blog | werkgroep caraïbische letteren

Onjuistheden in verslag Rahan

door Jos de Roo

Stuart Rahan slaat de plank behoorlijk mis in zijn “verslag” van de Caraïbische letterendag (klik hier). Hij beweert dat ik in de discussie getornd zou hebben aan de dichterlijke vrijheid van Dobru. Ik zou hem weggezet hebben als niet geslaagde nationalist omdat hij in zijn gedicht ‘Ik wil geen strand zijn’ de metafoor gebruikt dat hij een rots wil zijn. Volgens Rahan was het mijn stellige overtuiging dat Suriname geen strand heeft en dus ook geen rotsen. Als Rahans beweringen waar zouden zijn, zou ik me als zwakzinnige hebben gekwalificeerd.

Wat is wel het geval geweest? De Caraïbische letterendag had als thema de receptie van Surinaamse literatuur in Suriname en Nederland. Het ging dus om lezerservaringen. In dat kader had ik het over het gedicht van Dobru. Ik vertelde dat ik veel waardering voor hem had en het helemaal eens was met zijn strijd voor de waardering van het eigen culturele goed en zijn actie voor een eigen Surinaamse literatuur. Daarom was ik teleurgesteld dat hij in zijn gedicht zegt dat hij geen strand wil zijn, terwijl Suriname wel stranden heeft, maar een strand van rotsen, wat Suriname niet heeft. Dit niet Surinaamse beeld laat me als lezer met de vraag zitten of hij zijn nationalisme als dichter wel goed had doordacht. Een dichter met de ideologie van Dobru maakt ook zijn beeldenwereld Surinaams, zoals hij wel doet als hij in hetzelfde gedicht zegt dat hij een drum wil zijn die roffelt door de aderen van zijn volk.

Een aantal mensen was het helemaal niet met me eens. Zij vonden de beelden wel geslaagd. Daarop antwoordde ik dat het prima is als er verschillend over wordt gedacht. Maar dat werd niet geaccepteerd. Rahan schrijft dat ik mijn misplaatste bewering bleef volhouden. Wat wil hij dan? Dat ik met terugwerkende kracht mijn lezerservaring verander? Dat kan toch niet.
In de discussie maakte Gerda Havertong een treffende opmerking. Zij was het helemaal niet met me eens. Zij zei dat elke Surinamer wel begreep wat Dobru bedoelde en dat ik moest beseffen dat Surinamers decennialang waren opgevoed met beelden van buiten Suriname. Ze trof de kern van de zaak waar het mij om ging: ik had verwacht dat Dobru dat vanuit zijn ideologie niet zou doen. Mijn opposanten vonden het geen bezwaar dat hij dit wel deed. Prima: ieder zijn lezersvrijheid.
Het is dus helemaal niet waar dat ik getornd heb aan de dichterlijke vrijheid van Dobru, zoals Rahan beweert. Hij tornt zelf aan mijn lezersvrijheid. Evenmin heb ik beweerd dat Dobru een niet geslaagde nationalist was. Wel dat hij als dichter zijn poëtica niet volledig heeft aangepast aan zijn ideologie. Ook niet waar is dat ik beweerde dat Suriname geen strand heeft en dus ook geen rotsen. Ik weet wel beter.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter