Onderzoekers dekolonisatieoorlog hebben de schijn al snel tegen
Hebben we het te veel of juist te weinig over het leed van Nederlanders en Indische Nederlanders in de jaren na 1945? De meningsverschillen over deze vraag zijn onoverbrugbaar.
door Sander van Walsum
Het duurt nog ruim twee jaar voordat het wetenschappelijk onderzoek naar de dekolonisatieoorlog in Indonesië zal zijn afgerond. Maar nu al worden twijfels geuit over de onafhankelijkheid of de deskundigheid van de onderzoekers. Zo valt vrijdag bij het NIOD, een van de betrokken organisaties, een brief op de mat van de Federatie Indische Nederlanders (FIN) waarin voorzitter Hans Moll de vrees uit ‘dat het onderzoek eenzijdig is vormgegeven en wordt uitgevoerd’.
Lees verder in de Volkskrant, 13 juni 2019.
Zie ook ‘Bezwaren tegen het Nederlandse onderzoek’, 27 november 2018
Over ‘de last van de geschiedenis’ zou werk van Fanon ter hand genomen kunnen worden.
“Laat men mij vooral goed begrijpen. Ik ben ervan overtuigd dat het heel belangrijk zou zijn om van negerliteratuur of architectuur uit de derde eeuw voor Christus kennis te nemen. Ik zou me verheugen als ik wist dat er tussen een negerfilosoof en Plato een correspondentie had bestaan. Maar ik zie niet wat het zou kunnen veranderen aan de situatie van jongens van acht jaar die werken op de suikerplantages van Martinique en Guadeloupe.
We moeten de mens niet vastleggen, want het is zijn bestemming om losgelaten te worden.
Mijn daden worden niet bepaald door de last van de geschiedenis.
Ik ben mijn eigen fundament.”
Frantz Fanon, Zwarte huid, blanke maskers, 1970 [1952]; vertaling Evelien van Leeuwen.