Opsluiten wegens uitschelden – Leren van geschiedenis 32
door Hilde Neus
In de afgelopen week zijn er enkele mensen opgepakt vanwege belediging van de president. In de wet staat dat dit verboden is, waarop reacties uit de samenleving loskwamen over de vrijheid van meningsuiting. Waarna weer enkele mensen in de pen klommen om het verschil tussen die vrijheid en het respectloos bejegenen van hoogwaardigheidsbekleders aan te geven. Is het uitschelden (met grove termen) van regeringsleiders geoorloofd? Wat zegt een dergelijk taalgebruik van de criticaster, wat zegt het van een samenleving? Tegenwoordig wordt er op Facebook gescholden dat het een lieve lust is, maar degenen met een dergelijk afkeurenswaardig taalgebruik verschuilen zich vaak achter een vals profiel.
Dwangmatig schelden
Vaak wordt gedacht dat de ongepaste uitingen een onderliggende mening weerspiegelen, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. Coprolalie is een begrip uit de psychologie dat inhoudt dat iemand onvrijwillig scheldwoorden gebruikt. Dit kan een kenmerk zijn van het syndroom van Gilles de la Tourette, een tic, meestal bewegingen. Vaak is dit voor de patiënt zelf pijnlijker dan voor zijn omgeving. Men moet daar dus mee leren omgaan, en proberen te voorkomen dat hij sociaal geïsoleerd raakt. Wanneer iemand ongecontroleerd allerlei krachttermen de ether in smijt, kan dat dus komen vanwege een gebrek aan een sociale rem in de hersenen. De hele gemeenschap kijkt hem afkeurend na, terwijl degene die de woorden uit daar misschien geen controle over heeft.
Respect verdienen en respect tonen
Uit de geschiedenis blijkt, dat dit gedrag altijd een probleem is geweest. Al in een plakkaat uit 1669 (nr. 13) staat dat je een magistraat niet mag beledigen, en zeker niet de majesteit. Je mag niemands goede naam ‘ontrooven’, of kwaadspeken. Schelden en verwijtwoorden veroorzaakten vele disputen en krakelen. De bewoners van de kolonie moesten elkaar met respect bejegenen. Dit gold voor de blanken onderling, maar ook slaven moesten ‘behoorlijk respect teegens blanken verschuldigt zijn’, zo werd aangegeven in een wet uit 1741. Gouverneur Mauricius gaf aan, dat de blanken daar geen misbruik van mochten maken. Dat gebeurde natuurlijk toch wel. Iemand met respect benaderen is lastig als je van mening bent dat die dat niet verdiend.
In de archieven valt het op dat vele verzoeken beginnen met de aanhef: ‘wel edelachtbare heren’, wanneer men een rekwest aanbood aan het Hof van Criminele Justitie en Politie. Er waren veel plichtplegingen in zwang, soms zelfs op het overdrevene af, zoals de satiricus Hendrik Schouten in een gedicht uit 1785 duidelijk maakt:
De verdubbelde achting
Een kundig Directeur in zijn Plantadie Werken,
Wiens Meester in het Hof van ‘s Lands Justitie zat,
Wilde altoos, wen hij schreef, zijn eerbied doen bemerken,
Dus hij het Tijtelwoord van Achtbaar nooijt vergat.
Naauw werd zijn Baas tot Raad van Politie verheeven,
Off ‘sLandmans achting vind zich in verlegenheid;
En pijnzend welk een Naam van Eer hem nu te geeven,
Bedagt zijn breinloos hoofd dit volgend onderscheid:
Dat hij den tweeden Rang nu dubbeld zal verhoogen,
Opdat d’aanzienlijkheid door eenmaal agt vermeer,
En schreef (beschouwt met regt de domheid van zijn poogen):
Wel edel Hooggeacht en sestienbaare Heer.
Geen etnisch gedrag
Omdat we veelal creolen in het openbaar krachttermen horen gebruiken, associëren we dit gedrag met hen. Wat volstrekt onjuist is, ook hindoestanen schelden uit, op min of meer dezelfde manier. Zo zeggen zij: Toor Mai ke boer, of Toor mai ke tjodo. Veel Surinamers verstaan dit niet en nemen er geen aanstoot aan. Elk volk gebruikt schuttingtaal, dat is menselijk. Wanneer je in een nieuwe omgeving met een andere taal inburgert, zijn het vaak die woorden die je het eerste leert.
Voor de slaven uit Afrika gold, dat zij allereerst hun eigen regels toepasten, en zij gaven er de voorkeur aan om normen en waarden vanuit de eigen bekende achtergrond op te leggen, en pas daarna regels van de nieuwe omgeving. Als het gedrag onacceptabel was, werd dat in bepaalde gevallen gemeld aan de eigenaars, of aan het bevoegde gezag. Dit heeft nog lang zo gegolden in het binnenland.
Een van de vergrijpen was het uitschelden van een ander. In Afrika bejegende men elkaar normaliter met bepaalde egards, en die gebruiken zijn terug te vinden in het oud Sranan of het Saramaccaans. Zo zou men tegen een ander kunnen zeggen: ‘Tangi tangi, mi hatti-lobbi, mi boosi ju futu, du mi da plessiri’. Voor beledigen had men vroeger verschillende varianten in terminologie, al na gelang de belediging: ‘lei, a takki lei, leiman (leugen, hij liegt, een leugenaar) kossi (schelden, hij scheldt – van curse); gongossa, gongossaman (beledigen) of kongro, kongroman (kwaadspreken, kwaadspreker). De meest voorkomende termen tussen mannelijke slaven onderling waren: ‘you mama pima’ [je moeders kut], wat als een grove belediging werd ervaren. Toen al, in een bron uit 1765. En je wordt er nog steeds voor opgesloten.