Opstand van jeugdige wokers
door Evert Duintjer Tebbens
In de NRC van 12-13 februari 2022 werden enkele pagina’s gewijd aan een hedendaagse trend van studentenprotest, (uit)gedragen door de woke-student. Patricia Veldhuis en Frederiek Weeda (dochter van? → prof. Iteke Weeda) beschrijven op vlotte wijze de manifestatie van deze wokers, die zich in en buiten de collegezalen laten gelden. Hun actuele protest is méér dan onmin, het gaat om zeer stellige standpunten, even krachtig als onvermijdelijk eenzijdig. Je bent woke òf niet woke, that’s the question.
Opstand tegen een scala van conventies, óók tegen woordgebruik, is van alle tijden. Ik noem de opstandelingen hier jeugdige wokers en ze doen mij denken aan het studentenprotest in de jaren zestig met de ASVA van Ton Regtien en Provo met Roel van Duijn, Rob Stolk en vele anderen. Eerst dit: wokers doen mij beurtelings huiveren en iets begrijpen van de portee van hun pertinente bezwaren. Helaas vertonen deze bezwaren nare, fundamentalistische trekjes. Voorop stellen zij uitzondering en afwijking, met de bedoeling die in het volle licht van het centrum te plaatsen. Misschien steigeren zij al bij het woord ‘uitzondering’ vanwege (vermeende) impliciete discrimi-natie. Welnu, mij gaat het om een uitzondering of afwijking zoals in de statistiek: een kwantitatieve benaming van wat zich aan het uiteinde van de bekende normaalcurve afspeelt (met dank aan Gauss en Quetelet).
Welke bezwaren maken zij? Het begint met woordgebruik. Een regelrechte aanduiding met hij of zij, − het artikel vermeldt liever de Engelse woorden he en she − wordt niet getolereerd: ieder mens, vindt de woker, is (nl.) man èn vrouw: vervang hij of zij derhalve en gebruik ‘zij’ (they). Dat dit volgens de docent grammaticaal incorrect is, wànt een meervoudsvorm, wordt door de woker misprijzend van de hand gewezen.
De grote keel die uit verontwaardiging wordt opgezet, zo begrijp ik uit het artikel, is m.i. die van de onvervalste verketteraar, die juist de ànder, de tegenpartij, van ketterij beticht. Wrével is één ding, maar nadrukkelijke Prinzipienreiterei voert naar een zwart-wit-denken en gaat gemakkelijk samen met een dramatische vooringenomenheid.
Dit soort taaldiscussies, gespeend van gevoel voor taal en taalschoonheid met permissie, roepen bij mij grote afkeer op. De hele discussie over gender neutraliteit heeft bij mij hetzelfde effect, niet omdat ik geen begrip wil opbrengen voor de toenemende variatie in ‘genderheid’, −integendeel, het is een actuele en relevante ontwikkeling− maar omdat het, naast lelijk taalgebruik, de discussie zo verengt en omdat die zo onaangenaam verongelijkt gevoerd pleegt te worden.
Dit doet zich ook in het volgende voorbeeld voor. Het strijdpunt gaat hier, veel lijflijker, over de omgang met elkaar, en wel over het inderdaad stereotiep en ergerlijk frequent onderscheid dat gemaakt wordt tussen mensen die in een rij staan voor de entree van kantine of college (of iets dergelijks). Aan een zwarte student wordt bijv. de studentenkaart gevraagd, niet aan de witte.
Maar hoe dramatisch en contraproductief, ja, averechts is het voorstel van de desbetreffende student (m/v) om over te gaan tot het creëren van een safe place zoals het artikel beschrijft. Dit in het kader van de door haar voorgestane dekolonisatie. Natuurlijk ben ik het principieel en van harte met deze student eens, dat al de vormen van geringschatting tot en met diepgaande persoonlijke krenking en belediging, directe afkeuring verdienen. Ook begrijp ik dat hier een uitweg gezocht wordt. Tegelijk vind ik het een nieuwe manier van kolonievorming, noem het een omgekeerde kolonisatie, al is dit wat overtrokken.
