blog | werkgroep caraïbische letteren

Opstand in de Para – Leren van geschiedenis 89

door Hilde Neus

Recentelijk zijn er onlusten geweest in de Para. Regelmatig worden daar zaken aangekaart door de bevolking omdat er grondstoffen worden geëxploiteerd in gebieden die volgens de Inheemsen en tribale volkeren binnen hun domein liggen. Dat is problematisch omdat zij niet gekend zijn in de overeenkomsten, of dat er langs de dorpsbewoners heen is gewerkt. Aangezien er nationaal afspraken zijn gemaakt, en zelfs internationaal verdragen geratificeerd, kan er via de rechter aangevochten worden dat er in het gebied wordt gemijnd. Maar we weten allemaal hoe eindeloos lang dergelijke processen kunnen duren.

Dus grijpt men naar guerrillatactieken, met helaas soms noodlottige gevolgen. Dat is nu zo, en dat was vroeger zo. In de Para lagen voornamelijk houtplantages, maar als bepaalde houtsoorten waren weggekapt, werden de slaven aangemaand om te verhuizen. Als ze dat niet wilden, kon er een opstand uitbreken. Ook waren er Marrons in de Para, die de stad soms dicht naderden. Hier een verslag van een aanval op een plantage.     

Gebied rond de Pararackreek, zijtak van de Para. ©Nationaal Archief Nederland; VEL1753

Opstand bij de Pararackreek

Op 23 november 1757 werd aan de gouverneur en raden van Politie en Criminele Justitie gerapporteerd dat men op de zevende per brief had laten weten dat de weglopers achter Pararac bij Nawich zijn geweest. Vaandrig Joseph de Lachau had op die datum bemerkt dat hij bij thuiskomst hoorde dat er weglopers in de buurt waren en bij Nawich een bok (hier werden inheemsen mee aangeduid) hadden geschoten, en een neger hadden meegenomen. Alles bij de bokken – een Inheemse nederzetting – en Nawich was ‘gespolieert’. Lachau hoopte dat het Hof er begrip voor had dat hij ze onmiddellijk had verjaagd.

Later gaf de vaandrig uitgebreider verslag. Hij had tot 8 uur geschoten, en kreeg toen assistentie van dhr. Jock en een blanke met 3 schutternegers van Vranck. Om 9 uur stuurde hij een brief naar beneden, waarop om 10 u een blanke van plantage L’Esperance kwam, en een met een lastdrager van Concordia. Met hen en elf schutternegers ging hij achter Pararac naar de vrije Indianen, waar hun Kapitein Klaas doorschoten was met een pijl. Ze trokken naar de koffiegrond van Nawich waar enkele doodgeschoten weglopers (creolen geboren in het bos, ze waren niet gebrandmerkt) werden gevonden. Een van hen was de kapitein van het detachement, wat bleek uit zijn sieraden, die werden herkend. Alles wat de weglopers hadden meegenomen werd teruggevonden, zelfs het lood en twee kruidkalebassen. Ze waren met zoveel haast gevlucht dat ze zelfs een halve warimbo (draagmand) met cassave hadden achtergelaten.

De achtervolging

Verder van de koffiegrond van Nawich zijn de achtervolgers door twee grote zwampen gegaan naar de lijn van zijn grond, en daarna naar Pinkernel, maar vonden geen sporen van voetstappen. Daarna naar C. Fock. En ze hebben overal in de ‘kappewiri en Cacan’ *) gezocht, maar verder niets gevonden behalve vier huizen waar de weglopers de nacht voor de aanval logeerden. Waarschijnlijk heeft de groep zich aangesloten bij haar grote commando. Volgens het verslag van de Indianen en de negers van Nawich bestaat het detachement uit 300 koppen, maar was bij deze aanval slechts 20 man sterk. Het bestond uit weggelopen slaven van Osembo, Ongelegen, van Fock en van Lachau zelf. Het hoofd is van plantage Osembo, de gevluchte neger Cupido.

Na thuiskomst beval Lachau dat zes negers van de plantages Altena en La Bonne Amitié gestuurd werden, om te kijken of de weglopers via de hoge ritsen waren weggekomen. Om vervolgens met zo veel volk als hij kon verzamelen hen te achtervolgen. Directeur Albinius heeft toegezegd met 7 blanken en twaalf schutters te komen. Alle plantages van de beneden-divisie Para werden gelast zich paraat te houden en op het eerste sein van Alarm (zodra de cours bekend was) met Lachau naar het bos te gaan.

Geen sporen      

De luitenant van Plantage Tampoka, Jacob Fetter, bevestigde dit relaas. Na het alarm vervoegde hij zich bij Klopman, de militaire officier. Op de grote Savanne zochten ze naar sporen. Ook de tocht op de 10e december leverde niets op, en vanwege gebrek aan provisie (ondanks dat ze voor drie dagen waren uitgerust) keerden ze terug. In deze ‘dangereuse tijden’ besloot Fetter in de divisie te blijven en pas op vraag van Kapitein Du Marin in Paramaribo mondeling verslag te komen doen.

Toen was het vangen van marrons een lastige taak. Ook tegenwoordig is het niet eenvoudig om mensen die het bos invluchten op te sporen. Goed overleg in het binnenland is dus een veel verstandiger strategie.

*) kapuweri = laag struikgewas; cacan = kankan: borstelachtige vruchten; kwatta-aapjes borstelen er hun har mee.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter