blog | werkgroep caraïbische letteren

Oda Blinder, uit de schaduw 4

door Klaas de Groot       

Op 11 oktober 2020 kwam een kleine verzameling met werk van de Curaçaose dichteres Oda Blinder in mijn bezit. Onder de schuilnaam Oda Blinder schreef Maria Yolanda Corsen (Curaçao 10 november1918 – 30 juli 969) de gedichten die werden gepubliceerd in de bundels “brieven van een curaçaose blinde”, Heerlen 1968, uitgeverij Winants, Incognito, Rotterdam 1973 (Flamboyant, later In de Knipscheer). Die poëzie werd in 1981, herzien en aangevuld, uitgegeven door Meulenhoff in Amsterdam onder de titel Verzamelde stilte.

Oda Blinder (Yolanda Corsen) rust uit. Uit de Amigoe Ñapa van 31 juli 1981.

De bundels zijn nooit echt tot het grote publiek doorgedrongen. Daar staat tegenover dat al vanaf haar debuut in De Stoep in november 1944 (serie 2 nr. 4) lezers direct oog hadden voor de bijzondere kwaliteit van haar poëzie. Dat Curaçaose literaire tijdschrift, opgericht in 1940, werd de plek waarvandaan zij haar stem kon laten horen. Weliswaar verborgen door het pseudoniem dat de ‘chef’ van De Stoep, Chris Engels, voor haar had bedacht.

Het complete typoscript van ‘Wazig landschap’

Genoemde bescheiden verzameling bestaat uit een kunststof mapje met daarin het complete typoscript van ‘Wazig landschap’, dat deels is opgenomen in Verzamelde stilte. Dit werk heeft veel weg van een reeks prozagedichten. In het typoscript wordt de tekst drie keer onderbroken door geheimzinnige afbeeldingen van een mistige wirwar van getypte letters. Die voorstellingen passen goed bij de  sfeer van vervreemding  die in haar poëzie geregeld aanwezig is.

Een eerste druk van “brieven van een curaçaose blinde” zat ook in de aankoop. Op de voorflap van de bundel staat een titelloos gedicht in handschrift en op de achterflap een opdracht. Die luidt: “Aan Chris + [onleesbaar] met veel liefs van oda Januari 1969.” In het mapje zitten verder vier foto’s, gedateerd 22 april 1957. Op twee foto’s staat Yolanda Corsen naast een vrouw, op de twee andere naast een man. Vrouw en man waren samen het bevriende echtpaar Weststrate, wonend op Aruba. Dat blijkt  uit een krantenknipseltje in het mapje met de naam Chris Westrate en een artikel  van Jos de Roo in de Amigoe van 31 juli 1981.

Daarbij staat een soortgelijke foto van Corsen/ Blinder met “Mevrouw Weststrate”. De krant meldt nog dat  de familie Weststrate gedichten van Blinder zou hebben.  Daarover is niets bekend, maar misschien slaat de mededeling in de Amigoe wel op het typoscript in het mapje. Nog een aanwijzing van de Weststrate-connectie kan schuilen in het feit dat Oda Blinder in 1957 tweemaal gedichten publiceerde in Cultura, het maandblad van het Cultureel Centrum Aruba. Beide keren werd de publicatie begeleid door een toelichting ondertekend met de initialen Ch. W.

Oda Blinder en Mevr. Weststrate (Amigoe, 31 juli 1981)

De gedichten van Blinder zijn vaak sterk en indringend, hoe kort ze ook geregeld zijn. Haar werk is tegelijkertijd een belangrijk onderdeel van de Curaçaos-Antilliaanse literatuur. Na haar debuut  in De Stoep wordt haar naam steeds genoemd in de pers als ze weer een bijdrage heeft geleverd aan een nieuw nummer. Zij komt natuurlijk ook tevoorschijn door besprekingen van bekende gidsen in het Antilliaanse literaire landschap: Frank Martinus Arion, Jos de Roo en Wim Rutgers.