Een voorbeeld van de averechtse uitwerking zien we in nieuw gedrag, zoals heel pijnlijk, in de zelfcensuur die docenten zich meer dan eens opleggen. Ten eerste betekent dit dat de gedachte-wisseling ontbreekt òf uit de weg wordt gegaan, zoals bij polarisatie de gelederen eerder gesloten worden en de standpunten verharden; ten tweede wordt een schijnvrede in de hand gewerkt, met een goede kans ‘valse tolerantie’ te kweken, oftewel elkaar voor de gek te houden! Ziehier de langzame loopgravenoorlog tussen de verongelijkten aan beide zijden.
Hoe boeiend de Buitenhof-discussie in hetzelfde weekend te volgen tussen Joris Luyendijk, Sylvana Simons en Neelie Kroes o.l.v. Twan Huys. Op een hoger niveau en ruiterlijk debatteerden zij naar aanleiding van De zeven vinkjes, net verschenen en ongetwijfeld als lééstrend in aantocht. De anders rabiate Sylvana had een goed betoog en Joris stelde zich volgens mij onverbloemd kwetsbaar èn overtuig(en)d op.
Waar het me om gaat is dat de nieuwe zwakke plekken van onze steeds chaotischer wereld van hedendaagse bejegening en over-informatie, via zoveel ernstig overschatte media, hier behoorlijk duidelijk konden worden. Hoe duidelijk laat ik onbesprolen, maar denk aan Piketty, die de volkomen doorgeslagen kapitalistische maatschappij analyseert, en Luyendijk, die een rake socio-psycho-logische analyse geeft van verhoudingen en ongelijkheden, en de scherpe tegenstellingen anno nu.
Terug naar het zestiger-jarenprotest. Want eigenlijk deed het geprikkelde dan wel getergde woke-gedrag me denken aan de grove verontwaardiging van later studentenrumoer in de jaren zeventig, gericht tegen een hoogleraar, die werd aangevallen om z’n oude stijl van het hoorcollege en het thuis tentamineren. Het ging om een voortreffelijk onderzoeker en schrijver, die als hoogleraar sociologie en amerikanistiek héél veel te melden had, prof. A.N.J. den Hollander. Ik meen dat A. de Swaan (allang weer emeritus hoogleraar) het toen voor hem opnam, een aantal studenten wilde hem eenvoudig weg hebben en -sturen. Nieuwsgierig geworden kocht ik toen onmiddellijk zijn Americana uit 1970 (studies over mensen, dieren en een kaktus tussen rio grande en potomac, aldus de ondertitel). Een tijd later nog eentje: Het démasqué in de samenleving, geschreven in 1973-75.
Ongelooflijk ter zake en precies waar het anno nu om draait! Ik herlas vanochtend zijn Voorwoord.
Zijn démasqué geldt de Amerikaanse samenleving en hij liet zich inspireren door de muckrakers, voortreffelijke journalisten, maar ook ‘geestverwante tijdgenoten en romanciers’, die uiterst goed gedocumenteerd en in hun tijd ingevoerd op ongehoord grote schaal wantoestanden, kuiperijen, doofpotten etc. ontmaskerden, volgens den Hollander nergens in de wereld ooit zoveel en zo onverschrokken vertoond. Hij zoemde in op de periode 1902-1912.
We zouden elk woord in dit boek ter harte kunnen nemen en vooral de academische geest die er uit spreekt. Want de zelfcensuur die ik net aanstipte is een soort Waterloo van het universitaire bolwerk van geleerdheid. Zo bekeken, kan ook een woke-beweging verderf zaaien in plaats van op te stijgen naar een discussie met een belofte, één die niet cancelt en daar evenmin op uit is, zich niet isoleert of afscheidt, maar de arena zoekt voor debat op niveau; éérst een Hannah Arendt lezen en dàn oordelen. Niet klagen over een witte schrijver zo min als over een zwarte, maar in staat zijn naast het eigen gelijk te gaan staan en niet louter bevestiging te zoeken. Reken maar dat menige universitaire docent of professor hen juist véél kan leren, veel, dat de woke-student tot enige bescheidenheid zou kunnen brengen; een academische vrijheid met zoveel gaten, omdat het parool ‘vrij schieten’ is, ìs geen academische vrijheid, maar ontaardt in een zielloos keurslijf.
En denkend aan de rancune waar ter Braak al zoveel eerder over schreef: uit rancune komen buiten-rationele zaken voort, verbrokkelde bouwstenen, rijp voor afbraak, maar zonder toekomst, zonder lente.
Leeuwarden,15 februari 2022