blog | werkgroep caraïbische letteren

Open brief: Museum Slavernijverleden moet óók over de slavernij in de Oost gaan

Open brief: maak Nationaal Museum Slavernijverleden inclusief en vertel óók over de Nederlandse rol in Indisch-oceanische slavernij

Afgelopen 30 januari werd door de gemeente Amsterdam bekend gemaakt welke organisaties de oprichting van een Nationale Museale Voorziening Slavernijverleden zullen onderzoeken: sociaal innovatiebureau IZI Solutions, Stichting Museum zonder Muren en Stichting NiNsee. De oprichting van een museum over het Nederlandse slavernijverleden is daarmee een stap dichterbij. Wij feliciteren de geselecteerde organisaties van harte en zijn het hartgrondig eens met de vastgestelde noodzaak tot meer aandacht voor de transatlantische slavernij en de erfenissen daarvan.

 

Tegelijkertijd merken wij teleurgesteld op dat Nederland weinig aandacht heeft voor slavernij rondom de Indische Oceaan. Nederland heeft ook daar een grote rol gespeeld. En nazaten hiervan leven nu ook in Nederland: denk bijvoorbeeld aan de Indonesische, Molukse, Papoea en Indische gemeenschappen. Hoewel de VOC wordt genoemd in het initiatiefvoorstel van Amsterdams gemeenteraadslid Simion Blom om een nationaal slavernijmuseum op te richten, wordt de opdracht om ideeën hiervoor in te dienen beperkt tot de transatlantische slavernij. Hiermee wordt opnieuw de kans gemist om een compleet verhaal te vertellen over het Nederlandse slavernijverleden. Met deze open brief roepen wij het college van Amsterdam en de drie geselecteerde organisaties op om een inclusief verhaal te vertellen over Nederlandse slavernij tijdens de koloniale periode.

Geschiedverzwijging is geschiedvervalsing

Het gebrek aan aandacht voor slavernij in de Indische Oceaan is doorgaans geen kwestie van kwade wil. Veel mensen wéten er simpelweg niets over, want ze krijgen het niet onderwezen op school en in musea is er zelden iets over te zien. Toch zijn er afgelopen decennia in verschillende week- en dagbladen zoals De Volkskrant, De Correspondent en De Groene Amsterdammer opiniestukken en rapportages over verschenen. Naast al langer bestaande Engelstalige academische teksten, zijn er recent ook twee Nederlandstalige publieksvriendelijke boeken verschenen, geschreven door Reggie Baay en Matthias van Rossum. Ook het project Mapping Slavery verhaalt over Nederlandse slavernij rondom de Indische Oceaan. Het is dus niet zo dat de kennis er niet ís. Een Nederlandse ‘traditie’ om postkoloniale stemmen weg te zetten als radicaal en cultuurvijandig, zoals onlangs werd betoogd in De Groene Amsterdammer door Larissa Schulte Nordholt en Remco Raben, draagt bij aan het weggemoffelde karakter van de bestaande kennis. Het past niet bij een museum over het slavernijverleden om deze traditie van wegmoffelen voort te zetten. Geschiedverzwijging is tenslotte ook een vorm van geschiedvervalsing.

 

 

Slavernij was wijdverspreid in Indisch Oceanische regio

Slavernij was wijdverspreid in de regio van de Indische Oceaan (Zuid- en Oost-Afrika, Zuid- en Zuidoost-Azië). Waar de West-Indische Compagnie (WIC) betrokken was bij de handel in tot slaaf gemaakte mensen via de Atlantische Oceaan, heeft de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) een belangrijke rol gehad in het gebied rondom de Indische Oceaan. Zo heeft de VOC in Mauritius, Madagaskar en Zuid-Afrika een beslissende rol gespeeld in het ontwikkelen van de infrastructuur om Europese handel in tot slaafgemaakten en goederen te realiseren en aldaar VOC koloniën te vestigen. Daarnaast werden tot slaafgemaakte mensen gedwongen zware arbeid te verrichten ten behoeve van de stichting, onderhoud en uitbreiding van VOC-vestigingen op Papoea, de Molukken en Indonesië. Medewerkers van de VOC handelden zelf veelvuldig in tot slaaf gemaakte mensen en zetten hen aan het werk voor hun eigen doeleinden. Ondertussen spekte de VOC haar kas door het heffen van speciale belastingen op die handel. Net zoals bij de transatlantische handel variëren de schattingen, maar gedacht wordt aan de verhandeling van zo’n 37.000 tot 54.000 mensen door de VOC in de 17e en 18e eeuw. Hoewel de slavernij formeel op 1 januari 1860 werd afgeschaft, bleef het overgrote deel van tot slaafgemaakten in bezit van eigenaren buiten Java. Slavernij heeft in voormalig Nederlands-Indië uiteindelijk nog tot halverwege de 20e eeuw bestaan. Deze slavernij ging gepaard met de creatie van een raciale hiërarchie, genocide op de Banda-eilanden, systematische onderdrukking en gruwelijk mentaal, fysiek en seksueel geweld.