Minder bekend is de reactie die kort na het verschijnen van Blinders eerste bundel “brieven van een curaçaose blinde” in de Amigoe van 21 januari 1969 verschijnt. Recensent Fred de Haas  heeft het daarin over de “explosieve lading” van de gedichten en over een dichteres die tastend haar weg zoekt door ”duisternis en nacht, door kwelling en zelfverwijt, door waan en eeuwigheid (…)”. De Haas vindt het jammer dat de vorm die sommige gedichten hadden in andere publicaties, zoals De Stoep , niet gehandhaafd was en hij mist ook een paar gedichten, bijvoorbeeld ‘Eiland-impressie’, dat eerder verscheen in het blad Simadan. Maar de teneur van het stuk is positief.

Na deze recensie krijgt De Haas contact met Blinder, onder andere doordat hij van haar een typoscript ontvangt waarop twee gedichten staan: ‘Aan de ondergaande zon’ en ‘Kerkhof’. Het eerste gedicht staat later in Verzamelde stilte, in een andere vorm. Het gedicht ‘Kerkhof’ ontbreekt in alle drie de bundels.  

Belangstelling blijkt ook uit het feit dat vertalers zich met het werk gaan bezig houden. In Watapana jrg. 3 nr. 4, juli 1971 verschenen twee Spaanse vertalingen, gemaakt door Henry Habibe: ‘Curaçao de noche’ en ‘A la luna’. Habibe heeft jaren later nog samen met Fred de Haas aan vertalingen gewerkt . Dat leidde niet tot een publicatie. Wel verschijnen er in 2007 enkele ‘strofes’ van Blinder in een Engels/ Amerikaanse vertaling  in een Amerikaans tijdschrift. De vertalingen worden gepresenteerd als  “poems”. Maar in ” brieven” (geen paginering) en in Verzamelde stilte (p.87)  lijkt het meer om een strofevorm te gaan. Een voorbeeld is:

met geronnen moed
heb ik gevochten,
gezocht een
doelwit voor mijn
stollend bloed;
ik nam in trotse
wanhoop mee
een handvol leegten
als trofee.

De vertaling van  Carolyn Vines’  luidt:

congealed courage
I fought,
sought an outlet
for my stalled blood
in proud desperation
I took
a handful of emptiness
as my trophee

Literature and arts of the Americas, Issue 74 Volume 40 no. 1 2007, p.163

Friese vertalingen verschijnen er van de hand van Jan Dotinga, onder andere in het blad De Strikel. In de Amigoe van 23 februari 1970 wordt die gebeurtenis gelukkig voor het Antilliaanse publiek gememoreerd. Hierna wordt het een tijd stil. Een harde klap is wel te horen als poëziecriticus Rob Schouten een uiterst negatief stukje schrijft in Maatstaf 30 (1982 nr. 1) over Verzamelde stilte. Gelukkig krijgt de dichteres veel later wel een plaats in het Digitaal Vrouwenlexicon Nederland. Lodewijk Verduin schrijft daarin een lemma over haar in 2017.

Opvallende aandacht was er ondertussen vanuit de surrealistische, literaire hoek. Die interesse was waarschijnlijk het gevolg van het feit dat sinds het begin van het verschijnen van de poëzie van Blinder het woord ‘surrealisme’  geregeld gebruikt werd bij pogingen tot typering. Later werd het gebruik van dat begrip ter discussie gesteld, zoals dat ook gebeurde bij Tip Marugg. In ieder geval worden er door Laurens Vancrevel twaalf ‘brieven’ en nog drie andere gedichten opgenomen in zijn bloemlezing Spiegel van de surrealistische poëzie in het Nederlands  (Amsterdam 1989, Meulenhoff). Daarvan zijn alleen de laatste drie overgebleven in de herziene editie Nieuwe anthologie van de Nederlandse surrealistische poëzie, uitgekomen bij ‘Brumes  Blondes’, Bloemendaal 2012.   

De relatieve stilte rond het werk kan nu gelukkig letterlijk doorbroken worden, want de stem van de dichteres is nog steeds te horen dankzij een nieuwe bron: een audiocassette. Die cassette dook op bij Henry Habibe. Te horen was en is de stem van Yolanda Corsen die meer dan dertig van haar gedichten voorleest. Het beluisteren is een groot genoegen, omdat het voorlezen grotendeels op een natuurlijke manier gebeurt, een declameertoon ontbreekt. Op een typoscript, bij de cassette gevoegd, staat dat de opnames in 1968 van een spoel op cassette zijn gezet. Dat gebeurde dus nog voor haar overlijden, 30 juli 1969. Die spoel is naar Nederland gekomen in de tijd dat men bezig was met de uitgave van de eerste bundel. Dat vertelt een zuster van Yolanda Corsen aan Jos de Roo, volgens de Amigoe van 24 juli 1981.

Inmiddels is het gelukt om de cassette te digitaliseren en zo de gedichten in authentieke vorm makkelijker te beluisteren.  Voor de goede luisteraar wordt dan duidelijk dat de poëzie zelf ook nog steeds leeft. De meeste van de gedichten zijn na te lezen in brieven. Hier en daar zijn er verschillen te horen tussen wat Corsen voorleest en de teksten uit die brieven. Dat is ook het geval bij gedichten die alleen in Verzamelde stilte staan. Hierbij moet bedacht worden dat die bundel is samengesteld door Chris Engels die zich, nu onder zijn pseudoniem Luc Tournier, flink met de teksten bemoeid zal hebben. Aan het eind van de reeks zijn gedichten te horen die nog niet getraceerd zijn. Bij die verzen is het niet duidelijk is of het om losse strofen gaat of om een afgepast gedicht.

De reeks begint met het gedicht ‘Curaçao bij nacht’, dat in de bundel ‘Brieven’ de titel heeft: ‘Corsouw bij nacht’.

Curaçao bij nacht

De stad is leeg;
bol lacht zich de maan
om al de dode stenen,
om die stille muren,
om verlaten voetdrukken
van figuren
voor de volle leegten
weggevlucht,
om mij, die als de paljas
van mijn kuren
nog te somber ben
voor deze klucht.

Bovenstaande tekst komt uit Verzamelde stilte; in brieven is er een andere regelindeling. Het is interessant om de varianten te horen. Corsen leest bijvoorbeeld in plaats van ‘voetdrukken’  ‘voetsporen’  (r. 5) en ‘de paljas’ wordt ‘een paljas’ (r. 9). Dat lijken toch verbeteringen. Zo zijn er nog meer wijzigingen te horen in diverse andere gedichten. Indringend klinken twee Spaanse gedichten: ‘Ausencia’ en ‘Súplica’. Die staan niet in brieven, maar wel in Verzamelde stilte, ze moeten dus erg lang in het nagelaten werk gewacht hebben op publicatie.

Kopie van het gedicht ‘Mater Dolorosa’. Foto Klaas de Groot.

Inhoudelijk gezien past ‘Ausencia’, oftewel ‘afwezigheid’, goed binnen één van de belangrijkste onderwerpen van Blinder: de heftig gevoelde, en lichamelijk beleefde, afwezigheid van de geliefde, gekoppeld aan de onontkoombaarheid daarvan. Een ander onderwerp is krachtig in minstens vier voorgelezen gedichten aanwezig, dat is de religieuze beleving gericht op de vrouw, de Madonna en het kruisbeeld. Het Rooms-Katholieke geloof moet voor Yolanda Corsen zeer belangrijk zijn geweest. Dat is te horen aan en te zien in de gedichten ‘Vóór een Madonna’, ‘Mater Dolorosa’, Confiteor’ en ‘Voor een kruisbeeld’.  Het tweede gedicht staat in geen enkele bundel en is op dit moment alleen bekend van een kopie die Henry Habibe ooit kreeg van Chal Corsen, broer van de dichteres en zelf ook een gewaardeerd dichter.

Deze gedichten laten zien dat Oda Blinder over meer schreef dan Tip Marugg op licht ironische toon ooit opmerkte: “Oda Blinder schreef wenend-zangerige verzen over de meest reine liefde, de onbeantwoorde,” Maar hij zal niet al haar poëzie gekend hebben. Voorzichtig als zij was met het naar buiten brengen van haar werk.

[ Met dank aan Fred de Haas en Henry Habibe ]

[Dit stuk is een bewerking van een artikel dat op 9 oktober 2021 in het Antilliaans Dagblad  stond.]

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter