van een proefschrift vorm te krijgen. Natuurlijk gingen jouw gedachten allereerst uit naar een nieuwe structuralistische benadering van Antilliaanse of Surinaamse literatuur, maar de tijden zijn veranderd: nog altijd is er behoefte aan mensen die nauwkeurig kunnen lezen en analyseren, maar de resultaten van zo’n analyse komen pas goed tot hun recht binnen een groter, functionalistisch kader. Een ideaal onderwerp lag onvermoed dichtbij: in het grote archief van de Wereldomroep lagen honderden transcripties van programma’s en teksten van schrijvers van wie de namen ons nu bekend in de oren klinken, maar die in de naoorlogse jaren nog totaal onbekend waren. Het inventariseren daarvan en het doornemen van het draaiboekenarchief was een enorme klus. Vervolgens kon je aan de slag met wat je het liefste deed: teksten lezen en analyseren, en die met jouw grote kennis van de Nederlands-Caraïbische literatuur contextualiseren. Maar je moest ook kijken naar de werking van radio-uitzendingen, naar de technische manier waarop radiogolven het luisterpubliek bereiken, naar mogelijke signalen van luisteraars die reageerden. Dat je als doorgewinterd journalist een vlot lopend verhaal zou gaan vertellen, dat verbaast natuurlijk niet. En toch was het een cruciaal moment toen je na je eerste uitgeschreven hoofdstuk moest vernemen dat je niet op de goede weg zat en dat het helemaal over moest. Toen heb ik tegen je gezegd: je hebt A gezegd, nu dan B. Jos de Roo.
Je hebt die kater van je afgeschud in de Caraibische Zee en je bent met bewonderenswaardig doorzettingsvermogen en taaie energie doorgegaan. En zo vond je de juiste passaatwind en bracht je in kaart wat de Wereldomroep heeft betekend voor de naoorlogse opkomst van de Antilliaanse en Surinaamse literatuur. Met die functionalistische benadering begaf je je met één been in de mediastudies, maar tegelijkertijd bracht je belangrijke correcties en aanvullingen voor de literatuurgeschiedenis. In je proefschrift zien we hoe schrijvers geboren worden, misschien moeten we zeggen: hoe schrijvers gemaakt worden. Voor schrijvers als Frank Martinus Arion, Boeli van Leeuwen, Hubert Dennert, Jules de Palm en John Leefmans is de Wereldomroep van grote, om niet te zeggen: van beslissende betekenis geweest. Door een vergelijking te maken met wat men bij de BBC deed, laat je ook zien hoe uniek het was wat er hier gebeurde: dat één man, Johan van de Walle, bij een Nederlands radiostation het voor elkaar kreeg om uitzendingen te maken niet enkel in het Nederlands, maar ook in het Papiamentu, het Sranantongo, het Bovenwinds Engels en ik meen zelfs ook in het Sarnami, en met orale vertellingen door Johan Ferrier en Raúl Römer. Je brengt uniek materiaal naar voren over nationalistische bewegingen als de Círculo Patriótico en Wie Eegie Sanie en je laat ook licht schijnen op iets wat we zelden of nooit in de literatuur zien: dat migranten niet enkel problemen ervaren in hun vestigingsland, maar ook vol verbazing en bewondering naar hun nieuwe land kunnen kijken. Daarmee draag je dus ook bouwstenen aan voor de imagologie van Nederland als migratieland.
Zeergeleerde Jos, je hebt niet alleen A gezegd maar ook B, en hoe! Van dit proefschrift hing voor jou niets af als het ging om maatschappelijke carrière en als literatuurwetenschapper en criticus had je je sporen allang verdiend. Hoe je het dan toch kon verantwoorden naar Elly toe om je al die tijd niet onder te dompelen in Wein, Weib und Gesang, weet ik niet. Maar het is je gelukt. Je hebt als eerste van een nieuwe groep promovendi je proefschrift voltooid, ik vind dat een grootse prestatie waar ik enorm veel respect voor heb. Ik feliciteer je er van harte mee, het was een groot plezier om met je te werken en ik ga de lange telefoongesprekken over de oceaan heen nog missen. Ik wil in mijn felicitaties ook betrekken je twee fraaie paranimfen, die zich van nu af ongetwijfeld vanuit hetzelfde respect B. Julius de Roo en B. Martijn de Roo gaan noemen. Het laatste woord is voor jou, Elly: ook mijn hartelijke felicitaties aan jouw adres, ik geef je hierbij de vers gedoctoreerde voor de volle honderd procent terug, jij bent de enige in dit gezelschap die mag zeggen: B. Jos de Roo, voortaan ben ik voor jou wel de enige echte A.
Michiel van Kempen
*
Graag zou ik in contact met dhr. De Roo willen komen. Hij is mijn leraar nederlands geweest voor een aantal maand in 1970 op de Koningin Wilhelmina MAVO te Waddinxveen. Kort en hevig, want hij ging weer terug naar Suriname. Heb mij altijd afgevraagd hoe het hem verder is vergaan.
Ik zou graag weer in contact willen komen met Jos de Roo, die ik persoonlijk kende via mijn ouders Chris en Lucila Engels op Stroomzigt. Ik zoek namelijk informatie over de kunstwerken van Sticusa (Stichting Culturele Samenwerking) die vroeger bestaan heeft en een collectie kunstwerken heeft o.a. van Curacao. Wie gaat hierover en waar staan ze opgeslagen. Suriname en Aruba kregen hun deel terug.
M.v.g. Verele
Ha Varele. Mijn adres: josderoo@hotmail.com
De collectie Sticusa is verdeeld over verschillende instituten. Ik weet dat de bibliotheek op Aruba iets heeft en zo moeten er ook werken op Curacao zijn terecht gekomen.
Beste Meneer De Roo,
ik ben Norma van het CPI in Paramaribo, waar U mijn docent Nederlands bent geweest. U kent mij natuurlijk niet meer, maar U kunt zich misschien wel herinneren dat ik elke dag Uw zoon, Julius van school ging halen en naar U terugbracht, voordat ik naar huis ging.
Ook ken ik nog een leuke anecdote die U toen verteld hebt:
Als U wilde dat Julius dacht dat een woord niet toegestaan was, een “vuil woord” was, hij zei misschien “aardappel”,dan zei U, dat hij dat niet meer moest zeggen omdat dat niet netjes was. Wanneer hij boos of gefrustreerd was om iets naars dat er gebeurd was, riep hij dan:” Äardappel, aardappel, aardappel!” En de hele klas lag in een deuk! We hadden een fijne tijd met U!
Mijn e-mailadres heb ik hierbij vermeld, wilt U aub reageren? Wat zou ik U graag terugzien. En Julius natuurlijk ook!
Groeten aan U en Uw gezin, vooral aan Julius.
Liefs,
Norma.