 

Structureel racisme en seksisme

De erfenissen in Nederland van de Indisch-oceanische slavernij zijn talloos. Institutioneel racisme kan voortbestaan omdat ons ‘culturele archief’, in de woorden van Gloria Wekker, nog vol zit met koloniale denkwijzen en witte normen. Daarom ondervinden mensen met een niet-witte achternaam, zoals velen met een Indonesische, Papoea en Molukse achtergrond, discriminatie op school, op de arbeidsmarkt en op de woningmarkt. Etnisch geprofileerd worden, racistisch uitgescholden worden en seksueel geïntimideerd worden door mensen die last hebben van oriëntaalse fantasieën hoort allemaal bij het alledaagse leven van postkoloniale diaspora uit Zuidoost-Azië in Nederland. De Nederlandse staat wordt nog stééds aangeklaagd door overlevenden van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog vanwege het geweld gepleegd in 1945-1949, maar de publieke belangstelling hiervoor is mondjesmaat. De kritiek van Indonesiërs Francisca Pattipilohy en Jeffry Pondaag op het Nederlandse onderzoek naar de onafhankelijkheidsoorlog en dekolonisatie van Indonesië krijgt vooral gehoor vanwege hun niet-aflatende inspanningen en de steun van activisten uit de postkoloniale diaspora. Het algemene gebrek aan belangstelling voor de erfenissen van slavernij en kolonialisme die diaspora én bewoners van hedendaags Papoea, de Molukken en Indonesië aangaan is gerust koloniaal te noemen.

 

Koloniale competitie tussen postkoloniale diaspora

Het tegen elkaar uitspelen van Nederlanders met een postkoloniale achtergrond is een eeuwenoude koloniale dynamiek. Namelijk, verdeel de bevolking en heers over ze. Wellicht is dit onbedoeld, maar het aangenomen initiatiefvoorstel in de Amsterdamse gemeenteraad zet deze dynamiek van verdeel en heers voort. Dit terwijl de geschiedenissen én erfenissen van de verschillende koloniën met elkaar verweven zijn. Allen hebben geleden onder de imperiale praktijken van Nederland en de oplegging van een geracialiseerd systeem dat gepaard ging met geweld, onderdrukking en uitbuiting. Ook ná de formele afschaffing van slavernij in Suriname en Indonesië zijn deze locaties met elkaar verbonden; denk bijvoorbeeld aan de Javaanse contractarbeiders die onder verschrikkelijke omstandigheden gedwongen werkten op plantages in Suriname. We roepen het college van Amsterdam en de gekozen organisaties dan ook op om deze koloniale dynamiek van verdeel en heers niet te herhalen.

 

Dekolonisatie betekent solidariteit

Gelukkig is het niet enkel kommer en kwel. Vooral onder jongere generaties is het besef doorgedrongen dat échte dekolonisatie alleen kan gebeuren als de verschillende postkoloniale diaspora uit de voormalige Nederlandse koloniën samenwerken. Het werk van het collectief Zwart onder Oranje, dat onder andere zowel Surinaams-Nederlandse als Moluks-Nederlandse leden heeft, is hiervan een treffend voorbeeld. In januari 2018 organiseerde het Dekolonisatie Netwerk voormalig Nederlands-Indië samen met hen en anderen de uitverkochte bijeenkomst in Amsterdam ‘Dekoloniale discussies: slavernij in Nederlands-Indië’. De pijn van de afwezigheid van publieke aandacht voor dit verleden en het niet-kennen van de eigen geschiedenis trok als een mistige wolk door de ruimte. Er ontstonden openhartige gesprekken tussen postkoloniale diaspora uit Zuidoost-Azië en uit Suriname en het Caribisch gebied. Hartverwarmend waren de oproepen van Afro-Surinaamse Nederlanders om “aan de poorten te rammelen” van de instituten die het helemaal niet of enkel willen hebben over de transatlantische slavernij. Er is dus zeker óók draagvlak voor een inclusief museum, dat de naam ‘nationaal’ daadwerkelijk eer aan zou doen.

We kunnen en willen deze open brief niet afsluiten zonder te erkennen dat er decennialang strijd is geleverd door Afro-Surinaamse en Afro-Caribische Nederlanders. Dit werk ging en gaat dikwijls gepaard met grote persoonlijke, emotionele en financiële gevolgen. Hoewel Indonesische, Papoea, Molukse en Indische mensen onderdeel zijn geweest van anti-racisme bewegingen in Nederland, is er nooit een collectief opgestaan dat deze diaspora verenigt en consistent aandacht heeft gevraagd voor indisch-oceanische slavernij. Wij kunnen daarom om inclusie vragen in een op te richten museum, omdat anderen überhaupt voor een dergelijk museum hebben gestreden. Dit werk erkennen we, dit werk eren we, en dit werk respecteren we ten volle. Met onze open brief bouwen we op hun inspanningen voort.

In de geest van erkenning en verbondenheid, vragen we het college van Amsterdam en de gekozen organisaties zich niet voor het koloniale karretje te laten spannen. Verzwijg niet opnieuw een deel van de geschiedenis en speel postkoloniale diaspora niet tegen elkaar uit. Zorg daarentegen voor een inclusief verhaal over het Nederlandse slavernijverleden, met gelijkwaardige aandacht voor de transatlantische en de indisch-oceanische slavernij en de hedendaagse erfenissen daarvan.

Initiatiefnemers:
Mariska Jung, Stephanie Welvaart, Marit van Splunter en Jazie Veldhuyzen van Dekolonisatie Netwerk voormalig Nederlands-Indië.

Klik hier om deze Open brief mee te ondertekenen!

 

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter