blog | werkgroep caraïbische letteren

”Onze assembleeleden kunnen toch lezen…” van Alphons Levens

Ingezonden brief: Onze assembleeleden kunnen toch lezen…

Het is voortdurend een gedoe omtrent spreektijden in ons parlement, De Nationale Assemblee.

Op radio ABC hoorde ik een assembleelid dat meester in de rechten is zeggen:”Ik heb nog twee minuten spreektijd over. Misschien kan ik van andere parlementariërs minuten lenen (of overnemen).” Een andere parlementariër, een medisch specialist, zei daarna op hetzelfde radiostation:”Wij hebben geen spreektijd over.” Weten wij nog van welk Franse woord “parlement” is afgeleid? Dit terzijde.
Ik vraag me af waarom de parlementariërs in onze De Nationale Assemblee nauwelijks of nooit met papers werken. Je wint toch een hoop spreektijd als je wat je wilt zeggen, jouw toespraak, reactie of commentaar, op papier zet en stuurt naar alle fractieleiders, de Assembleevoorzitter, de griffie, de regering en de pers? Dan kan de discussie of het debat meteen beginnen!

Alphons Levens.

[Van de site van Schrijversgroep ’77, 9 augustus 2011. Eerder gepubliceerd in de Ware Tijd van maandag 8 augustus 2011, pagina A7.]

Het mooiste gedicht van Alphons Levens ooit

door Janus Miraculus

Om maar met de deur in huis te vallen, ik ben niet bepaald een bewonderaar van de dichter Alphons Levens. Te pas en te onpas stuurt hij door hemzelf tot gedichten bestempelde schrijfsels op naar de Ware Tijd, die ze warempel ook nog als gedichten plaatst. Het verbaast mij dus ook niet dat hij zijn gebundelde gedichten in eigen regie heeft moeten uitgeven, maar in ieder geval bezorgt de Ware Tijd hem tenminste nog wat publiciteit.

Maar opeens stond er dan afgelopen maandag zowaar een leesbaar, want niet op (zogenaamd) rijm gezet gedicht van Levens in de krant over de spreektijd van parlementariërs, het minuten overnemen of lenen, het niet overhouden van spreektijd, en wat dies meer zij. Daarbij liet Levens niet na om duidelijk te maken van een hoger niveau te zijn dan de besprokenen, meesters in de rechten en artsen, die kennelijk niet zouden weten van welk Frans woord ‘parlement’ is afgeleid. Maar dan gaat hij de fout in door zich af te vragen waarom deze mensen niet met ‘papers’ werken. Alsof het Franse werkwoord ‘parler’ hetzelfde zou betekenen als het Engelse zelfstandig naamwoord ‘paper’. Ken uw talen, meneer Levens!

De kop boven dit gedicht van Alphons Levens luidde: “Onze assembleeleden kunnen toch lezen…”, er dus duidelijk op aansturend dat onze vertegenwoordigers in dat praathuis voortaan op papier (paper) zetten wat zij te vertellen hebben om het dan op een efficiënte manier te distribueren en het vervolgens in de DNA voor te lezen. God verhoede dat dit ooit gaat gebeuren. Was Levens soms de man die Bouterse succesvol heeft geadviseerd om lange monologen van papier voor te lezen in het parlement? Slaapverwekkend, dan nog liever een gedicht van Levens, ik bedoel maar…

De rol van de krant bij het opnemen van ingezonden stukken is mij ook niet helemaal duidelijk, want waarom plaatsen ze al die ‘gedichten’ van Levens onvoorwaardelijk? Omdat hij lid is van Schrijversgroep ’77? Het is dat zijn gedichten nog net niet in de Ware Tijd Literair staan, alhoewel die ook niet altijd even kritisch is. Ik herinner mij dat jaren geleden een geëngageerd gedicht van Kurt Nahar was opgenomen in de Ware Tijd Literair, waarbij je je moest afvragen waarom het was geplaatst en of de redactie Nahar niet beter in bescherming had kunnen nemen door het gedicht niet – althans niet in deze rudimentaire vorm – te plaatsen. Dat ware eerst een gepaste vorm van zelfcensuur.

[van Suriname Stemt, 10 augustus 2011]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter